Выбрать главу

Langzaam draaide Cyane haar zwaard om. Het groene licht doofde nu snel, als een uitgebrande kaars.

‘Wat hadden die opeens? ‘Sirus stond te wankelen op zijn benen.

Cyane gaf geen antwoord. Verbijsterd staarde ze naar haar zwaard. Waar kwam dat groene licht vandaan? Van wie was die stem die in haar hoofd had geklonken?

Het struikgewas ritselde en Sindra kwam te voorschijn. Ze liep om Cyane heen en keek haar indringend aan. Toen zette ze haar haren overeind en begon naar haar te blazen. Cyane staarde naar haar kat. Nog nooit van haar leven had Sindra haar zo behandeld. Het zwarte dier draaide zich om en liep hooghartig naar Giffor.

Sirus kwam naar haar toe en legde een hand op haar schouder.’ Alles goed?’

Cyane knikte.

‘Wat is er gebeurd?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet.’

Sirus keek naar de drie lichamen op de grond. ‘Hoe…?’ begon hij.

Ze wees zwijgend naar de groene steen.

Sirus knikte verheugd. ‘Natuurlijk. Het is je gelukt, Cyane.’

Ze glimlachte zuur. Ze had het niet alleen gedaan. Iemand had haar geholpen. Was dat de reden dat Sindra zo fel op haar had gereageerd?

Door het struikgewas kwam nu Ikor te voorschijn, gevolgd door Meroboth en een huilende Gondolin.

Sirus liep op de jonkvrouw toe en nam haar troostend in zijn armen.

‘Het was verschrikkelijk,’ snikte Gondolin.

Cyane voelde een diep medelijden met haar gezelschapsdame.

Bevend stond Gondolin tegen Sirus aan. Hij fluisterde zachte woordjes in haar oor tot ze rustiger werd.

Bezorgd keek Cyane naar de anderen. Ze ontdekte dat er iemand ontbrak. ‘Waar is Ramart?’

‘Die is gewond,’ zei Meroboth.

‘We hebben niets meer aan hem,’ vulde Ikor aan. ‘We laten hem achter. De luipaarden zullen wel raad met hem weten.’

Bij deze woorden liet Sirus Gondolin los. Kwaad draaide hij zich om naar de Fee. ‘Wat ben je toch een slang, Ikor,’ beet hij hem toe. ‘We laten niemand hier achter, zelfs die rat van jou niet.’

‘Hij is alleen maar overtollige ballast,’ vond Ikor.

Even leek het of Sirus overwoog de Fee tegen de grond te slaan. Toen gebaarde hij Giffor mee te komen. Het tweetal verdween in het struikgewas in de richting van Ramart. De anderen volgden hen kalmer.

Daar waar de Fee en de Morf gevochten hadden, lag een spoor van lichamen. De Varénen waren allemaal dood. Ikor had zijn werk grondig gedaan.

Gondolin bleef in het struikgewas staan met haar rug naar het slagveld. Cyane liep met Meroboth naar Sirus en Giffor, die over Ramart gebogen stonden. Ze probeerde niet om zich heen te kijken.

Ramart lag kreunend op de grond. Hij bleek ernstig verwond te zijn door een bijl die in zijn bovenbeen terecht was gekomen. De bijl was diep het vlees ingedrongen en had waarschijnlijk spieren en zenuwen beschadigd. Gelukkig was er geen slagader geraakt. De Morf kon zijn been echter niet bewegen.

Meroboth bekeek de wond. ‘Ik kan dit wel verzorgen tot we bij Orion zijn,’ zei hij onwillig. ‘Ik moet wat bladeren van de rode distel hebben,’ zei hij tegen Sirus.

De zwaardvechter knikte, reikte Gondolin zijn hand en verdween met haar in het struikgewas.

Meroboth bleef grimmig over Ramart gebogen zitten. ‘Je hebt geluk gehad,’ siste hij de halfbewusteloze man toe. ‘Sirus is een eerlijk man met een hoogstaande moraal. Ik ben dat niet, zoals je heel goed weet. Als Sirus er niet was geweest, had ik je zonder aarzelen achtergelaten. Net als die vervloekte meester van je zou hebben gedaan.’

Alleen Cyane en Ramart hoorden die woorden. Het was nog maar de vraag of het allemaal tot de Morf doordrong, maar Cyane had het wel begrepen. Niets mocht Meroboths opdracht in de weg staan. Als het erop aankwam, was de oude man net zo hard als Ikor.

Ze had deze onverzoenlijke kant van Meroboth al een paar keer gezien. Achter zijn altijd twinkelende ogen ging een vurige haat schuil. Een haat zo heftig dat ze die niet begreep.

