‘Het lijkt er wel op,’ zei Paul. ‘Op dit tijdstip moet het beginnen.’
‘Wat betekent de eclips voor Don?’
‘Niet veel. Het wordt daarboven een poos donker. Dat is alles. O ja, de temperatuur buiten zal iets van 250 graden dalen.’
‘Een vlaag koude uit de zevende cirkel van de Hel en hij zegt: “Dat is alles!” ’
‘ ’t Is niet zo erg als het klinkt. Want om te beginnen is de temperatuur al 150 graden boven nul, weet je,’ legde Paul uit.
‘Een golf dubbel-Siberische kou vlak achter de kokende hitte aan en hij zegt: “Is ‘t niet prachtig!” En als ik aan die andere, onbekende verschrikking denk die de maan vanuit de wereldruimte besluipt —’
‘Hou op, Margo!’ De glimlach verdween van zijn gezicht. ‘Je zit gewoon je verbeelding te spuien.’
‘Verbeelding? Heb je me wel, of heb je me niet verteld over vier sterrenfoto’s die tonen dat —’
‘Ik heb je niets verteld — niets dat je niet volkomen verkeerd uitlegt. Nee Margo, ik weiger er verder woorden aan te verspillen. Of te luisteren naar het doorslaan van jouw opgewonden gedachten. Laten we naar binnen gaan.’
‘Naar binnen gaan? Terwijl Don daarboven zit? Ik wil de hele eclips zien, vanaf de kustweg, als het zo lang blijft duren.’
‘In dat geval,’ zei Paul kalm, ‘kun je beter iets meer aantrekken dan alleen dat jasje. Ik weet dat het nu warm lijkt, maar de nachten hier zijn verraderlijk.’
‘En nachten op de maan soms niet? Hier, hou Miauw even vast.’
‘Waarom? Als je denkt dat ik een loslopende kat ga vervoeren —’
‘Omdat dit jasje te warm is! Hier, pak aan, en geef mij Miauw. Waarom zou je geen kat vervoeren? Het zijn mensen, net als wij. Nietwaar, Miauw?’
‘Dat zijn ze niet. Het zijn gewoon mooie dieren.’
‘En of ze mensen zijn. Zelfs jouw grote god Heinlein geeft toe dat ze tweedeklas mensen zijn, even veel waard als inboorlingen of fellahin.’
‘De theorie erachter interesseert me niet, Margo. Ik weiger alleen om een nerveuze poes te vervoeren in mijn open auto met de kap omlaag.’
‘Miauw is niet nerveus. Zij is een meisje.’
‘Zijn vrouwen kalm? Kijk eens naar jezelf!’
‘Neem je haar niet mee?’
‘Nee!’
Een schamele vierhonderdduizend kilometer voorbij de aarde veranderde de maan van spookachtig goud in bleekbrons toen zij langzaam over de schaduwgrens gleed van de grotere bol. Zon, aarde, en maan gingen op een rij staan. Het was de tien miljoenste verduistering van de maan, of daaromtrent. Eigenlijk niets buitengewoons, maar toch stonden onder de knusse deken van de aardatmosfeer al honderdduizenden mensen het schouwspel te bekijken vanaf de nachtzijde van de aarde, die zich nu van de Noordzee tot Californië en van Ghana tot Pitcairn Island uitstrekte over de Atlantische Oceaan en de beide Amerika’s.
De overige planeten bevonden zich merendeels aan de andere zijde van de zon, even ver weg als de mensen in de andere vleugel van een groot huis.
De sterren waren vrieskoude, dimensieloze ogen in het duister, even ver als huizen met vrolijk verlichte ramen aan gene zijde van de oceaan.
Het Aarde-Maan-stelsel, dat zich koesterde in het zonnevuur, was bijna alleen in een zwart woud met een doorsnede van veertig miljoen kilometer. Een angstwekkend eenzame situatie, vooral als je je voorstelde dat in het woud iets volkomen onbekends zich roerde, iets dat dichterbij sloop, en het sterrenlicht deed schudden terwijl het de zwarte twijgen van de ruimte opzij boog.
