Выбрать главу

‘Maar hoe…’ begon ze.

‘Doe wat ik zeg,’ snauwde Ikor.

Cyane liet zich afzakken tot ze naast Melsaran reed.

‘Is het zover?’ vroeg hij kalm.

‘Ja, maar daarom hoeft niet iedereen me zo af te snauwen,’ mopperde ze.

Onderzoekend keek Melsaran haar aan. ‘Iedereen?’

Een opstekende windvlaag voorkwam dat Cyane zich nader moest verklaren. Afgeleid keek ze omhoog om daar iets te zien wat ze nooit meer zou vergeten. Over de toppen van de bergen scheerden drie levensgrote, gevleugelde monsters in hun richting. Hun vleugels beroerden de lucht, zodat het leek of er een storm opstak. De vleugels bestonden uit de voorpoten die door een dunne huidlaag verbonden waren met het massieve lichaam van deze wezens. De monsters waren felgroen en voorzien van niet twee maar vier grote rode ogen, die in een rij op de koppen van de beesten stonden. Het afschrikwekkendst waren de bekken. Ze stonden halfopen. Slijm viel in grote klodders naar beneden langs de rijen scherpe tanden, die maar al te goed zichtbaar waren. Een mens kon rechtop staan in zo’n bek.

Cyane sloeg haar hand voor haar mond en staarde vol afschuw naar de wezens. Hoe konden ze dit drietal ooit verslaan?

‘Ze zijn blind,’ vertelde Melsaran. ‘Ze sporen ons op met een speciaal zintuig dat magie kan traceren. Personen zonder magie hebben eigenlijk weinig te vrezen. Die ogen zijn bedoeld om de magie op te zuigen.’

Ze wilde deze details eigenlijk niet horen. Het enige wat ze wilde was zich omdraaien en zo snel als ze kon vluchten. Maar het zou nooit snel genoeg zijn. Met één vleugelslag legden deze monsters honderden meters af.

Ikor dwong hen door te rijden. Cyane zag dat hij al de anderen voor liet gaan. Samen met Iss bleef hij om Melsaran en haar heen rijden. Het was haar duidelijk dat zij beiden het doelwit van de draken waren. Ze waren uit op hun magische krachten.

Terwijl de wezens dichterbij kwamen bedacht Cyane dat ze alleen haar zwaard maar weg hoefde te gooien. Dan was ze verlost van de magie en zou ze een kans hebben om te ontsnappen. Meteen schaamde ze zich over haar gedachten. Meroboth en Mekaron hadden hun krachten aan haar gegeven. Ze mocht ze bij de eerste de beste tegenslag niet opofferen.

Al haar redelijke gedachten maakten plaats voor pure angst toen de drie draken naderden. De rode ogen glinsterden fel, klodders slijm vielen om haar heen toen de wezens vlak boven haar zweefden. Ze voelde hun blikken op haar gericht. De stenen schitterden in het gevest van haar zwaard.

Ikor trok zijn zwaard en hield het drietal nauwlettend in de gaten. Iss deed niets. Hij staarde alleen maar omhoog.

Toen waagde een van de beesten een aanval. Geluidloos stortte het zich naar beneden in Cyanes richting. Ze slaakte een kreet en stuurde de angstige Horizon een andere kant uit. Het dier steigerde wild maar gehoorzaamde haar toch. Rakelings scheerde het wezen over haar heen. Ze voelde zijn klamme huid over haar haren strijken en ze rilde. Haastig greep ze haar zwaard en inspecteerde de diamanten. Ze glinsterden nog net zo fel als even tevoren.

Daar kwam de tweede draak. Hij wierp zich op Melsaran. Voor hij zijn ogen op de rode diamant van de vuurmagiër kon richten snelde Iss naar voren. Handig manoeuvreerde hij zich tussen het monster en Melsaran in en richtte zijn verschillend gekleurde ogen op het wezen.

Wat er toen gebeurde, deed Cyane de andere twee loerende draken even vergeten. Het monster maakte een piepend geluidje, bewoog zich alsof het tegen een muur was gebotst en draaide zich razendsnel om.

Melsaran leek niet verbaasd. Cyanes mond viel echter open. Iss had daar alleen maar gestaan. Een volgende draak deed een uitval naar haar. Weer sprong Iss lenig en snel tussenbeide. Het beest droop jammerend af. Nog tweemaal waagden de monsters een poging. Beide keren was Iss’ aanwezigheid genoeg om hen te doen vluchten.

Iss bleef in de buurt van Melsaran en Cyane. De draken cirkelden boven hen, niet bereid hun magie zomaar te laten gaan. Ze vielen echter niet meer aan. Met deze drie afschuwelijke metgezellen naderden ze de rest van het gezelschap.

