‘Nu hoeft niemand meer iets te veinzen,’ zei Stastok rustig. ‘Ispan is hier.’
Kleine Man draaide het vel uit zijn machine, klemde het op een klembord, stapte op het platform, en hamerde op de tafel. Lezend van het vel papier, zei hij: ‘Na de plaats, de datum, het uur en de minuut heb ik staan: wij, de ondergetekenden, zagen een cirkelvormig voorwerp naast de maan aan de hemel. zijn schijnbare diameter was vier maal die van de maan. zijn twee helften waren paars en goud gekleurd en leken op het yin-yang-teken of het spiegelbeeld van een opgevulde 69. het gaf genoeg licht om een krant bij te lezen en zijn verschijning bleef minstens twintig minuten lang onveranderd. Nog verbeteringen? Dan zal ik dit rond laten gaan om getekend te worden zoals het er staat. Jullie adressen heb ik ook nodig.’
Iemand kreunde maar Doc riep van zijn post op het zand: ‘Goed zo Doddsy, leg het vast!’ Kleine Man offreerde zijn klembord aan de twee vrouwen die het dichtst bij hem zaten. De ene giechelde hysterisch, de andere greep zijn pen en tekende.
Paul riep naar Doc: ‘Ziet u al beweging?’
‘Nog niets zekers,’ zei de ander, terwijl hij voorzichtig rechtop ging staan om de paraplu niet te verstoren. ‘ ’t Is in ieder geval niet iets in een lage baan.’ Hij klom weer op het platform. ‘Heeft iemand hier een teleskoop of een verrekijker?’ vroeg hij luidkeels, maar niet erg hoopvol. ‘Toneelkijker?’ Hij wachtte nog even, haalde zijn schouders op. ‘Wel typisch voor deze mensen,’ zei hij tegen Paul, terwijl hij zijn bril afdeed om de glazen te poetsen en zijn oogleden te masseren. ‘Wat een stel amateurs!’
Hunters gebaarde gezicht klaarde op. ‘Heeft iemand hier een radio?’ riep hij.
‘Ik heb er een,’ zei een magere vrouw die met Stastok op de vloer zat.
‘Mooi, zoek eens een nieuwsbericht,’ vroeg Hunter haar.
Ze zei: ‘Ik zoek KFAC — die hebben klassieke muziek met regelmatig nieuws- en verkeersberichten.’
‘Als ze hem in New York en Buenos Aires zien,’ legde Hunter uit, ‘dan weten we zeker dat hij hoog zit.’
Margo stond opnieuw de Zwerver te bestuderen toen iemand haar elleboog aanraakte, aan de kant waar de poes niet zat. Kleine Man zei vriendelijk: ‘Ik heet Clarence Dodd. U bent…?’
‘Margo Gelhorn,’ vertelde ze hem. ‘Is dat enorme beest uw hond, meneer Dodd?’
‘Ja, inderdaad,’ zei hij vlug, met een opgewekte glimlach. ‘Mag ik uw handtekening op dit document hebben?’
‘Ach, kom nou!’ zei ze zuur. Opnieuw keek ze naar de Zwerver boven haar hoofd.
‘Het zal u spijten,’ verzekerde Kleine Man haar vredig. ‘De enige keer dat ik een geloofwaardige schotel zag vergat ik getekende verklaringen te vragen van de vier mensen die bij me in de auto zaten. Een week later zeiden ze allemaal dat het iets anders was.’
Margo haalde haar schouders op, liep toen naar de rand van het plankier, en zei: ‘Paul, ik geloof dat de paarse helft kleiner wordt, en aan de buitenste rand van de gele helft zit een paarse veeg die er eerst niet was.’
Verscheidene mensen zeiden dat ze gelijk had. Doc frommelde aan zijn afzakkende bril, maar voor hij een woord kon uitbrengen zei Hunter: ‘Het roteert. Het moet een bol zijn!’
Plotseling werd de Zwerver, die Paul als een plat voorwerp had beschouwd, bol. Er was iets onuitsprekelijk vreemds aan de verborgen en volkomen onbekende andere kant die nu in beeld kroop.
Doc hief een hand op. ‘Hij roteert naar het oosten,’ verklaarde hij. ‘Dat wil zeggen, deze kant ervan — wat betekent dat het omgekeerd roteert aan de aarde en de meeste andere planeten van ons zonnestelsel.’
‘Mijn God, Bill, nou krijgen we lessen in sterrenkunde,’ vitte de vrouw in het lichtgrijs op een lage, smalende toon tegen de man naast haar.
