Выбрать главу

Hier was ze niet tegen opgewassen. Tegen deze massale slachting waarbij duizenden personen betrokken waren. Voor het eerst had ze bewust iemand moeten doden. Ze walgde van zichzelf. Opeens voelde ze twee armen om zich heen èn werd ze tegen een zacht lichaam aan getrokken.

‘Mijn arme meisje,’ zei Gondolin. ‘Dit had ik je zo graag willen besparen.’

Cyane huilde zoals ze nog nooit had gehuild. Haar hele lichaam schokte heftig en ze kokhalsde. Gondolin hield haar stevig vast. Ze sprak sussende woordjes.

De mannen kwamen verschrikt en verslagen om hen heen staan. Meroboth had een verbeten trek om zijn mond. Zijn ogen stonden bezorgd.

Het duurde lang voordat ze rustig werd. Haar lichaam verslapte en de tranen droogden. Uitgeput leunde ze tegen Gondolin aan. Pas nu kreeg ze oog voor haar omgeving. Ze zag de bezorgde gezichten van haar metgezellen. Zelfs Giffor stond bij haar. Hij leek oprechte belangstelling voor haar te tonen. En hij had haar zwaard gevonden, hij hield het stevig in zijn knoestige handen. De groene diamant straalde helder en onbeschadigd.

Tiron en Sirus waren inmiddels ook bij haar neergeknield en Meroboth hield haar nauwlettend in de gaten. De enige die er niet was en die ze ook niet meer had gezien sinds hij haar leven had gered, was Ikor. Ze krabbelde overeind en keek nog eens goed. De Fee was nergens te bekennen.

Tiron pakte haar vast. ‘Gaat het?’ vroeg hij.

Ze knikte beschaamd. Ze had zich aangesteld als een klein kind.

Tiron zag de verandering in haar gezicht. Ruw draaide hij haar naar zich toe. ‘Nee,’ zei hij dwingend. ‘Schaam je hier niet voor, Cyane. Ik reageerde net zo op de eerste veldslag die ik meemaakte en geloof me, het zal nooit veel beter worden.’

‘Precies,’ zei Sirus. ‘En dat is maar goed ook, want als je dit normaal gaat vinden, ben je niet menselijk meer.’

‘Doden is nodig om dit te overleven, Cyane,’ zei Tiron. ‘Ik ben al langer bij deze strijd betrokken. Ik heb al heel wat mensen moeten doden. Nooit zal ik eraan wennen en ik zal de rest van mijn leven de schuld met me meedragen.’

Cyane keek hem geschokt aan. Ze had er nooit bij stilgestaan dat ook Tiron had gedood. Onwillekeurig zag ze hem in een heel ander licht.

Hetzelfde licht als waarin zij nu ook stond, besefte ze plotseling. Ze rilde. Ze mocht niet oordelen. Ze had hetzelfde gedaan als hij. Ze had geen keus gehad en ze wist dat hij dat ook niet had gehad. Ze had levende wezens gedood. Daar moest ze mee leren omgaan. Er zouden er nog meer volgen in de strijd tegen de zwarte magiër.

‘Waar is Ikor?’ vroeg ze.

De anderen haalden hun schouders op. ‘Wat kan mij dat schelen,’ verwoordde Sirus hun gevoelens.

‘Ik ga hem zoeken. ‘Cyane maakte zich los van Gondolin en liep de groep uit, het protest van Tiron en Sirus negerend. Vanuit haar ooghoeken zag ze de oude koning Orion met zijn dochter Wananka uit het paleis komen. Ze haalde opgelucht adem. De veldslag en al die slachtoffers leken in ieder geval niet voor niets te zijn geweest.

De ravage in de burcht was groot. De Elfen toonden zich echter veerkrachtig. Slechts een klein uur nadat de strijd was afgelopen waren ze hard aan het werk om de troep op te ruimen en het prachtige gebouw te herstellen.

Cyane had geen idee waar ze de Fee moest zoeken. Op goed geluk liep ze de talrijke gangen van het complex door. De lichamen die her en der lagen, probeerde ze te negeren. Ze keek naar de marmeren en kristallen muren en probeerde zich te oriënteren. Ze moest zo langzamerhand in de buitenste regionen van de burcht zijn. Het was inmiddels diep in de nacht en af en toe voelde ze de koele lucht van buiten. Uitgangen kon ze niet ontdekken.

Ze wist niet precies waarom ze zoveel moeite deed Ikor te vinden. Ze mocht hem niet eens. Ze verafschuwde de manier waarop hij Ramart had behandeld. Ze hekelde zijn verraderlijke gedrag en het feit dat hij de groep van Dinang had willen overleveren aan Tronador.

