Ik ben Cyane, verdorie, dacht ze. Je gaat aan de kant omdat ik dat wil. Het water golfde en klotste maar dreef uit elkaar, langzaam en onzeker, bang voor deze nieuwe magiër. De kiezelachtige bodem van de Zwarte Rivier werd zichtbaar.
Toen, plotseling, werd ze overweldigd door een stekende pijn. Het water was weer vrij en kwam bij elkaar. Een andere kracht werkte haar tegen.
Ze greep naar haar hoofd. Ze kon niet meer.
‘Houd vol,’ klonk een stem.
Ze hapte naar adem. Die stem had ze eerder gehoord.
‘Houd vol. Die andere kracht is zwarte magie. Overwin het.’
‘Hoe dan?’ schreeuwde ze.
‘Het is magie. Moet ik dan echt alles uitleggen?’
Ze wilde kwaad worden, maar vrijwel tegelijkertijd drong de betekenis van de woorden die in haar hoofd klonken door. Haar wil. Ze moest ook de zwarte magie haar wil opleggen door middel van de magie van water en aarde.
Weer concentreerde ze zich. Ze voelde het bloed uit haar hoofd wegtrekken. Zweet parelde op haar voorhoofd. De zwarte magie werkte haar tegen. Hij wilde haar overmeesteren.
Blauwe en groene golven van magie dwarrelden door haar bewustzijn. Langzaam drong het zwart terug. Het grind van de rivierbodem werd zichtbaar.
Weer voelde ze een stekende pijn.
‘Nu,’ hoorde ze Meroboth de anderen toesnauwen. Zijn stem deed haar concentratie wankelen. Ze negeerde de pijn en hield het water onder bedwang. Plotseling was ze zo moe. Wanneer kon ze stoppen? Ze wilde niets liever dan stoppen.
Ze voelde hoe iemand haar optilde en haar voor zich op een paard neerzette. Hij leidde haar door het water dat haar wil probeerde te breken. Het wilde weer terug in zijn eigen vorm, weg van haar. Ze kreunde.
‘Nog even volhouden. We zijn er bijna.’ De stem klonk van ver.
Het water kwam dichterbij. Opeens werd alles zwart om haar heen.
‘Stop, Cyane.’ Het was de stem van Melsaran.
De twee armen die haar op het paard hadden vastgehouden sloten vast om haar heen.
‘Laat haar maar even.’ Dat was Ikor.
‘Dit was de eerste en de laatste keer dat ik luister naar een plan van jou,’ hoorde Cyane Melsaran zeggen. ‘Kijk eens hoe dat kind eraan toe is.’
‘Ze heeft het toch maar gedaan,’ zei Mekaron laconiek.
Cyane opende haar ogen. Ze zat op het grote zwarte paard van Ikor, die achter haar zat en haar stevig vasthield. Dat was ook wel nodig, want ze voelde zich duizelig en zwak. Om hen heen stonden Meroboth, Melsaran en Mekaron.
De watermagiër had een vreemde blik in zijn ogen. Alsof hij niet kon geloven wat Cyane net had gedaan.
Een beverig glimlachje verspreidde zich over haar gezicht. ‘Mijn wil was sterker,’ zei ze triomfantelijk.
Mekaron knikte haar toe en liep weg. Meroboth ging zijn broer achterna, maar Melsaran keek haar trots aan. Een warme gloed trok door haar lichaam. Het respect van de Tovenaar van Goed en Kwaad betekende veel voor haar. Ikor hielp haar van zijn paard en ze verdween in Melsarans armen. ‘Goed gedaan, meisje,’ zei die.
Ze keek om naar Ikor. Hij knikte haar kort toe en liet zijn paard toen naar de anderen gaan. Zij stonden een eindje verderop aan de voet van het Gebergte van Orgor.
Trots gleden Cyanes vingers over de twee diamanten. Eindelijk begon ze te leren hoe de magie werkte. Toen herinnerde ze zich de stem die in haar hoofd had geklonken. Ze had die stem herkend. Die stem had ze ook gehoord in haar gevecht met de Varénen, langgeleden. Later had ze hem vaker gehoord: het was de stem van Scar.
Ze staarde naar de twee stenen. Was het mogelijk dat deze inwoner van het Rijk der Duisternis haar wilde helpen? En waar kwam zijn zwarte magie vandaan? De handlangers van Tronador en Adanar waren bekend. Daar zat Scar niet bij. En dan het boek met de gouden kaft dat hij bij zich had gedragen. Kon ze zich maar herinneren waar ze dat eerder had gezien.
