Выбрать главу

Spike Stevens, zijn ogen gericht op de tweelingschermen die toonden hoe de maan zich achter de Zwerver bewoog, beet de punt van een sigaar af en snauwde: ‘O.K., zeg hem dat hij dat maar moet bewijzen.’

‘Jimmy, laat het inter-hoofdkwartier-scherm opwarmen,’ beval Kolonel Mabel Wallingford.

De Generaal stak zijn sigaar aan.

Een derde scherm gloeide op, en vertoonde een glimlachende, gedistingeerd uitziende heer met een kaal hoofd. De Generaal snaaide de sigaar uit zijn mond en stond op. Kolonel Mabel voelde een opwelling van warme vreugde, en keek toe hoe hij het schuldige, plichtsgetrouwe schooljongetje speelde.

‘Meneer de President,’ zei Spike.

‘Ik maak geen deel uit van een gesimuleerde crisis, Spike,’ antwoordde de ander, ‘hoewel het moeilijk te geloven valt dat je je daar zorgen over hebt gemaakt, gezien de meesterlijke manier waarop jouw bende heeft gewerkt.’

‘Helemaal niet meesterlijk, meneer,’ zei de Generaal. ‘Ik vrees dat we de Maanbasis kwijt zijn. Al meer dan een uur niets van ze gehoord.’

Het gezicht op het scherm werd ernstig. ‘Wij moeten voorbereid zijn op verliezen. Ik verlaat nu het Ruimtehoofdkwartier om de Kustwacht te ontmoeten. Mijn boodschap aan jou is: Ga zo door!… voor de duur van deze…’ Je voelde dat hij zocht naar een van zijn beroemde frasen… ‘astronomische noodtoestand.’

Het scherm vervaagde.

Kolonel Willard Griswold, zonder zijn blik van de schermen af te wenden, zei: ‘De Maanbasis? Jezus, Spike, we zijn de hele maan kwijt.’

12

Don Merriam bevond zich sedert vijftien minuten in het binnenste van de maan, voor een groot deel met een snelheid van vier kilometer per seconde, en nu, na tot het formaat van een lint te zijn verbreed, bleef de paars met gele draad deze breedte behouden. Dat kon niet gunstig zijn, maar er zat niets anders op dan er op afjagen, door de ongelooflijke barst heen die de maan via een bijna perfect plat vlak doorsneed, zoals een diamant die op de juiste manier wordt gekliefd, en zich verder te gedragen als één groot navigerend oog, en zijn gedachten de vrije loop te laten, want hij kon geen aandacht sparen om ze te beheersen.

Na de eerste grote stoot vuurde hij de hoofdjet af met korte vlagen, en richtte de Baba Yaga met de noniussleutels.

Don Merriam maakte een tocht door het hart van een planeet. Hij was het middelpunt gepasseerd, en tot dusver bestond de tocht uit glinsteringen, vage beelden en duisternis en een paarse draad die een ruimtescherm halveerde dat op verschillende plaatsen melkwit was geworden. Dat en zijn pijnlijke keel en brandende ogen en zijn voorstelling van hemzelf — wat zou het een faux pas zijn als hij een wand schampte!

In de buurt van het middelpunt verschenen er roetzwarte vegen en een groene vuurflits, maar hij had geen benul waarom.

De melkwitte plekken in het scherm waren waarschijnlijk veroorzaakt door erosie, dankzij de fantastische, dunne stofspiralen die hem op een gegeven ogenblik bijna de draad uit het oog deden verliezen.

Ook het zonlicht in de rug was hij eerder kwijtgeraakt dan hij had gehoopt, zodat hij de Baba Yaga alleen kon richten met behulp van de zwakke paarse en gouden schitteringen op de wanden, en die waren bedrieglijk omdat het geel uiteraard helderder was dan het paars en hem verleidde er te ver vandaan te blijven.

Maar nu begon het paarse lint smaller te worden, en hij wist dat dat zijn ongeluk betekende, want ongevraagd doemde in zijn geest een beeld op van de gespleten helften van de maan die achter hem tegen elkaar klapten, en al het zonlicht afsneden, en toen — als een zwaarwichtige reactie op en door de heftige wederzijdse aantrekking van de twee massa’s — dat ze ook vóór hem tegen elkaar botsten: zij sloten een stuk kloof van enkele meters af in de tijd dat hij kilometers aflegde, maar zij waren snel genoeg om hem de pas af te snijden.

