De twijfel sloeg toe. Scar was het misschien wel eens met haar aanhouding. Misschien had hij ingezien dat ze een gevaar vormde. Maar waarom had hij haar destijds dan geholpen? En hoe had hij geweten wie ze was?
Cyane strompelde verder naar Elenia’s paleis in het midden van de stad. Het paleis was uit marmer opgetrokken en oogde strak. Ikor en Cyane werden ruw door de weelderige gouden poorten naar binnen geduwd. Over een grote binnenplaats bereikten ze een aantal getraliede ramen en een kleine houten deur die een schril contrast vormde met de toegangspoorten. De deur werd opengegooid en ze werden hardhandig een gang in gewerkt om uiteindelijk een cel in geduwd te worden.
‘Cyane!’
Ze keek verrast op. Ze waren in een grote ruimte waar twee ramen met tralies uitzicht gaven op de binnenplaats van het marmeren paleis. Op de vloer lag alleen stro en het was er koud, maar ze voelde zich opgelucht toen ze zag dat Sirus en Iss hier ook waren.
De Nudoor kwam snel naar haar toe en omhelsde haar. ‘Ik was bang dat ze je wat had aangedaan,’ zei hij.
Cyane schudde haar hoofd en keek bezorgd achterom.
Ikor leunde tegen de muur. Hij weerde Iss’ hulp af.
‘Je hebt hem gevonden,’ concludeerde Sirus.
Ze knikte en vertelde kort wat er gebeurd was.
‘Wij werden overvallen door een groepje soldaten. Ze waren met z’n vijven. We hadden niet veel kans, al wist Iss er eentje uit te schakelen,’ vertelde Sirus vervolgens. Hij trok haar mee naar een hoekje en fluisterde: ‘Ik maak me zorgen, Cyane. Ze reageerden veel te heftig op Iss.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg ze.
‘Dat hele Feeën- en Dryadengedoe,’ fluisterde Sirus. ‘Ze leken hem te haten.’
‘Dat gold ook voor Ikor. Al zal dat wel een andere reden hebben,’ veronderstelde Cyane.
‘Nou ja, als we niet terugkomen zal de rest ons wel gaan zoeken,’ meende Sirus optimistisch.
Ze knikte vaag en vroeg zich af of ze hem over Scar moest vertellen. Voordat ze daarover een besluit had kunnen nemen, ging de deur van de cel open. Elenia stapte binnen, aan beide zijden geflankeerd door een wachter. Ze wierp een korte blik op Ikor, die het dichtst bij haar stond, nog steeds leunend tegen de muur. ‘Ik wil het beest,’ zei ze kil. Met een slanke hand wees ze naar Iss.
Cyane haatte haar. Deze vrouw genoot ten koste van anderen. Ze was sadistisch en ongevoelig. Cyane had plotseling een helder beeld van wat er in het verleden was gebeurd. Via Geronimo was Elenia opgeklommen tot koningin. Met de hulp van Fabian en later Tronador had ze zich een machtige positie in het Rijk weten te veroveren. Het deerde haar niet dat er door haar toedoen levens vernietigd waren.
De wachters liepen naar Iss en grepen hem vast. De mismaakte veerman bood geen verzet. Zijn gezicht, dat niet langer bedekt was, stond strak. Zijn ogen toonden geen enkele emotie.
Vanuit haar ooghoeken zag Cyane Ikor overeind komen. Slechts even had ze nodig om zijn plan te doorzien. Hij stond vlak bij de nu onbewaakte koningin, die in haar zelfvoldaanheid een groot risico had genomen. Met hernieuwde krachten greep hij Elenia ruw bij de pols en trok haar met haar rug tegen zich aan. Zijn andere arm legde hij zonder aarzelen om haar hals. ‘Laat hem los,’ gebood Ikor kil, ‘anders breek ik haar nek.’
Als Elenia al angst voelde liet ze het niet merken. ‘Geronimo zou me nooit iets aandoen,’ zei ze.
Zelfs nu ze in levensgevaar was, probeerde ze een spel te spelen, bedacht Cyane. Of zou ze Ikor echt niet kennen?
‘Ik ben Geronimo niet, zoals ik je al eens heb gezegd.’ Ikor verstevigde zijn greep.
Cyane kende hem goed genoeg om te weten dat hij haar zonder enige aarzeling zou wurgen als het moest. Elenia’s spel was nog steeds niet uitgespeeld. Ze wierp een korte blik op haar besluiteloze wachters, die nog steeds bij Iss stonden. Toen hief ze zacht haar hand en streelde de arm, die elk ogenblik het leven uit haar kon knijpen. ‘Mijn lieve Geronimo,’ fluisterde ze zacht. ‘Ik ben het, je vrouw. Je houdt toch van me.’
