Uiteindelijk stemde de helft van de schotelstudenten op Rivis en de Hixons. De auto’s van de meeste van hun waren nog wel bereikbaar. Tenslotte waren ze zo kwaad dat ze zelfs weigerden voor de dikke vrouw met de hartaanval te zorgen tot Paul een zandjeep met ballonbanden uit Vandenberg Twee kon sturen om haar op te halen.
De andere helft ging op weg naar de strandpoort.
Don Guillermo Walker wist dat de Zwerver zoiets als een planeet moest zijn, want hij en zijn felle spiegelbeeld in het zwarte Nicaragua meer onder hem hadden hem nu zestig mijl naar het zuiden gevolgd zonder van plaats te veranderen — behalve dat hij dichter bij de westelijke horizon en misschien dichter bij de maan stond. En nu vertoonde het ding wat leek op een gouden haan die kraaide om Simon Bolivár te wekken. Heb ik niet eens in Le Coq d’Or gespeeld? vroeg de eenzame bommenwerper zich af. Nee, dat is een opera, of een ballet.
Het alom heersende felle schijnsel was hier en daar aan de westelijke horizon roze geworden; hij wist niet waarom. Toen hij een boog maakte langs het lange, heuvelige eiland Ometepe zag hij in Alta Gracia meer lichten dan je na middernacht ooit zou verwachten. Iedereen zou wel op zijn en er naar staan te gapen, of in de kerken duiken, veronderstelde hij.
Plotseling spoten er achter de stad rode lichten en rotsblokken omhoog, en even dacht hij dat hij een bom had laten vallen zonder het te weten. Toen besefte hij dat het een van de vulkanen van Ometepe moest zijn die ging werken. Hij zwenkte naar het oosten — weg, weg van die uitbarsting! Dat roze licht overal — de hele Stille Oceaan moest in eruptie zijn, van de Golf van Fonseca tot de Golf van Nicoya.
Don Merriam, gebeukte en smartelijk slappe kever, drukte zich op zijn handen op naast de trotse magnesium vlaggenstok van de Hut, en zag waar de Hut zou moeten zijn een ruwwandige spleet van zeven meter breed. Kleine watervallen van stof sijpelden langs de verste wand.
Een van de schepen was met de Hut verdwenen, een andere lag op zijn zij over de kloof terwijl twee van zijn drie schokbrekende poten omhoog staken als de pootjes van een dode kip. Ondertussen was hij bijna onder de derde Baba Yaga gekropen zonder hem te zien.
Ze noemden de kleine raketscheepjes voor gebruik op de maan ‘Baba Yaga’s’ omdat ze — Dufresne had er ‘t eerst aan gedacht — deden denken aan de heksenhut op poten die voorkomt in een paar populaire stukjes klassieke Russische muziek, en die, volgens de bijbehorende folklore, ’s nachts op die poten rondrent. Het gerucht ging dat de Russische maanmannen hun schepen ‘Jeeps’ noemden.
Maar nu werd de vergelijking van de wandelende hut veel te waarheidsgetrouw, want de voortdurende verticale maanbeving, die Don nauwelijks meer opmerkte, liet de laatste Baba Yaga op zijn met staalplaten geschoeide poten rondstappen terwijl hij heen en weer wiegde. Een van de schoenen was maar een meter van de kloof verwijderd, en terwijl Don toekeek liep hij nog vijfentwintig centimeter verder.
Voorzichtig drukte Don zich op tot hij met zijn voeten wijd uiteen op zijn hurken zat. Hij maakte zichzelf wijs dat Dufresne misschien in de missende raket was opgestegen, hoewel hij het licht van de straalpijp niet had gezien. En Yo kon dood of levend in het schip aan de andere kant van de spleet zijn. Gompert…
De Baba Yaga nam nog een stap naar de gapende kloof. Don deed zelf een paar snelle passen over de schokkende bodem, richtte zich toen op en graaide naar de laatste sport van de ladder die uit het schip midden tussen zijn drie poten hing.
Hij trok zich aan zijn handen op en klom naar het luik, dat onheilspellend tussen de vijf trompetachtige straalpijpen was geplaatst. De Baba Yaga schommelde. Don zei tot zichzelf dat zijn gewicht het zwaartepunt iets liet zakken, de poten iets korter maakte.
