‘Ik weet het niet helemaal zeker,’ ging de microscopische stem verder. ‘Het ziet eruit als een oude voorplaat van Amazing Science Fiction. Paps, ik geloof dat je Zwerver deze kant op is gedoold — alleen hadden de Grieken niet zulke grote. Ik geloof dat het een planeet is.’
Paul had zijn ogen hoogstens twee seconden gesloten.
Toen hij ze opende was daar de Zwerver, stromend van bloedig en gouden licht.
De Zwerver, vier maal de diameter van de maan, en minstens even ver ten oosten van de maan aan de hemel, met een oppervlakte van zestien maal die van de maan, door een hoekige kromme in de vorm van een omgekeerde S gespleten in gouden en kastanjebruine helften, die zachter leken dan fluweel en toch een scherp afgesneden, niet wazige rand bezaten.
Zoveel zag Paul als een zichtbaar beeld, zag hij in een oogopslag zonder de zaak te ontleden. Het volgende ogenblik had hij zich op de vloer laten vallen, met opgetrokken schouders en het hoofd omlaag, weg van de Zwerver. Want de eerste, overheersende indruk was van iets reusachtigs en vlammends boven zijn hoofd, iets angstaanjagends en massiefs, dat op het punt stond op de aarde te storten en hem te verpletteren.
Margo, met Miauw tegen zich aangedrukt, lag naast hem op de vloer.
Puur toevallig waren Pauls ogen gericht op het programma dat hij vasthield. Automatisch las hij een regeclass="underline" ‘Onze gebaarde forummedewerker is Ross Hunter, Professor sociologie aan het Reed College in Portland, Oregon’ — voordat hij zich realiseerde dat hij makkelijk kon lezen bij het licht van de Zwerver.
Voor Don Guillermo, toen hij de heuvel met zijn groepen officiële gebouwen naderde, zijn ogen gericht op het ‘Paleis’, en met in zijn linkerhand de hefboom van het bommen-werpmechanisme, was de Zwerver een loyalistische Nicaraguaanse straaljager die hem in de rug aanviel en een vulkaan van geluidloze lichtspoorkogels uitspuwde. Hij dook in elkaar in zijn stoel, kneep zijn ogen dicht, en spande zijn nek en schouders in afwachting van de kogels. Ze kwamen maar niet en ze kwamen maar niet — het mispunt was blijkbaar een sadist die zijn doodsangst wilde rekken.
Hij zwenkte naar links naar het grote meer, volgens plan, keek toen achterom. Het verdomde ding was gewoon een grote versperringsballon, die op de een of andere manier opeens werd verlicht. En dan te bedenken dat ze hem met zo’n kermisapparaat hadden belazerd, zodat hij zijn bom niet had laten vallen. Hij zou even teruggaan en ze eens wat laten zien!
Op dat moment barstte er in Paloma een verblindende roze vulkaan open, en hij zag dat zijn linkerhand een hefboom vasthield waaraan nu een stuk gebroken draad hing. Een seconde later klapten zijn oren door een ontploffing die het vliegtuig deed schudden. Hij stuurde het weer horizontaal en vervolgde automatisch zijn koers naar het meer van Nicaragua.
Maar, vroeg hij zich af, hoe kon zo’n ballon precies gelijke tred houden met zijn oude kist? En waarom gloeide het hele landschap, alsof de dageraad aanbrak in het theater van het heelal?
Bagong Bung stond aan de verveloze reling op de brug en de zon kookte zijn hersens. Maar zijn hersens riepen een beeld op van een met zeewier overgroeid, met goud geladen wrak dat geen twintig mijlen verder lag, en hij was zich van niets bewust en voelde niets toen het zwaartekrachtfront van een onbekend hemellichaam van onder naar boven door zijn lichaam voer, en vat kreeg op elk atoom van zijn lichaam. Aangezien het front met evenredige kracht aan de Machan Lumpur, de Golf van Tonkin, en de hele planeet trok, lukte het de vlaag van kosmische kracht niet ook maar een van Bagong Bungs koele groene gedachten te verstoren.
Als Bagong Bung naar het kompas van de Machan Lumpur had gekeken, zou hij de naald wild hebben zien zwaaien en trillend tot rust komen in een richting iets ten oosten van het noorden, maar de kleine Maleier keek zelden in het kompashuisje — hij kende deze ondiepe zeeën goed genoeg. En hij had zo lang zaken gedaan met verraders en met-dewind-meedraaiers aan zowel communistische als kapitalistische zijde, dat zelfs al had hij het kompas zien draaien, hij misschien alleen zou hebben gevonden dat het zijn eigen natuurlijke mate van politieke onstabiliteit aanwees.