De draagbare radio van de magere vrouw bracht een heel zwak geluid uit, afgezien van het storingsgeruis. De muziek, voor zover aanwezig, had een galopperend, golvend ritme. Na een moment herkende Paul Wagners Rit van de Walkuren, die hier in de open lucht klonk alsof het door een muizenorkest werd gespeeld.
Don Merriam was bijna halverwege de Hut, en zijn laarzen trapten het stof omhoog terwijl hij zich voorzichtig over de lichter wordende vlakte haastte, toen Johannsens stem in zijn oor knisperde. Hij bleef staan.
Johannsen zei: ‘Let op, Don. Je moet de Hut niet binnenkomen. Je moet aan boord van Boot Een gaan en hem klaarmaken voor een solovlucht.’
Don onderdrukte zijn opwelling om te zeggen: ‘Maar Yo —’ De ander grinnikte waarderend toen hij bleef zwijgen en vervolgde: ‘Ik weet dat we ze nooit solo hebben gevlogen behalve als oefening op de simulator, maar dit zijn bevelen van de hoge bazen. Dufresne heeft zijn pak al aan. Hij volgt je in Boot Twee. Ik zal in Baba Yaga Drie zitten om door te seinen naar Gompert op de basis, die het zal doorgeven aan het Hoofdkwartier op aarde. Als ik het teken geef stijgen jullie op. Jij gaat de noordelijke helft verkennen en hij de zuidelijke, met het oog op het voorwerp achter de maan dat het gele en paarse licht veroorzaakt. Het is nauwelijks te geloven, maar de aarde zegt dat het een —’
De stem werd overstemd door een zwaar, bijna subsoon, malend brullen dat via Dons laarzen opsteeg naar zijn benen. De maan bewoog een pas of meer opzij onder zijn voeten, zodat hij omviel. In de twee seconden van zijn val was zijn enige actieve gedachte dat hij zijn opgevouwen armen als een kooi rond zijn helm moest houden, maar hij kon zien dat het grijze stof golfde en hier en daar omhoog kwam als een dik tapijt waar de wind onder is gekomen. De traagheid van de materie hield het omhoog terwijl de massieve maan er onderdoor bewoog.
Hij viel hard op zijn rug. Het brullen verveelvoudigde, kwam zijn pak overal aan de onderkant binnen. Stoffonteinen spoten in lage parabolen om hem heen. Zijn helm was niet gebarsten.
Het brullen ebde weg. Hij zei: ‘Yo!’ en opnieuw ‘Yo!’, en schakelde toen met zijn tong de fluit in de Hut aan.
Het paars en gele licht staarde fel op hem neer vanaf de westelijke oever van de Atlantische Oceaan, tegen Florida aan.
Er kwam geen antwoord van de Hut.
9
Paul en Margo begonnen achter het merendeel van de schotelstudenten aan te lopen, die teruggingen naar de auto’s. Ze herinnerden zich niet wie het eerst had gezegd: ‘We kunnen hier maar beter vandaan gaan,’ maar toen de woorden eenmaal waren uitgesproken, volgden instemming en actie snel en bijna algemeen. Doc had bij zijn astrolabium van paraplu en tafelhoek willen blijven, en had geprobeerd een kern van goed ingelichte waarnemers over te halen bij hem te blijven, maar tenslotte was hij van gedachten veranderd. ‘Rudy is vrijgezel,’ legde Hunter uit aan Margo toen zij en een paar anderen wachtten tot Doc zijn spullen had verzameld. ‘Hij is in staat de hele nacht op te blijven en waarnemingen te verrichten of schaak te spelen, of te proberen fraaie meiden te versieren — ‘ dit laatste werd geschreeuwd ‘– maar de rest van ons heeft gezinnen.’
Zodra het voorstel om te vertrekken was geopperd, had Paul besloten onmiddellijk naar het hoofdkwartier van het Maanproject te gaan. Hij en Margo konden afslaan naar Vandenberg Twee; hij had haar zelfs net willen voorstellen om naar de strandingang te wandelen — dat was misschien sneller — toen hij zich herinnerde dat het langer zou duren voor ze toestemming kregen om binnen te gaan.
Toen, juist toen zij op weg gingen, was Miauw, misschien aangemoedigd doordat ze zag dat Ragnarok werd aangelijnd, uit Margo’s armen gesprongen om de onderzijde van de dansvloer te inspecteren. Ann was achtergebleven om de reddingsoperatie gade te slaan, en Rama Joan bleef bij haar dochter. Zij boden een vreemde aanblik: het kleine meisje met haar kalme ogen en haar lichtrode vlechten, en de mannelijke vrouw in haar gekreukte avondkleren.