10
Sally Harris en Jake Lesher zaten in een van de ondergrondse treinen die in de 42ste Straat werden stilgezet en ontruimd. De verkeersopstoppingen waren hopeloos en Jakes auto was in Flatbush geparkeerd. De politie hielp de treinmensen met het ontruimen van de wagons en stuurde de passagiers bovengronds.
‘Maar waarom, waarom?’ wilde Jake weten. ‘’t Ziet er niet best uit.’
‘Jawel, ‘t ziet er goed uit,’ vond Sally. ‘Als er bommen vielen zouden ze ons juist omlaag sturen. Bovendien zitten we hier vlakbij Hugo’s dakhuis. Vind je het niet opwindend, Jake?’
Toen ze buiten kwamen merkten ze dat Times Square voller was dan ze ooit om drie uur ’s morgens hadden meegemaakt. In het westen zagen ze de Zwerver nog tamelijk hoog aan de hemel staan, met de maan zo dichtbij dat ze elkaar bijna raakten. Aan de zuidkant van de straat schiep de schaduwrand een strook roerloze gele mensen en aan hun zijde een strook paarse. De neonreclames werkten allemaal op volle kracht, maar waren sterk gebleekt door het supermaanlicht. Het plein was ook stiller dan ze ooit hadden meegemaakt, behalve dat er op dat ogenblik achter hun een man verscheen met de kreet: ‘Extra editie! Lees dit! Lees hier alles over de nieuwe planeet!’
Jake ruilde twee munten voor een Daily Orbit. De geïllustreerde voorplaat bestond uit een natte foto van de Zwerver in dorre rode en gele inkt en zes regels informatie die iedereen had kunnen krijgen door naar de hemel en op zijn horloge te kijken. De kop zei: vreemde bol doet mensheid verstomd staan.
‘Ik sta niet verstomd,’ zei Sally in een stralend humeur. Toen grijnzend tot Jake: ‘Ik heb hem geschapen. Ik heb hem daar opgehangen.’
‘Wees niet godslasterlijk, jongedame,’ vermaande een man met zware kaken haar nors.
‘Ha, u denkt dat ik ‘t niet heb gedaan, hè?’ vroeg ze agressief. ‘Ik zal het u laten zien!’ Met haar ellebogen maakte ze de ruimte om zich heen vrij en gooide Jake haar jasje toe. Ze prikte met een vinger naar de man met de kaken en vervolgens naar de Zwerver, en knippend met haar vingers terwijl ze uitdagend heupwiegde begon ze te zingen: met een bezielende alt en een melodie geleend van ‘Green Door’ en ‘Strange Fruit’:
Vreemde bol!.., aan de westelijke hemel…
Vreemd licht… dat straalt van de hemel…
Don Merriam had de jet van de Baba Yaga gestart voor hij zich ingespte, toen de aniline- en salpeterzuurpompen maar net waren begonnen te draaien. De reden was eenvoudig genoeg: hij had al gevoeld dat het rondzwalkende schip van de rand stapte.
Hij had al het mogelijke gedaan om tijd te sparen. Hij had het schip opengemaakt zodat alle lucht in een grote windstoot vrijkwam, liever dan te wachten tot de luchtsluis leegliep en weer werd gevuld. De twee luiken waren in haast gesloten, en hij had de luchthendel maar heel even aangeraakt hoewel hij wist dat de zuurstofvoorraad van zijn pak ten einde liep — en toch was hij nog bijna te laat geweest.
De koude jet ontbrandde echter zoals het hoorde. Verschrikkelijk hete moleculen stroomden met een snelheid van bijna vier kilometer per seconde uit de straalpijp van de Baba Yaga, en na een angstig ogenblik steeg hij op, maar eerder horizontaal dan recht omhoog — als een oud vliegtuig dat opstijgt.
Misschien was Dons fout dat hij zijn koers probeerde te corrigeren — zijn huidige vector zou hem zeer waarschijnlijk wel in een of andere baan hebben doen belanden — misschien wel heel efficiënt. Maar hij vloog op zijn gevoel en de manier waarop de witte maan, overdekt met barsten, maar steeds zo groot in het scherm bleef hangen beviel hem niet, en hij wist dat hoe sneller hij corrigeerde, hoe minder brandstof het kostte, en hij was er niet zeker van hoeveel brandstof en oxidator hij had — eigenlijk wist hij niet eens in welk van de drie zusterschepen hij zat — en daarbij kwam ook nog dat hij waarschijnlijk al behoorlijk duizelig en onlogisch was door gebrek aan zuurstof.