Cyane staarde naar het verbeten gezicht van Ikor. Langzaam zag ze de verandering. Zijn trekken werden zachter. Zijn ogen verloren de kille uitdrukking.
Sirus hijgde verbaasd. ‘Allemachtig,’ siste hij.
Cyane slikte. Op het beslissende ogenblik liet Ikor het afweten.
Geronimo staarde naar de strelende hand en naar het blonde haar van zijn vrouw. Langzaam verslapte zijn greep.
Nu rukte Elenia zich los. ‘Wachters!’ krijste ze.
Onmiddellijk verschenen er nog twee mannen in de deuropening.
‘Neem dat monster mee,’ zei ze. ‘We zullen ons volk eens laten zien wat voor gedrochten er in de Rijken van het Licht rondlopen.’
De wachters sleurden Iss naar buiten.
Een felle woede kwam in Cyane op. Haar blik werd wazig en ze deed onbeheerst een stap naar voren. Onmiddellijk voelde ze de sterke hand van Sirus om haar bovenarm. Hij trok haar hardhandig terug.
‘Heel verleidelijk, maar niet verstandig,’ fluisterde hij haar toe.
Elenia had geen aandacht voor hen. Ze keerde zich om naar de man die haar even tevoren nog had willen doden. ‘Er is misschien nog hoop voor je, Geronimo,’ zei ze.
Maar Cyane zag dat Geronimo alweer verdwenen was.
‘Bij een tweede keer laat ik je niet gaan,’ beloofde Ikor haar grimmig.
Elenia glimlachte ijzig en zelfverzekerd. ‘Jij zult me nooit iets doen, Geronimo. Nooit.’ Ze draaide zich om en liep de cel uit.
Ikor keek haar na en Cyane besefte op dat moment dat Elenia een cruciale fout had gemaakt. Ze nam Ikor niet serieus. Ze zag alleen Geronimo. De Feeënkoning was inderdaad niet in staat gebleken haar iets aan te doen, maar nu was het Ikor die gevangenzat. Hij deed alles om te overleven. Bovendien was Iss degene op wie Ikor het meest gesteld leek. De twee waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Cyane wist uit het verleden dat Ikor heel ver ging om Iss te beschermen.
Een luid gejoel klonk vanaf de binnenplaats. Ze liepen naar het getraliede raam, waar ze toeschouwers werden van een gruwelijk schouwspel.
Zeven
De gouden poorten van het paleis waren wijdopengezet en het volk, voornamelijk Feeën, stroomde naar binnen.
Op het bordes van het hoofdgebouw stond Elenia met naast haar twee wachters, die Iss in hun ijzeren greep hielden. Verbeten keek Cyane toe hoe het volk hem uitschold en vernederde. Elenia’s ogen gleden over de binnenplaats en ze glimlachte triomfantelijk. Iss hield zijn hoofd trots omhoog en keek nietsziend over de talloze feeën heen. Minutenlang genoot de koningin van de vernedering van haar slachtoffer. Toen maande ze haar volk tot stilte.
‘Zie hier, een monster,’ zei ze kil. Haar heldere hoge stem droeg verrassend ver. ‘Dit komt er nu van als je de wetten van ons volk negeert.’
Een instemmend gemompel volgde.
‘Kijk maar goed, want dit afschuwelijke wezen was een metgezel van Melsaran, een strijder voor de Rijken van het Licht. Willen jullie vervallen tot dit?’
Van alle kanten klonk een ontkennend antwoord.
‘Dit moet uitgeroeid worden. Wij zijn Feeën. Geen Dryaden. Wij zijn een mooi volk. Gedrochten als dit kunnen we niet tolereren,’ riep Elenia.
‘Wat zou ik graag dat mondje van haar snoeren,’ mompelde Sirus. Zijn handen lagen om de tralies gekneld.
Cyane stond vlak naast hem en voor het andere raam stond Ikor. Ze had de Fee zelden zo woedend gezien als nu. En dit keer waren het de gevoelens van Ikor zelf en niet die van Geronimo. Het was zijn werk dat door Elenia vernietigd dreigde te worden. Daar, op dat bordes, stond bovendien de enige persoon om wie Ikor ooit had gegeven en hij werd publiekelijk te schande gemaakt door de koningin.