Het was logisch dat Meroboth de zwarte magiër Tronador en zijn helpers Adanar en Ikor niet mocht. Ze bedreigden zijn wereld. Maar waarom die pure haat alsof ze hem persoonlijk iets aangedaan hadden? Was dat om dezelfde reden die Melsaran in het ongeluk had gestort? Hoe meer Cyane bij Meroboths strijd betrokken raakte, hoe minder ze ervan begreep. Peinzend keek ze naar de oude man. Hij stond stram op en liep naar Giffor.

‘Wil je alsjeblieft een draagbaar voor hem maken?’ vroeg Meroboth.

Even leek het erop dat de Dwerg deze opdracht zou weigeren. Uiteindelijk haalde hij narrig zijn schouders op en ging aan de slag.

Sirus en Gondolin kwamen terug met bladeren van rode distel. Ondanks zijn gevoelens voor Ramart, schikte Meroboth het kruid zorgvuldig op de wond. Daarna verbond hij het met een stuk stof dat Sirus van een kleed had afgescheurd.

‘De bladeren van de rode distel gaan ontstekingen tegen,’ legde Meroboth Cyane uit. ‘We moeten de wond nu vooral schoonhouden. Orion heeft een genezer in dienst. Hij zal beslissen wat er verder moet gebeuren.’

‘Maar we zijn nog lang niet in Elfenland,’ merkte Cyane op terwijl ze bezorgd naar de woelende Ramart keek.

‘Tja, er is een kans dat hij dit niet overleeft,’ zei de oude man laconiek.

Hoewel Cyane Ramart ook niet mocht, had ze nu wel met hem te doen. Hij was ernstig gewond geraakt toen hij zijn meester wilde helpen en werd nu genadeloos door diezelfde meester in de steek gelaten. De anderen bekommerden zich al helemaal niet om hem. Hij lag kreunend op de grond, zich waarschijnlijk niet van haar aanwezigheid bewust. Ze zakte door haar knieën en ging stil naast de gewonde man zitten. Zo was hij in ieder geval niet helemaal alleen.

Een uur later was de draagbaar klaar. Giffor bleek niet alleen handig in een smidse. Het vervoermiddel was stevig en kon met gemak aan een van de paarden vastgemaakt worden.

Sirus nam die taak op zich. Hij bevestigde de draagbaar aan Mak Tarra. Samen met Giffor en Cyane tilde hij Ramart vervolgens op en legde hem op het van lianen en takken gemaakte vervoermiddel.

Ramart deed geen moeite zijn pijn te verbergen. Hij kreunde luidruchtig.

‘Kunnen we nu eindelijk gaan?’ vroeg Ikor toen de Morf op de baar lag.

Sirus wierp hem een woedende blik toe. Iedereen beklom zijn rijdier. Opgelucht werd het slagveld verlaten.

Ze trokken verder noordwaarts in de richting van de Zwarte Rivier. Ondanks de gewonde Ramart weigerde Meroboth van dit plan af te wijken. Daar, aan de grens met het Rijk der Duisternis, was iets wat hij Cyane wilde laten zien.

Ze vroeg zich af wat er zo belangrijk was dat hij de zoektocht naar Mekaron uitstelde. Ze kenden tenslotte min of meer de vaste verblijfplaats van de watermagiër.

Diep in gedachten volgde Cyane het smalle pad door het oerwoud. Hopelijk zou Meroboth haar daar bij de Zwarte Rivier alles vertellen wat ze weten wilde.

Vier

De stilte van het woud maakte langzaam plaats voor een steeds sterker wordend ruisen. Cyane keek onderzoekend omhoog naar de boomkruinen. Het kleine zuchtje wind dat met de bladeren speelde, kon niet de oorzaak zijn van dit geluid.

Het was de ochtend van de derde dag na hun gevecht met de Varénen. De zon kwam langzaam op aan een strak blauwe hemel. Na meer dan vierentwintig uur was het eindelijk opgehouden met regenen. Langzaam werd het bos vervuld van een aangename warmte. Een uur geleden waren ze de grens met Akonia overgestoken, maar ze reden nog steeds in de uitlopers van het Vareense woud. Hier, in de meest noordelijke uithoek van Cyanes vaderland, hadden ze niets te vrezen van de dienaren van graaf Thorvald. Die zouden hier niet zoeken naar de verdwenen jonkvrouw die met hun meester had moeten trouwen.

Achter Sirus’ paard was de draagbaar van Ramart gebonden. De Morf had veel bloed verloren en leed pijn. Meestal was hij bewusteloos. Af en toe kreunde hij als de baar over een hobbel werd getrokken. Elke vier uur verwisselde Meroboth het verband. De wond was nog niet kleiner geworden.