Cyanes ogen werden groot van verbazing. Melsasser was ook een broer van Meroboth en de anderen. Waarom had hij nooit over hem verteld?
Melsasser zei niets. Hij kneep zijn ogen samen, wierp zowel Meroboth als Melsaran een onbestemde blik toe en liep met grote passen de kamer uit. De deur knalde achter hem dicht.
‘Die is weg,’ zei Mekaron.
‘Jullie moeten ophouden hem zo uit te dagen,’ zei Delamar.
‘Die jaloezie van hem zal nog eens zijn ondergang worden,’ voorspelde Meroboth.
‘Of de onze,’ voegde Melsaran daar zacht aan toe.
‘Ik ben net zomin blij met zijn aanwezigheid als jullie, maar ik heb het jullie moeder beloofd,’ zei Delamar. ‘Jullie een opleiding, dan hij ook.’ Hij schudde langzaam zijn hoofd. ‘Melsasser was nooit voorbestemd een magiër te worden.’
Mekaron gooide de rest van de wijn in zijn keel. ‘Melsasser was voor niets voorbestemd,’ zei hij grimmig. Hij zette de beker met een klap op tafel en liep eveneens de kamer uit. De anderen bleven zwijgend achter.
Cyane wilde zich weer naar de haard draaien toen ze ontdekte dat ze niet langer in dezelfde kamer was. Ze was nu in een kleiner vertrek. Ook hier brandde een open haard. Er stond een bureau, dat versierd was met houtsnijwerk. Op het bureau lag een grote stapel boeken. Tegen een van de wanden stond een boekenkast, die tot de nok toe gevuld was.
Bij de haard stond Melsasser in zijn zilveren mantel. Hij staarde peinzend in de vlammen.
Cyane zat op het bed dat tegen de wand tegenover de boekenkast stond. Melsasser zag haar niet. Ze vroeg zich af welke soort magie deze visioenen veroorzaakte. Was het de algemene magie waarover Meroboth het had gehad? Het was anders dan haar ontmoetingen met Melsaran. In deze omgeving werd zij niet opgemerkt.
Onzeker stond ze op en liep langs Melsasser naar de boekenkast. De magiër reageerde niet. Ze keek nieuwsgierig naar de titels van de boeken die vrijwel allemaal in leer waren gebonden. Ze gingen over de zwarte magie. Slechts een enkel boek handelde over een andere vorm van magie. Cyane probeerde of ze een van de boeken kon pakken, maar haar hand gleed erdoorheen. Ze kon niets van zijn plaats halen.
Ze liep naar het bureau. Haar aandacht werd getrokken door het boek dat boven op de stapel lag. Het had een kaft van bewerkt goud. In de kleuren zwart, wit, groen, rood en blauw prijkte de titeclass="underline" De vijfkleurige diamant.
Er werd zacht op de deur geklopt. Melsasser ontwaakte uit zijn gepeins en deed open. Een lange, magere gestalte werd zichtbaar. De man had zwarte, pupilloze ogen en een ingevallen gezicht met scherpe lijnen. Hij was gekleed in rood scharlaken.
‘Ben lij het,’ zei Melsasser lusteloos. Hij deed een stap opzij om de Fee binnen te laten.
‘Ook goedenavond. ‘De Fee had een zachte maar duidelijke stem. ‘Heb je nog over mijn voorstel nagedacht?’
‘Natuurlijk, Adanar. ‘Melsasser duwde zijn gast opzij en beende naar het bureau. Snel deed Cyane een stap naar achteren. Melsasser pakte het opvallende boek met de gouden kaft, trok een lade open en legde het zorgvuldig daarin. Toen liep hij terug naar de haard. Bevreemd staarde Cyane naar het tafereel. Het was alsof hij het boek wilde verbergen.
‘We hebben je nodig, Melsasser. De zwarte magie heeft je nodig,’ zei Adanar dwingend.
‘Ik weet het niet. Ik kan mijn broers niet laten vallen.’
Adanar glimlachte. Het was een koude, gevoelloze lach. ‘Zij hebben jou al jaren geleden de rug toegekeerd. Bovendien gaat het alleen maar om de zwarte magie. De rest kunnen je broers verdelen.’
‘De zwarte magie is bestemd voor Melsaran. Hij weet hoe hij die krachten moet beheersen.’
Adanar liep naar de boekenkast. Cyane kon nog net wegspringen. De Fee merkte haar niet op, maar ze wilde niet ervaren hoe hij door haar heen liep. Zijn magere vingers gleden langs de titels van de boeken. ‘Jij weet er meer van, Melsasser. Jij weet hoe je met zwarte magie de macht kunt grijpen.’