Elf
Pas nu kreeg Cyane oog voor haar omgeving. De Zwarte Rivier bulderde woest naast haar, alsof het water haar overwinning niet kon verdragen. En aan de andere kant, gehuld in de nevelen van de eeuwige duisternis, lagen de imposante bergen van Orgor. Hun pieken waren zo hoog dat ze niet eens zichtbaar waren. Hun onregelmatige oppervlakten leken op weerzinwekkende gezichten, die de stellige beloften inhielden hen nooit meer te laten gaan als ze hen eindelijk in hun klauwen hadden.
Cyane rilde. Wat voor gruwelijks verborg dit indrukwekkende natuurverschijnsel? Was hier inderdaad de vijfkleurige diamant?
Melsaran sloeg een arm om haar heen. ‘Het komt wel goed, Cyane,’ zei hij. Ze was moe en onrustig en had moeite dat te geloven. Ze liet zich door de magiër naar de anderen leiden. Bezorgd stopte Gondolin haar wat te drinken en te eten toe.
‘Daar hebben we geen tijd voor,’ zei Meroboth.
‘We gaan niet weg voordat ze dit op heeft,’ zei Gondolin beslist. Met haar handen in haar zij ging ze voor de oude man staan.
Sirus grinnikte en trok zijn geliefde naar achteren. ‘Blij te zien dat sommige dingen nooit veranderen. Maar Gondolin heeft gelijk. We moeten het kind niet uitputten.’
‘Ik ben geen kind,’ sputterde Cyane tegen met haar mond vol brood.
Sirus lachte nu echt en schudde zijn hoofd. Meroboth kon niets anders doen dan wachten. Een eind verderop zat Mekaron alleen op een rotsblok. Met het brood nog in haar handen liep Cyane naar hem toe. Zwijgend ging ze naast hem zitten.
‘Het heeft me enorm veel moeite gekost om me de watermagie eigen te maken, Cyane,’ begon de watermagiër uit het niets. ‘Ik denk niet dat je beseft hoeveel.’
Ze hield op met eten.
‘Ik ben niet de slimste van ons drieën, Cyane. Integendeel. Melsaran is natuurlijk uitzonderlijk wijs en het leren kostte Meroboth ook nooit veel moeite, maar ik… Het kwam me bepaald niet aanwaaien. Ik moest het in mijn jeugd en ook later hebben van mijn kracht. Wat dat betreft leek ik veel op Melsasser. Iets waar ik veel moeite mee had, vooral nadat hij de zwarte diamant had gegrepen. Ergens was ik altijd bang dat ik zou worden zoals hij. Watermagie is sterk. De Dryaden keken daarom tegen mij op. Maar daar heb ik hard voor gewerkt. En nu zie ik jou zo makkelijk omgaan met mijn levenswerk. Dat kost me moeite.’
Cyane luisterde zwijgend, onder de indruk van Mekarons eerlijkheid.
‘Ik ben een cynische, zwartgallige man, Cyane. Het is voor mij heel makkelijk af te glijden naar de duistere kant, want die is een deel van mij. Mijn magie heeft me daar altijd voor behoed. Het is Melsaran die het onderscheid kan zien tussen goed en kwaad maar ik zie de duistere kant van iemand. Instinctief voel ik of die overheerst of niet. Daar komt geen magie aan te pas.’
Ze knikte. Had Mekaron Ikor niet opgenomen als een vriend? Hij had geweten dat ook bij Ikor de drang naar het goede overheerste. Mekaron had echter ook Tiron veroordeeld. Met een ruk keek ze hem aan. Plotseling drong de ijzige waarheid van wat Mekaron haar wilde zeggen tot haar door.
‘Had u dat ook met Tiron?’ vroeg ze.
Mekarons blik was ernstig. ‘Je zou er goed aan doen bij hem uit de buurt te blijven, Cyane. Hij is een kind van het kwaad.’
Cyane verbleekte. Ze kon nauwelijks geloven wat de magiër haar zei. Tiron was niet makkelijk in de omgang en er was veel dat ze niet over hem wist, maar deze leugens had hij niet verdiend. Had hij niet heel zijn leven in dienst gestaan van Meroboth, Mekarons bloedeigen broer? Ze vloog overeind. ‘Hoe durft u,’ snauwde ze hem toe. ‘Tiron staat aan onze kant, maar u behandelt hem als oud vuil. U verspreidt deze afschuwelijke leugens over hem. Laat me voortaan met rust. Ik wil nooit meer iets met u te maken hebben.’
Ze draaide zich om en stormde terug naar de groep. Mekaron deed werkelijk alles om haar het leven zuur te maken. Nee, ze mocht hem niet. Hij leek helemaal niet op zijn broers. Ze zag niet hoe Mekaron haar vermoeid en ongerust nakeek.
In haar razernij botste ze tegen Iss op, die zijn paard bij een karig stukje groen liet grazen.