Выбрать главу

‘Meroboth,’ voor het eerst klonk er iets van ontzag in de stem van Filegon, al was het niet veel. ‘De aardmagiër. Ik heb van u gehoord.’

Meroboth zweeg en keek Filegon afwachtend aan.

‘Wij zullen u en de uwen met rust laten,’ zei Filegon. ‘Het gaat ons alleen om Iss. Zoals u ongetwijfeld weet, staat er hier een hoge prijs op zijn hoofd.’

Meroboth haalde zijn schouders op. ‘Daar heb ik niets mee te maken. Ik heb hem nodig.’

‘En ik heb goud nodig,’ zei Filegon. Zijn stem klonk dreigend.

‘Dan hebben we een probleem. ‘Meroboth week geen centimeter voor de Fee op het paard.

‘Dat zou ik ook denken. ‘Filegon trok zijn zwaard. De drie andere Feeën volgden zijn voorbeeld.

Sirus en Tiron kwamen naar voren, evenals Giffor en Cyane. Iss bleef achteraf staan met zijn dolk in de aanslag. Klaar om te vluchten als het moest.

Filegon kwam naderbij op zijn paard en hief zijn arm op om Sirus de eerste slag toe te brengen. Toen zag Cyane iets langs zich heen flitsen. Het leek van goud en zilver en het boorde zich met verbluffende precisie in de bovenarm van Filegon. Met een kreet van pijn liet de Fee zijn zwaard vallen en greep naar het werpmes dat in zijn vlees was gedrongen.

‘De volgende zal meer in de richting van je hart zijn, Filegon,’ klonk een bekende stem. Achter Iss kwam Ikor op zijn zwarte hengst te voorschijn.

Bevreesd keek Filegon op. ‘Ikor.’

Ikor reed Cyane voorbij. Fier en koel zat hij op zijn paard alsof er nooit iets was gebeurd. Naast Filegon hield hij stil. Zijn kille zwarte ogen boorden zich in die van de premiejager. ‘Als je Iss met ook maar één vinger aanraakt, vermoord ik je,’ deelde hij hem vlak mee. Het was iedereen duidelijk dat hij het meende.

Cyane zag dat Filegon plotseling aanmerkelijk minder zelfvertrouwen had. Zijn drie mannen gingen voor de zekerheid wat achteruit.

‘Ach,’ zei Filegon. ‘Ik wilde eigenlijk net vertrekken.’

Ikor bleef hem strak aankijken.

‘Tja,’ zei Filegon. ‘Dan ga ik maar eens.’ Hij gaf zijn paard de sporen en draaide zich om. In vliegende galop vertrok hij van het kamp, onmiddellijk gevolgd door zijn drie mannen.

Ikor keek hen na en steeg toen van zijn paard af. Hij sloeg zijn mantel om zich heen en liep naar Iss. ‘We moeten hier weg. Filegon zal terugkomen met een sterkere troepenmacht.’

‘Bij de monding van de Pinedor zullen we veilig zijn,’ zei Meroboth. ‘Dat is nog ongeveer twee dagen reizen.’

Ikor knikte kort. Niemand ging in op zijn plotselinge vertrek of op zijn terugkomst. De Fee zou er toch niet op reageren. Hij had zijn masker weer opgedaan en was zo ongenaakbaar als altijd. Cyane was blij dat Ikor bij hen terug was, al kon ze niet precies zeggen waarom. Immers, aangenaam gezelschap was hij nog steeds niet.

In het donker zochten ze hun paarden op en met Ikor en Iss aan het hoofd van de stoet reden ze de rotsachtige vlakte weer op. Zo trokken ze vele uren langs de Hotur. Pas toen de nacht andermaal viel, achtte Ikor het veilig genoeg een paar uurtjes te slapen. Ze hadden een kleine grot gevonden die hen wat beschutting bood. Het kampvuur wierp groteske schaduwen op de wanden, maar zorgde ook voor een aangename warmte.

Cyane ging dicht bij het vuur liggen en staarde in de vlammen. Sindra krulde zich dicht tegen haar aan. Langzaam vielen haar ogen dicht.

‘Cyane.’

Verbaasd opende ze haar ogen weer en keek om zich heen. Hier was ze eerder geweest. Overal om haar heen danste het vuur, maar ze was niet bang. Ze stond op en liep in de richting vanwaar de stem had geklonken. De vlammen weken voor haar en sloten zich weer achter haar. Ze kon hun warmte voelen maar dat vond ze prettig. Opgelucht keek ze naar de gestalte die voor haar verscheen: een magere man in een rode mantel met een opvallende rode diamant in de ketting om zijn hals. Hij zag er vermoeid uit. Weer werd ze getroffen door het verdriet in zijn ogen.

‘Melsaran,’ begroette ze de man. Ze was blij hem te zien.

‘Dag Cyane.’ Melsaran glimlachte. ‘Je bent veranderd sinds onze laatste ontmoeting.’

‘Er is veel gebeurd.’

Melsaran knikte. ‘Ik weet het.’