‘Ach, zijn dit de drie nieuwste aanwinsten van onze groep?’ vroeg Sirus.

Cyane sloeg geen acht op de opmerking. Met een bevreemde blik keek ze naar Iss, die voor haar reed en de draken nog steeds scherp in het oog hield. Waarom waren deze monsters zo bang voor hem?

‘Ook voor Iss was er een reden dat hij mee moest, Cyane,’ zei Melsaran.

Ze keek hem vragend aan. ‘Is het magie?’

Melsaran knikte. ‘Ja, het is magie. Dezelfde oude zwarte magie als die de draken bezitten.’

‘Ik begrijp het niet,’ zei Cyane.

‘Magie ontwikkelt zich ook, net als wij,’ vertelde Melsaran. ‘De oorspronkelijke magie die in de vijfkleurige diamant zat, was anders dan de magie die nu bestaat. De oervormen van de aard-, water-, luchten vuurmagie zijn uitgestorven. Die van de zwarte magie leeft nog steeds voort in die draken en in Iss. Deze vorm kan de nieuwere vormen vernietigen, of beter gezegd leegzuigen, maar als kracht tegen andere elementen is hij waardeloos.’

‘Hoe komt Iss eraan?’

‘In het Moeras van Agis wonen vele monsters die deze vorm van magie bezitten. Het is de magie van de verstotenen. Iss heeft zijn krachten daar verkregen. Hij is erg sterk. Zolang hij in de buurt is, hebben we van deze monsters niets te vrezen.’

‘Dus Iss kan Adanar zijn krachten afnemen?’ vroeg Cyane.

‘Ja, maar dat zal hij niet doen. Om de zwarte magie voorgoed te stoppen zal de strijd gestreden moeten worden,’ zei Melsaran.

Plotseling vielen bij Cyane de stukjes op hun plaats. ‘Daarom vielen ze hem nooit aan,’ zei ze voor zich uit. Het monster Xar en al die andere wezens in het Dryadenmeer en natuurlijk de Gnomen en Tangen. Ze had altijd gedacht dat de wezens hem beschouwden als een van hen; net als zij een monster. Hij was ook een van hen, maar op een heel andere manier dan ze ooit had kunnen vermoeden.

Het was deze oervorm van de zwarte magie die Iss zijn bescherming had gegeven. En nu bleek het nut van deze kracht. Dankzij hem hadden ze toegang tot de Tempel van Orgor. Een warme gloed verspreidde zich door haar lichaam toen ze naar de mismaakte man keek. Een verboden leven dat zich makkelijk door haat en vijandschap had kunnen laten verbitteren en vernietigen. Hij was letterlijk en figuurlijk uit het moeras geklommen om zijn wijsheid en ervaringen met anderen te delen.

Had zij hetzelfde gekund als ze een leven had gehad als dat van hem? Ze wist zeker van niet. Ze zou nooit zo sterk worden als Iss. Haar gedachten werden abrupt afgebroken door een ontzagwekkend tafereel dat zich voor haar ogen ontvouwde.

Twaalf

Twee enorme standbeelden, uitgehouwen in de twee bergen die de weg flankeerden, werden langzaam zichtbaar. Het was niet de omvang of de grootte van de beelden die Cyanes aandacht trok. Ongelovig staarde ze naar het beeld aan haar rechterzijde. Het stelde een vrouw voor met lange golvende haren. De stenen ogen keken star voor zich uit. Haar handen rustten op het gevest van een zwaard dat voor haar in de grond stak. Torenhoog stak het oeroude, halfvergane beeld boven haar uit. De tijd had nog niet zodanig toegeslagen dat ze het gezicht niet herkende.

Ze sloeg haar hand voor haar mond en wierp een wanhopige blik op Melsaran.

‘Dat kan niet,’ stamelde ze moeizaam. ‘Dat ben… dat ben ik.’

Kalmerend legde Melsaran een hand op haar schouder. ‘Dat ben jij, ja,’ zei hij rustig, ‘de draagster van het zwaard.’

‘De twee dragers van het zwaard bewaken al eeuwen de tempel,’ legde Ikor uit.

Bijna automatisch draaide Cyane haar hoofd naar het andere beeld.

Ook zijn handen rustten op een zwaard. Aan de voet van het zwaard, bij de punt, lag de stenen panter. Haar blik gleed naar boven. Teleurgesteld beet ze op haar lip. Erosie had toegeslagen in het gezicht van deze persoon. Hij was onherkenbaar. Nog wist ze niet wie haar tegenstander zou zijn. Maar iemand anders had het wel voorzien.