Maar hij had haar leven gered. Met een snelle efficiënte worp had hij haar voor een gruwelijk lot behoed. En daarmee had hij niet alleen haar maar ook deze wereld nog een kans gegeven.

Hij had het niet hoeven doen. Hij had rustig kunnen toekijken hoe Fodan haar doodde. Dan zouden al zijn problemen voorbij zijn geweest. Zonder de draagster van het zwaard waren Tronadors kansen gekeerd. Ikor had terug kunnen gaan naar zijn oude kamp. Maar daarvoor had hij niet gekozen. Dankzij zijn werpmes zou de strijd nog doorgaan.

In gedachten verzonken opende Cyane een sobere houten deur. Ze verwachtte nog een kristallen gang. In plaats daarvan rook ze een vertrouwde geur. De lucht van hooi en mest. Voor haar lag de grootste stal die ze ooit had gezien. Tientallen boxen, in een enorme cirkel geplaatst, omringden haar. Een gang liep rond de boxen. Achter deze cirkel bevond zich een tweede ring van boxen en verderop nog een derde.

Ze had nog nooit zoveel boxen bij elkaar gezien. Het geweld was gelukkig aan de stal voorbij gegaan en er was niemand te zien. Nieuwsgierig liep Cyane langs de boxen. Ze hield haar adem in. Ze waren allemaal gevuld met eenhoorns. Prachtige, fiere witte dieren met tussen hun fluweelzwarte ogen de opvallende ivoren hoorn.

De dieren waren stuk voor stuk onrustig. Hun krachtige hoeven schraapten over de met stro bedekte vloer of bonkten tegen het hout van hun omheining. Wat een kracht school er in deze wezens. Wat een verdriet ook.

Cyane dacht aan het verhaal dat Meroboth haar verteld had. Eenhoorns waren geen lastdieren. Ze waren een volk. Vroeger hadden ze een cultuur en een leven in vrijheid.

Ze beet op haar lip en liep langzaam de stallen door. De dieren bleven onrustig en boos. Ze vroeg zich af of dat door haar aanwezigheid kwam of dat ze gewoon een zeer sterk temperament hadden.

Ze wilde net naar een van de dieren toe lopen toen een stem zei: ‘Dat zou ik maar niet doen.’

Het was de koele stem van Ikor.

Cyane draaide zich om. De Fee stond enkele meters achter haar met zijn armen over elkaar. Ze herinnerde zich dat hij tijdens hun rit door Elfenland zeer op zijn hoede was voor eenhoorns. Ze was dan ook verbaasd hem in deze stal aan te treffen.

‘Ik zocht je,’ zei ze.

Ikor verroerde zich niet. ‘Die beesten kunnen mijn bloed wel drinken,’ zei hij.

Cyane wierp een snelle blik op een bijzonder grote eenhoorn die hard tegen de wanden bonkte. ‘Waarom ben je hier?’

Ikor glimlachte kil. ‘Ach, ik voel me comfortabel in een omgeving waar ik word gehaat.’

Ze staarde hem niet-begrijpend aan.

‘Ik heb toevallig je leven gered. Het stelt niets voor,’ zei Ikor. ‘Als Tronador me morgen meer biedt dan jij nu kunt doen, dood ik je net zo makkelijk.’

Ze knikte langzaam. Ze keek eens naar de eenhoorns en toen weer naar Ikor. Ze begon een beetje te begrijpen hoe de Fee in elkaar zat. De een zocht naar liefde, de ander zocht naar haat. Om de een of andere reden voelde de Fee zich daar goed bij. Hij wilde niet dat iemand om hem gaf. Waarschijnlijk vond hij dat dat zijn leven een stuk makkelijker maakte. En op een bepaalde manier was dat ongetwijfeld zo.

‘Toch wilde ik je bedanken,’ zei Cyane. ‘En dat doe ik dan ook. Bedankt, Ikor. ‘Ze draaide zich om en liet de Fee alleen achter.

De volgende dag kondigden paleisherauten in de gangen aan dat Orion afstand had gedaan van de troon ten gunste van zijn dochter Wananka. De oude koning voelde zich niet langer in staat te regeren in de huidige wereld van dreiging en oorlog.

Cyane wist dat Wananka een moeilijke tijd tegemoet zou gaan. De dreiging was nog niet voorbij. Het Elfenvolk was onherroepelijk verdeeld geraakt en er was ook nog haar grote verdriet om haar drie broers Dinang, Fodan en Gir. Cyane had vertrouwen in de kleine vrouw. Ze was sterk van karakter. Ze zou het wel redden. Ze stond er niet alleen voor, want naast de troon stond haar vader om haar met raad en daad bij te staan.

Ze stonden op de heuvel en keken naar de kristallen burcht beneden hen.