Cyane verbaasde zich daar niet over. Langzamerhand begon ze een idee te krijgen over hoe Melsaran aan zijn informatie over hen kwam.

‘Jullie zijn nu bijna bij Mekaron,’ zei Melsaran. ‘Hij zal jullie beschermen tegen Adanar.’

‘Adanar? ‘Cyane keek de vuurmagiër vragend aan. Het laatste wat ze van de Fee had vernomen was dat hij achter Melsaran aanzat.

‘Adanar heeft gehoord dat Ikor zich heeft aangesloten bij Meroboth. Dat maakt Ikor een gevaarlijke vijand voor hem,’ vertelde Melsaran.

Peinzend staarde ze hem aan. Toen vroeg ze: ‘Wie is Geronimo?’

Melsaran glimlachte maar zijn ogen bleven triest staan. ‘Geronimo was de koning der Feeën, de man van Elenia. Hij is dood.’

Cyane schudde haar hoofd. De puzzelstukjes begonnen op hun plaats te vallen. ‘Geronimo is niet dood.’

Melsaran kwam een stap dichterbij. ‘Misschien niet in de letterlijke zin van het woord, Cyane, maar Geronimo bestaat niet meer. Ikor is heel iemand anders. Misschien vertelt hij je dat ooit zelf wel.’

Zwijgend liet ze deze informatie over zich heen komen.

Indringend keek Melsaran haar aan. ‘Er zijn maar een paar mensen die de waarheid weten over Ikor. Helaas weet Adanar het ook, dus hij is in groot gevaar. Het is van levensbelang dat Ikor bij jullie blijft. Zijn kennis van het Rijk der Duisternis is cruciaal. Maar dat betekent dat Adanar op jullie zal jagen.’

‘Ikor staat echt aan onze kant,’ zei Cyane verbaasd.

‘Hij heeft altijd aan onze kant gestaan. ‘Melsaran sprak langzaam.

Ze probeerde het allemaal snel te bevatten, maar het begon haar te duizelen. Ze moest nadenken over de woorden van de vuurmagiër.

‘Ik moet gaan, Cyane,’ zei Melsaran plotseling. Hij liep naar achteren.

‘Nee, wacht,’ riep ze.

Melsaran bleef staan en keek haar afwachtend aan.

‘Toen ik nog een kind was, is Ikor eens bij ons kasteel geweest,’ begon ze snel. ‘Hij wist toen niet wie ik was. Als hij dat wel had geweten, zou hij mij dan gedood hebben?’

Melsaran glimlachte nu werkelijk. ‘Hij wist wie je was, Cyane. ‘Met deze woorden verdween de vuurmagiër in de vlammen, haar verbijsterd achterlatend.

Langzaam verdween de warmte en Cyane kreeg het koud. Ze opende haar ogen. Het vuur in de grot was kleiner geworden. Om haar heen lag iedereen te slapen behalve Giffor, die de wacht had. Ikor was niet in de grot.

Ze stond op en pakte haar zwaard. Ze wist dat ze nu toch niet meer kon slapen, dus ze kon net zo goed op zoek gaan naar de Fee. Giffor hield argwanend in de gaten wat ze met het zwaard uitvoerde. Ze knikte hem toe en liep vlug de grot uit.

Het was een heldere nacht. Duizenden sterren en een bijna volle maan verlichtten de omgeving. De rotsen strekten zich zwart voor haar uit. In de verte hoorde ze het geraas van de Hotur. Ze klom over de onregelmatige bodem in de richting van het geluid. Algauw kwam de rivier in zicht. De maan en de sterren spiegelden spookachtig in het snel stromende water. Op een groot rotsblok aan de waterkant zat Ikor. Ze klom het blok op en ging naast de Fee zitten. Hij reageerde niet op haar aanwezigheid. Hij staarde in het water.

Minutenlang bleef Cyane naast hem zitten. Alleen het gebulder van het water doorbrak de beklemmende stilte.

Ze kon de gevoelens van de Fee haast zelf voelen. Als een bijna tastbare deken lagen ze om hem heen. Verdriet, pijn en een steeds groter wordende twijfel tergden Ikor genadeloos. Het koele masker was verdwenen, evenals de kilte in zijn ogen. Zijn houding was niet langer fier, maar ingezakt en vermoeid.

Cyane besefte plotseling dat ze niet naast Ikor zat, maar naast Geronimo, koning van de Feeën. En deze Geronimo was toegankelijker dan Ikor ooit zou zijn. Geronimo zou haar misschien vertellen wat Ikor de rest van zijn leven zou verzwijgen…

‘Wat kwam je doen, die dag in Akonia?’ vroeg Cyane. De Fee draaide zijn gezicht naar haar toe. Ze hapte naar adem. Naast haar zat een vreemde, een man die ze niet kende. Aan Ikor was ze gewend geraakt. Geronimo kende ze niet. De Feeënkoning had een sprekend gezicht. Zijn ogen waren een spiegel van zijn ziel. De gedaanteverwisseling was haast angstaanjagend. Alsof er twee persoonlijkheden in één lichaam huisden.