Ver buitengaats op de Atlantische Oceaan wekte een vlaag donker buiswater in zijn ogen Wolf Loner uit een verkillende angstdroom, op tijd om te zien dat de koperkleurige maan werd opgeslokt door het laatste rafelige venster hoog in de dikker wordende zwarte wolkenbank in het westen. Hij wist dat het door de eclips kwam dat de maan er smoezelig uitzag, maar door het nabeeld van zijn droom leek het alsof de maan uit een brandend huis om hulp riep — Diana in nood. De stuwende zwarte golven en de wind in het bolle zeil wiegden en bliezen het verontrustende visioen weldra weg.
‘Gezondheid van de geest is een ritme,’ zei Wolf Loner luid tegen niemand binnen een afstand van tien kilometer, of misschien wel driehonderd — het laatste was de afstand die hij schatte nog van Boston verwijderd te zijn, op zijn eenmans, oost-west overtocht die in Bristol was gestart.
Hij controleerde de verbinding tussen grootzeil en helmstok die de twintig voets vlet met de boeg naar het westen hield gericht, en liet zich toen met zijn voeten vooruit in de doodskist — brede kajuit glijden voor een warmere en langere nachtrust.
Vijfduizend kilometer ten zuiden van de vlet spoedde het luxe atoomschip Prince Charles zich als een zeewaardige stad naar Georgetown en de Antillen door een onzichtbare mist van radiogolven. In de van luchtverversingsapparatuur voorziene en verduisterde sterrenkundige koepel keken een paar oudere mensen, geeuwend vanwege het na-middernachtelijke uur, naar de eclips, en een paar jongere paren liefkoosden elkaar diskreet, of zaten met de voeten tegen el kaar, wat werd vergemakkelijkt door de voethandschoenen die in zwang waren, terwijl uit de grote balzaal zwak als een ver onweer de Wagneriaanse klanken van neo-jazz rolden. Kapitein Sithwise telde het aantal als zodanig bekend staande Braziliaanse fascisten van het onberekenbare moderne soort op de passagierslijst, en giste dat er een nieuwe revolutie op het programma stond.
Op Coney Island, het bekende pretpark, in de zware schaduwen van de nieuwe houten stoep, haar handen saamgevouwen in haar nek onder de stralenkrans van haar nieuwe, permanent statisch geladen kapsel, bewoog Sally Harris zich niet terwijl Jake Lesher kruiselings aan het bandje van haar beha zat te rukken, door de zijdeachtig zwarte stof van haar Gimbel Scaasi japon maat 8 heen.
‘Amuseer je,’ zei ze, ‘maar denk eraan dat wij de eclips vanaf de top van de Tientrapsraket gaan bekijken. Vanaf alle tien toppen.’
‘Ach, wie wil er nu naar een maan loeren die volkomen uit de tijd en de mode is,’ antwoordde Jake Lesher een beetje ademloos. Sal, waar voor de donder zitten de haken en ogen?’
‘Onder in de kist van je tante,’ lichtte zij hem in, en ritste duim en voorvinger met de zilveren nagels langs de zelfsluitende, op stemmingen reagerende V van haar japon. ‘De magnetische snel-los apparatuur zit in de boeg, niet in de achtersteven, jij walslurp,’ zei ze en gaf er een behendige draai aan. ‘Daar! Zie je waarom het de Verdwijnende Beha heet?’
‘Christus!’ zei hij, ‘het leken wel hete perziken. O, Sal…’ ‘Vermaak je maar,’ vertelde ze hem koel en met opengesperde neusvleugels, ‘maar denk niet dat je onder een bezoek met mij aan de roetsjbaan uitkomt. En behandel het fruit svp met eerbied.’
Terwijl hij zich inspande om door de matzwarte wolken jungle van Nicaragua te kijken naar de inktzwarte glans van het Managuameer, besloot Don Guillermo Walker dat het bombarderen van het presidentiële bolwerk tijdens het duister van de eclips louter een theatraal idee was geweest, een wanhopige improvisatie in het derde bedrijf, zoals toen Jean in ‘Algiers Decision’ niets onder haar negligé had gedragen, wat het drama het lot van een kalkoen overigens niet had bespaard.
Het bleek tenslotte dat eclipsen toch niet zo heel erg donker waren, en de drie straaljagers van el presidente konden zijn antieke Seabee in enkele seconden in mootjes snijden, en daarmee de revolutie van de Besten eindigen, of tenminste de bijdrage daartoe van deze rechtstreekse afstammeling van de oorspronkelijke William Walker die in de jaren vijftig van de negentiende eeuw in de regering van Nicaragua obstructie had gepleegd.