Wolf Loner fronste in zijn kille slaap toen, aan de andere kant van de wereld, het kleine kompasje van de Volharding draaide en tot rust kwam op een soortgelijke wijze als die van de Machan Lumpur, en toen een blauwe vinger sint elmusvuur even aan de top van de mast flikkerde. Hij bewoogzich en werd bijna wakker, sliep toen verder.
Generaal Spike Stevens snauwde: ‘Jimmy, haal die brandende plek eruit voor we het scherm kwijtraken.’
‘Ja meneer,’ antwoordde Kapitein James Kidley. ‘Maar welk scherm is het? Ik zie het in allebei.’
‘Het zit inderdaad in allebei de schermen,’ deelde Kolonel Willard Griswold hees mee. ‘Hou op met scheel kijken, Spike. Het zit daarbuiten — en het is even groot als de aarde.’ ‘Neem me niet kwalijk, Spike,’ zei Kolonel Mabel Wallingford. Haar pols klopte snel. ‘Kan het geen testprobleem zijn? Het eerste Hoofdkwartier kan op elk moment dat ze willen onze in- en uitgaande signalen op testcondities overschakelen.’
‘Juist,’ zei de Generaal, die met beide handen de uitweg aangreep die ze hem had geboden; en het deed haar wreed grijnzen: Spike was bang geweest. Hij ging verder: ‘Als het een probleem is — en dat geloof ik — dan hebben ze ons iets fraais in de maag gesplitst. Binnen vijf seconden staat onze communicatieapparatuur roodgloeiend van de gesimuleerde crisisgegevens. Vooruit dan, allemaal, we doen alsof het een proef is.’
Toen hij zich dwong om op te kijken zag Paul dat de Zwerver, voor zover hij dat kon schatten, zich niet bewoog of veranderde. Terwijl hij tegelijk Margo hielp krabbelde hij overeind, hoewel hij zich nog steeds bukte voor de Zwerver, zoals hij zich zou bukken voor een misschien te laag zonnescherm of een opgeheven vuist.
Kennelijk was de reactie om zich te laten vallen door iedereen gedeeld. De stoelen lagen ondersteboven; de mensen van de voorste rijen en de forumleden waren niet te zien.
Toch had niet iedereen dezelfde gedachte gehad: Stastok stond rechtop en stram en zei met een vreemd vlakke, hoge stem: ‘Geen paniek, mensen. Kunnen jullie niet zien dat het alleen maar een grote ballon is? En gemaakt in Japan, durf ik te wedden. Kijk maar naar die beschildering.’
Een vrouw op de vloer schetterde: ‘Ik zag hem van Vandenberg Twee opstijgen! Waarom is hij gestopt? De raket werkt toch nog! Waarom gaat hij niet hoger?’
Vanonder de tafel kwam een nog luider gebrul van Doc. ‘Blijf liggen, stommelingen! Zie je niet dat die atoombal een bol in de ruimte is?’ Toen, lang niet zo luid: ‘Zoek mijn bril, Rama Joan.’
Ragnarok cirkelde met zijn staart tussen zijn benen weer terug naar het midden van het platform, ging daar zitten tussen de lege stoelen, stak zijn snuit omhoog en begon naar de Zwerver te huilen. Paul en Margo, die zich naar voren begaven, maakten een boog om hem heen.
Ann kwam achter hun aan. ‘Waarom is iedereen zo bang?’ vroeg ze Paul vrolijk. ‘Dat is de allergrootste schotel die er is.’ Ze deed haar lamp uit. ‘Dit heb ik niet meer nodig.’ Stastok begon weer met zijn eentonige, krassende stem zonder emotie te spreken: ‘De Japanse vuurballon beweegt zich langzaam, mensen. Hij komt over ons heen, maar wees niet bang, hij zal ons missen.’
Kleine Man liep naar Stastok toe, reikte omhoog en schudde hem aan zijn arm. ‘Zou een vuurballon op een paar na alle sterren uitvagen?’ vroeg hij. ‘Zou hij de kleuren van onze auto’s daar verderop zichtbaar kunnen maken. Zou hij Vandenberg groen kleuren en de oceaan tot aan die eilanden daar verlichten? Goddomme, geef antwoord, Charley Fulby!’