Daarom, zonder acht te slaan op de anderhalve g die aan hem trok, reikte hij opzij — een behoorlijk eind: normaal zou het de taak van een robot of een tweede piloot zijn geweest — en sloeg hij de sleutels neer die de drie raketten met vaste brandstof aan de maankant van het schip afvuurden. De plotselinge extra stoot die ze de Baba Yaga gaven was voldoende om hem uit zijn stoel te wippen. Onverbiddelijk maar pijnlijk traag gleed de hendel uit zijn handen en hij viel zwaar — veel zwaarder dan op de maan zou zijn gebeurd — tegen de vloer die vijf meter lager lag, en zijn helm sloeg tegen zijn achterhoofd, zodat hij bewusteloos raakte. Tien seconden later schakelde de aniline-salpeterzuurjet uit. Dit gebeurde automatisch als de hendel werd losgelaten. De raketten met vaste brandstof waren een fractie van een seconde eerder opgebrand. Gezien de omstandigheden was de correctie met opmerkelijke nauwkeurigheid berekend. De Baba Yaga steeg vrijwel loodrecht op van de maan met bijna voldoende kinetische energie om los te komen. Maar nu vertraagde de maans milde zwaartekracht het schip elke seconde meer, hoewel het nog steeds snel steeg in vrije val en dat nog enige tijd zou blijven doen.
Dons helm lag op de slordig dichtgemaakte sluispoort. Een klein wit straaltje damp met de grootte en de vorm van een visitekaartje ontsnapte door een dunne spleet in het raam. Aan de randen van de barst werd ijs afgezet.
Barbara Katz zei tegen Knolls Kettering III: ‘Over minder dan een minuut volgt het contact, Paps.’ Met ‘contact’ bedoelde ze het ogenblik waarop de Zwerver de maan zou overlappen, of de maan de Zwerver, of —
‘Neemt u mij niet kwalijk, meneer,’ kwam een zachte diepe stem van achter hun, ‘maar wat gaat er gebeuren als ze elkaar raken?’
Barbara draaide zich om. Er brandde nu ergens een lamp aan de achterkant van het huis. Het licht onthulde de silhouetten van een forse man in het uniform van een chauffeur en twee naast elkaar staande vrouwen. Ze waren blijkbaar heel stil naar buiten gekomen.
Naast haar zei Mr. Kettering met nauw verholen ergernis: ‘Ik heb jullie al uren geleden gezegd naar bed te gaan. Je weet dat ik niet wil dat jullie me bemoederen.’
‘Neemt u me niet kwalijk, meneer,’ hield de stem aan, ‘maar iedereen is wakker en staat er buiten naar te kijken. Iedereen in Palm Beach. Alstublieft, meneer, wat gebeurt er als hij tegen de maan opvliegt?’
Barbara wilde het woord nemen en de chauffeur en de meiden een heleboel vertellen: dat het de maan was die naar de Zwerver bewoog, want de elektrisch aangedreven voet van de teleskoop was zo afgesteld dat hij de maan in zijn baan volgde, en de maan rende nu vijf diameters voor zijn normale koers uit; dat ze nog steeds de afstand van de Zwerver niet kenden — een van de oorzaken was dat het oppervlak geen scherpe details vertoonde, op de randen na, alleen een fluweelachtig geel of bruin, onder welke vergroting ook; dat hemellichamen meestal niet botsten maar banen om elkaar gingen beschrijven.
Maar ze wist dat mannen — vermoedelijk zelfs miljonairs — graag zelf over wetenschappelijke onderwerpen praten; en bovendien had ze geen zin zich met de interraciale etiquette van Palm Beach te bemoeien.
Toen keek ze op en zag dat het probleem zichzelf had opgelost.
‘Ze botsen niet,’ zei ze. ‘De maan gaat voor de Zwerver langs.’ In een opwelling voegde ze er aan toe: ‘O, Paps, tot nu toe geloofde ik niet dat hij er echt was.’
De vrouwen hapten naar adem.
‘De Zwerver?’ vroeg de chauffeur zacht.
Knolls Kettering III nam het over. Een beetje stijf zei hij: ‘De Zwerver is de naam die Miss Katz en ik voor de vreemde planeet hebben uitgekozen. Ga nu alsjeblieft naar bed.’
Arab Jones riep over het dak naar Pepe Martinez en High Bundy, die samen een wals dansten: ‘Hé man, kijk eens, ze zijn nu aan liet paren! Die ouwe Maan gaat haar binnen als sperma in een paars ei.’
