Выбрать главу

Ze voelde zijn stevige handen om haar schouders om te voorkomen dat ze beiden vielen. ‘Je hebt echt geen reden om weg te lopen van Mekaron,’ zei hij.

‘Wat weet jij er nu van?’ beet Cyane hem toe. Niet eerder had ze de veerman, voor wie ze veel respect had, zo geprikkeld behandeld.

‘Alleen zij die bang zijn voor de waarheid, lopen weg van een eerlijke man,’ zei hij, waarna hij haar losliet en verder ging met de verzorging van zijn paard.

Briesend liep Cyane naar Horizon. Ze had natuurlijk kunnen verwachten dat Iss Mekaron zou steunen. Dachten de anderen ook zo over Tiron?

Tiron. Hij had haar geholpen en gesteund. Hoe vaak hadden ze niet samen over de vlakten van Akonia gereden? Ze was met hem opgegroeid en ze was van hem gaan houden. Mekaron had het natuurlijk mis. Hij had Tiron nooit gemogen. Hij was een overdreven achterdochtig man.

Maar…

Had Tiron niet zelf gezegd dat ze hem moest vergeten? Dat hij niet bij hen hoorde? Hij had uitermate vijandig gereageerd op Ikor en ook op Mekaron. En hij had tegen Miran gesproken. Dat wist ze zeker. Hoe kon hij met een eenhoorn praten?

Iemand legde zijn hand op haar schouder. Het was Sirus. ‘Misschien moesten we maar eens gaan, voor je met iedereen hier ruzie hebt,’ stelde hij voor.

Zwijgend besteeg iedereen zijn rijdier. De beklemming die van het Gebergte van Orgor uitging was duidelijk voelbaar in de groep.

Mekaron respecteerde Cyanes woede en bleef uit haar buurt. Ze merkte het meteen en ergens deed het haar pijn. Wat als hij inderdaad de waarheid had gesproken? Was haar loyaliteit misplaatst? Iss had in ieder geval duidelijk zijn mening over de magiër gegeven. Het was nu eenmaal een feit dat hij het zelden mis had. Haar gedachten ebden weg toen ze het smalle paadje voor zich zag. Het was de enige toegang tot het Gebergte van Orgor, smal en glibberig. Steil kronkelde het naar boven over de rotsen. Ze had al haar aandacht nodig om Horizon langs deze weg te sturen.

In een lange rij beklommen ze zo de eerste berg. Niemand voelde behoefte om te praten. Er hing een ijzige stilte in de duistere, kille lucht. Zwarte wolken dreven boven hen voorbij en er stond een koude wind. Dit was het hart van het Rijk der Duisternis, dat hier zijn naam eer aandeed. Al het groen was verdwenen en, zo leek het, ook al het dierlijk leven. Toch was Cyane er niet gerust op, omdat het haar opviel hoe scherp Ikor en Melsaran, hier beiden bekend, de omgeving in de gaten hielden. Ikor had zijn hand constant op het gevest van zijn zwaard.

Ze naderden de top, waarna het paadje hen weer een diep ravijn in leidde. De rotswanden staken opeens tientallen meters boven hen uit. Hier werd het pad wat breder en Cyane ging naast Melsaran rijden.

‘Waar gaan we eigenlijk heen?’ vroeg ze nieuwsgierig.

‘Naar de Drakenpas,’ vertelde Melsaran. ‘Als die Tempel van Orgor bestaat, dan is dat de enige toegang.’

‘En hoe precies moeten wij dat opvatten?’ informeerde Sirus, die achter hen reed.

‘Dat moet je opvatten als groot, groen, gevleugeld en voorzien van een hele rij tanden.’ In de stem van Melsaran klonk enige spot door.

‘Juist ja,’ zei Sirus. ‘En dat groot, groen en gevleugeld leeft?’

‘Het leeft. Bij voorkeur in gezelschap van een paar anderen,’ zei Melsaran.

‘Nou, dat is weer een aantrekkelijk vooruitzicht,’ mompelde Sirus.

‘Er is dus nog nooit iemand bij de Tempel van Orgor geweest,’ merkte Cyane op.

‘Er is nog nooit iemand van teruggekeerd. Dat is wat anders,’ zei Melsaran. ‘De tempel schijnt ooit gebouwd te zijn door Dar, Orgors broer. Dar had alle andere vormen van magie in zijn macht maar hij verafgoodde zijn broer, de eerste zwarte magiër. Orgor was een machtige man. Hij kende ook het onderscheid tussen Goed en Kwaad. Het schijnt dat Orgor de vijfkleurige diamant, waarin eerst alle vijf de vormen van magie opgesloten zaten, altijd bij zich heeft gehouden om eventueel, als zijn kleine broer het ernaar maakte, de magie onmiddellijk van hem af te kunnen nemen. Na zijn dood heeft Dar die diamant in de tempel verwerkt. Hij was toen zelf ook al een oude man. De magie had hij door middel van andere stenen inmiddels doorgegeven. Hij wilde voorkomen dat de oorspronkelijke diamant in de verkeerde handen zou vallen.’