Op dat moment, juist toen hij het scheen te bereiken, juist toen hij volgens zijn ruwe schatting bijna vierduizend kilometer had afgelegd, werd het paarse lint volkomen duister. En toen, even ongelooflijk alsof hij een leven na de dood betrad, plonsde hij van het donker in het licht. Aan alle kanten schenen de sterren, en zelfs de oude omkranste zon schoot zijn verblindend witte pijlen af.

Toen pas drong tot hem door wat recht voor hem uit lag. Het was een grote schijf, even groot als de aarde gezien uit een baan met een omloopstijd van twee uur. Deze geweldige schijf was rechts helemaal stralend goud en paars, maar links was hij inktzwart op drie bleekgroene, ovale, gloeiende plekken na, die over de rand van de schijf in de verte verdwenen.

De scherpe nachtlijn tussen de stralende en de duistere halfronden dreef langzaam naar rechts terwijl hij toekeek, net toen de zon langzaam naar de paarse horizon dreef. Hij besefte nu dat hij binnen in de maan het paarse lint uit het oog was verloren, niet omdat de kaken van de maan dichtklapten, maar eenvoudig omdat de nachtelijke zijde van de planeet was opgeschoven en boven de spleet hing.

Hij accepteerde direct dat het een massieve planeet was en dat de maan er nu een strakke baan om beschreef, omdat alleen dat, voor zover hij kon bedenken, de beelden en gebeurtenissen van de laatste drie uur kon verklaren: het licht dat de nachtzijde van de aarde overspoelde, de lichtplek in de Atlantische Oceaan, en vooral het barsten van de maan. En hij had iets in zich dat er redeloos naar verlangde te geloven dat het een planeet was.

Hij liet het schip zwenken, en daar, slechts tachtig kilometer onder hem, hing de enorme schijf van de maan, half inktzwart, half verblindend wit van het zonlicht. Hij kon zien waar de wanden van de klif inderdaad achter hem waren dichtgeklapt aan de strook van stof-geisers die glimmend in het zonverlichte vacuüm oprezen, ongeveer op de nachtlijn van de maan, en aan het surrealistische, scheef geblokte schaakbord van mindere barsten die werden gekenmerkt door kleinere geisers die zich vanaf de scheurlijn uitstrekten. Hij hing tachtig kilometer boven wat elk moment meer leek op een ziedende zee van rotsen. En hij daalde.

Toen, omdat hij niet — nog niet, tenminste — met anderhalve kilometer per seconde in het zwarte halfrond, bespikkeld met gloeiplekken, dat nu onder zijn jets lag wilde duiken, vuurde hij de hoofdjet af om het verticale deel van zijn snelheid te elimineren. Eindelijk controleerde hij de meters en ontdekte dat er nauwelijks genoeg brandstof en oxidator was voor deze manoeuvre. Het kon hem in een baan rond de vreemde planeet brengen — zelfs nog binnen de strakke baan van de maan.

Hij wist dat de zon spoedig uit het gezicht zou verdwijnen, en dat de van gedaante veranderende maan duister zou worden, toen de Baba Yaga en de maan samen in de schaduwkegel — de nacht — van het raadsel zwaaiden.

* * *

Fritz Scher zat stijf aan zijn bureau in de lange kamer in het Getijden Instituut in Hamburg, West Duitsland. Hij luisterde met aan ergernis grenzende geamuseerdheid naar de demente nieuwsberichten van de andere zijde van de Atlantische Oceaan. Hij schakelde de radio uit met een slag die de knop bijna deed breken en zei tegen Hans Opfeclass="underline"

‘Die Amerikanen! Hun aanwezigheid is noodzakelijk om de communistische zwijnen te beteugelen, maar dit is een intellectuele degradatie van de Heimat!’

Hij stond op en liep naar de slanke, gestroomlijnde, kamerlange getijdenvoorspellende machine. In de machine liep een draad door vele beweegbare precisiekatrollen. Elke katrol vertegenwoordigde een factor die het getij beïnvloedde op het punt van de hydrosfeer waarvoor de machine was ingesteld. Aan het eind van de draad zat een pen die op een met grafiekpapier bespannen trommel een kromme tekende, die de exacte getijden in dat gebied uur na uur aangaf.

In Delft hadden ze een machine die het allemaal elektronisch deed, maar daar waren het onhandige Hollanders voor!