De drie interraciale weedbroeders hadden nog vier eerste kwaliteit sigaretten gerookt om de eindeloze kick van de verschijning van de Zwerver te vieren en ze waren nu zo high als vliegers — high als communicatiesatellieten! Maar niet zo high, als dat al ooit gebeurt, dat ze volledig verstoken waren van redelijke vermogens, want Pepe riep uit: ‘Wat zullen die square Mexicanen zuidelijk van de grens zich een kruisen slaan, en de bruintjes in Rio dansen,’ terwijl High het zo opsomde: ‘Vat dit, mannen: de kicks zijn in de wereld en zullen er blijven.’
Met zijn bruine gezicht glimmend in de gloed van de Zwerver zei Arab: ‘Laat ons onze tent oprollen en afdalen, mijn zonen, en onder de doodsbange bevolking gaan.’
Hunter zei tegen Doc: ‘De maan zit daar goed vastgeprikt,’ doelend op de kalkwitte cirkelschijf die voor de Zwerver stond. ‘Ik begin me zelfs af te vragen — denk eens aan de gelijkvormige driehoeken, Rudy — of hij misschien vier en een half miljoen kilometer ver is en honderdveertigduizend kilometer breed.’
‘Jupiter die een bezoek komt afleggen, hè?’ grinnikte Doc. Meteen daarna vroeg hij de anderen: ‘Welnu, kan iemand mij Jupiter momenteel ergens anders in de hemel aanwijzen? Hoewel,’ voegde hij er aan toe, ‘ik moet toegeven dat ik nooit heb gehoord van een paars gebied op Jupiter of van een gele vlek in de vorm van een eend.’
‘Een pinguïn!’ riep Ann achter hem.
De twee mannen maakten deel uit van de kleine stoet die door het zand en het zeegras naar de strandingang van Vandenberg Twee ploeterde. De stoet werd geleid door Paul, Margo met Miauw, en Doc. Toen kwamen Hunter, Stastok, en twee andere mannen die aan de vier hoeken een aluminium bed voortzeulden waarop Wanda — de dikke vrouw — rustte. Af en toe kreunde ze. Naast de draagbaar liep de magere vrouw maar zonder haar radio, die in de verschuiving ten onder was gegaan. Ze sprak sussend tegen Wanda. De achterhoede bestond uit Rama Joan, Ann, en Clarence Dodd — Kleine Man — met Ragnarok aan de lijn en nerveus.
De aluminium draagbaar was een van de noemt-u-maarop-ik-heb-het-artikelen uit de stationwagen van Kleine Man. (Margo had hem gevraagd of hij een primus en brandstof daarvoor had. Hij had geantwoord, zonder een spier te vertrekken: ‘Ja die heb ik, maar ik vind het niet nodig om ze deze keer mee te nemen?)
Vlak nadat Doc zijn niet helemaal als grapje bedoelde opmerking over Jupiter had gemaakt riep Rama Joan iedereen op opnieuw naar de Zwerver te kijken. In de afgelopen veertig minuten hadden ze al aanzienlijke veranderingen opgemerkt. De eend (of dinosaurus) had zijn hele lichaam nu aan de linkerkant van de schijf, zijn hoofd stak uit naar rechts alsof het een deel vormde van een goudkap aan de Noordpool. In het nieuwe paarse gebied dat naar voren draaide was een groot geel stuk verschenen, in het midden gelegen, waarvan de vorm het midden hield tussen een opgevulde hoofdletter D en een gelijkzijdige driehoek.
‘Kijk, vlak achter de D,’ riep Rama Joan, ‘zit een dunne halve cirkel die deze kant uitkomt. Hij zit bijna achter de maan verborgen.’
‘Dat is de schaduw van de maan op de nieuwe planeet!’ schreeuwde Doc opgewonden na een paar ijzige seconden. ‘En als hij kleiner is dan de maan kan ik dat in ieder geval niet zien. Ross, ze kunnen onmogelijk meer dan een paar duizend kilometer van elkaar af zijn! Nu weten we dat de planeet het formaat van de aarde heeft, bijna precies hetzelfde.’
‘Mammie, betekent dat dat ze bijna op elkaar zijn gebotst?’ fluisterde Ann. ‘Waarom is Mr. Brecht zo blij? Omdat ze elkaar hebben gemist?’
‘Niet helemaal, liefje. Hij zou waarschijnlijk van het schouwspel hebben genoten. Mr. Brecht is blij omdat hij graag precies weet waar de dingen zijn, zodat hij ze in het donker kan pakken.’