Melsasser schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik kan Melsarans levensdoel niet van hem afnemen. Dat heeft hij niet verdiend.’
Adanar draaide zich met een ruk om. ‘In de strijd om de macht is geen plaats voor sentimenten.’
Melsasser tikte met zijn vingers op de schouw van de haard. ‘Melsaran is niet alleen mijn broer. Hij is mijn vriend. Hij is anders dan Mekaron en Meroboth. Hij is er altijd voor me geweest. Hij heeft me alles geleerd wat ik nu weet. Het zou zijn hart breken als ik zijn vertrouwen misbruikte.’
Adanar glimlachte geniepig. ‘Hij mag zich best bij ons voegen.’
Melsasser keek de Fee aan. ‘Dat zal hij nooit doen.’
Als een luipaard naar zijn prooi sloop Adanar naar Melsasser. ‘Wil je dan altijd in de schaduw van de drieling blijven? Ik dacht dat jij hogere idealen had,’ lispelde hij. Hij bleef voor hem stilstaan en boorde zijn ogen in die van de magiër. ‘Stel je eens voor, Melsasser. Overal waar de drieling gaat, zullen zij geëerd worden, zullen mensen voor hen buigen. En jij komt erachteraan als de broer van. O ja, ook wel een goede magiër, maar je zal voor het volk in de schaduw van de drieling staan. Zo wil jij je leven toch niet leiden? De zwarte magie geeft jou de macht waar je altijd van droomde. Je hoeft hem maar te grijpen.’
‘En dan, Adanar?’ vroeg Melsasser zacht.
‘En dan zal ik voor je zorgen. Je zult een prachtig kasteel bewonen in het Rijk der Duisternis. Dan ben jij de zwarte magiër. Heel het land zal je eren en voor je vechten. Jij zult de alleenheerser zijn, de machtigste man van deze wereld.’
‘Maar ik zal mijn broers nooit meer zien,’ antwoordde Melsasser. ‘Hoepel op, Adanar. Ik wil nadenken.’
‘Zoals je wilt,’ zei Adanar onderdanig. Geruisloos verliet hij het vertrek.
Melsasser haalde het boek weer uit de lade. Met het boek dicht tegen zich aan geklemd staarde hij in het vuur. Alleen Cyane zag de eenzame traan die langs zijn wang naar beneden gleed.
Vijf
‘Ik maak me zorgen om Melsasser.’
Plotseling was Cyane weer terug in de grote zaal. De wijn en de bekers waren weg en de zon scheen door de ramen naar binnen. Het vuur was gedoofd.
Ze begreep dat ze willekeurige momenten van de geschiedenis te zien kreeg.
Op zijn stoel naast haar zat de jongere Meroboth. Met zijn vinger tekende hij doelloos cirkeltjes op het houten tafelblad. Bij een van de ramen stond Mekaron zijn zwaard te poetsen.
‘Adanar krijgt een te grote invloed op hem,’ vond Mekaron. Hij hief zijn zwaard op. ‘Met liefde zou ik dit wapen tussen zijn magere botten steken.’
‘Moet je alles zo oplossen, Mekaron?’ verzuchtte Meroboth.
Mekaron grijnsde breed. ‘Het moet niet, maar het zou wel leuk zijn.’
‘Soms is het net alsof ik Sirus hoor praten. Ik dacht dat jij Nudoren verafschuwde?’
Mekaron haalde zijn schouders op. ‘Het zijn barbaren, maar zelfs die hebben zo hun voordelen.’
‘Zoals hun uitgebreide bibliotheek,’ haakte Meroboth in.
‘Ze hebben ook een grote collectie over het Rijk der Duisternis.’
‘Ah, leuk om te lezen voor het slapen gaan,’ zei Mekaron sarcastisch.
Cyane glimlachte. Mekaron was ruw, maar hij had een groot gevoel voor humor. Ook al leek hij qua karakter niet op zijn broers, ze mocht hem wel.
‘De zwarte magie die Delamar in zijn steen draagt, is afkomstig uit het Rijk der Duisternis. Net als de andere vormen van magie. Zoals je weet is Delamar de enige magiër die deze kracht nog bezit.’
‘En?’ vroeg Mekaron zonder op te kijken.
‘Er zijn er die geloven dat de zwarte magie de enige ware magie behoort te zijn, omdat zij alle facetten van de andere magische vormen bezit. Zij zijn eropuit om de andere vormen te verdelgen en met de zwarte magie de wereld te veroveren.’
‘Ik snap niet waar je je druk om maakt,’ merkte Mekaron op. ‘Delamar zal de zwarte steen aan Melsaran geven. We hoeven niet bang te zijn dat hij verleid zal worden tot zulke daden. Melsaran is sterker dan jij en ik bij elkaar.’