‘En niemand heeft de steen ooit in handen gehad,’ zei Cyane.

‘Niemand. En die verdomde steen is nu Adanars enige kans.’ Melsaran schudde zijn hoofd. ‘Geen draak zal hem tegenhouden.’

Cyane stuurde Horizon een smal pad omhoog in. Adanar moest wel heel wanhopig zijn om op zoek te gaan naar iets waarvan niemand wist of het nog wel bestond.

Adanars andere kans was de drager van het zwaard voor de zwarte magie, maar vreemd genoeg leek de krankzinnige Fee daar alle vertrouwen in te hebben verloren. Wist hij ook niet wie het was? Kon hij hem niet vinden? Ze werd de hele dag gekweld door vragen waar niemand een antwoord op wist, terwijl ze steeds verder het gebergte in drongen.

De nacht, donker en koud, brachten ze door in een klein ravijn. Niemand sliep veel en de volgende ochtend reden ze in alle rust weer verder. Ikor meldde terloops dat ze tegen de middag de Drakenpas zouden bereiken.

Uren vergleden en Cyane doezelde langzaam weg, steeds meer vertrouwend op Horizons capaciteiten om haar veilig de bergen door te voeren. Licht schommelend zat ze op zijn rug. Zijn regelmatige hoefgekletter drong nog maar van verre tot haar door.

‘Let op. Ze zijn hier in de buurt,’ blafte plotseling een stem vlak bij haar oor.

Ze schrok op en keek rond. De leden van haar reisgezelschap reden in een lange rij voor en achter haar. Er was niemand naast haar en zeker niet iemand die bijzondere aandacht aan haar schonk.

Iss, die vlak achter haar reed, keek haar vragend aan. Hij had haar zeker niet toegesnauwd, want zijn stem was niet zo krachtig als die ze had gehoord.

‘Nou, je bent in ieder geval wakker,’ zei de stem weer.

Onmiddellijk herkende ze de stem. Hij had haar al veel vaker toegesproken en niet alleen in haar hoofd.

‘Scar,’ mompelde ze. Nu wist ze het zeker. Hij was het geweest die haar bij de Varénen had geholpen. Ook had hij haar gewaarschuwd voor de magie in de Zwarte Rivier.

‘Waarschuw die vervloekte Fee van je dat er drie draken in aantocht zijn,’ zei de stem van Scar bij haar oor. ‘Ik heb ze geprobeerd tegen te houden, maar onze wederzijdse vriend was me te slim af.’

‘Welke wederzijdse vriend?’ vroeg ze prompt op een fluistertoon, bang dat de anderen haar zouden horen.

‘De Heilige Hoeder aller Feeën,’ zei Scar liefjes. ‘Adanar natuurlijk,’ beet hij haar vervolgens toe.

Cyane merkte dat hij nog steeds zijn harde en ongeduldige zelf was. ‘Is Adanar bij jou?’ vroeg ze verbaasd.

‘Dat mocht hij willen,’ spotte Scar. ‘Nou, komt er nog wat van?’

‘Hoe…’ begon Cyane, maar de stem van Scar snoerde haar bot de mond.

‘Je nieuwsgierigheid wordt nog eens je dood. Ga naar die Fee en vertel hem van de draken. Hij weet wat hij moet doen.’

‘Ja, Scar,’ mompelde ze braaf.

‘Dank je, Cyane,’ zei Scar. ‘Ik snap niet hoe die drie het met jou hebben uitgehouden.’

Ze wist dat hij doelde op de drieling. ‘Je hebt anders wel mijn leven gered in Néfer aTagalet,’ mompelde ze.

‘En daar krijg ik nu spijt van.’ In de stem klonk een lachje door.

Ze grinnikte. Ze wist nog steeds niet of ze deze man kon vertrouwen. Het was duidelijk dat hij een grote hoeveelheid zwarte magie bezat en daar handig gebruik van maakte. Hoewel ze hem eigenlijk nauwelijks kende en hij blijkbaar veel te verbergen had, voelde hij vertrouwd en bekend. Soms deed hij haar erg aan Mekaron en Meroboth denken.

Ikor reed vooraan. Moeizaam worstelde ze zich op Horizon naar voren langs het smalle paadje. De anderen keken haar verwonderd na en ze glimlachte excuserend tot ze zich eindelijk naast Ikor had gemanoeuvreerd. ‘Er zijn drie draken in aantocht,’ zei ze plompverloren.

Ikor stelde geen enkele vraag. Meteen begon hij haar instructies te geven. ‘Goed, luister naar me, Cyane. De draken beheersen een oude vorm van zwarte magie. Jouw magie is daar niet tegen opgewassen, dus probeer het niet eens. Laat hen maar aan ons over en blijf in de buurt van Melsaran. De draken zullen proberen jullie magie op te zuigen en te vernietigen.’