‘Maar is het de eerste wet van General Motors?’ wilde Hunter weten. ‘Of van Generaal Mao?’
Rama Joan glimlachte raadselachtig en vroeg Pauclass="underline" ‘Als jij een autotochtje maakt, welke speciale voorzorgsmaatregelen neem jij dan tegen het overrijden van honden en katten? Zijn alle mierenhopen in jouw tuin aangegeven?’
‘Jij zweert nog steeds bij je duivelstheorie, hè?’ mengde Doc zich in het gesprek.
Rama Joan haalde haar schouders op. ‘Duivels zijn misschien gewoon wezens die hun doeleinden proberen te verwezenlijken, die toevallig met de jouwe in botsing komen.’ ‘Dan is het kwaad dus alleen maar een auto-ongeluk?’
‘Misschien. Zoals je weet zijn er onverschillige automobilisten, en zelfs mensen die hun auto als een vorm van persoonlijke expressie gebruiken.’
Paul vroeg: ‘Zelfs als de auto een planeet is?’
Rama Joan knikte.
‘Hmm. Ik gebruik alleen mijn naakte ik als persoonlijke expressie,’ grinnikte Doc.
Margo, wier handen rond de slapende Miauw in haar schoot lagen, interrumpeerde scherp: ‘Als ik in een auto rijd zie ik de katten op de stoep al drie blokken voor mij uit. Katten zijn mensen. Daarom zou ik nooit Vandenberg zijn binnengegaan, ook al waren ze voor het overige fatsoenlijker geweest.’
‘Maar zijn mensen altijd mensen?’ glimlachte Hunter vragend.
‘Daar ben ik niet zo zeker van,’ gaf ze toe, en trok rimpels in haar neus.
De dikke vrouw maakte een snuivend geluid. Rama Joan sprak lief tegen Margo: ‘Ik hoop dat als alles… umm… ruwer wordt, dat je dan geen spijt zult hebben dat je Vandenberg voorbij hebt laten gaan. Je had toen een kans, weet je.’ Wojtowicz sprong op. ‘Kijk daar eens!’ zei hij.
Hij wees over het zand naar waar een stel koplampen op en neer hobbelden. En nu bereikte hen het aanzwellende grommen van een motor.
Hunter zei: ‘Paul, het lijkt erop dat Majoor Humphreys van gedachten is veranderd en iemand heeft gestuurd om je op te halen.’
Doc zei: ‘ ’t Komt uit de verkeerde richting.’
Wojtowicz zei: ‘Ja, het komt van de grote weg, langs de aardverschuiving.’
De koplampen zwenkten, aarzelden, brandden toen fel. Hun schijnsel maakte het moeilijk de auto te zien, ondanks de schemer.
Margo zei: ‘Ze lopen vast, wie het ook zijn.’
‘Niet als ze deze vaart houden,’ zei Wojtowicz.
De auto kwam aanzetten alsof hij het platform wilde rammen, en hield toen bruusk stil op twintig meter afstand, en doofde zijn lichten.
‘ ’t Is de bestelwagen van Hixon!’ zei Kleine Man.
‘En daar is Mrs. Hixon,’ zei Doc toen een gestalte in lichte broek en trui uit de bak van de wagen sprong en naar hun toerende.
Wojtowicz, Ross Hunter, en Harry McHeath haastten zich naar de vrachtwagen. Toen Mrs. Hixon hen passeerde riep ze: ‘Help Bill met Ray Hanks. Ray zijn been is gebroken: Toen stond ze op het platform.
Eerder op de avond was Mrs. Hixon een knap uitziende vrouw geweest, maar nu waren haar handen, gezicht, broek en trui besmeurd met vuil, haar haren waren losgeraakt, haar lippen stonden grimmig, en haar ogen staarden. Op haar kin zat bloed. Op het moment dat ze ophield met bewegen begon ze te rillen.
‘De grote weg is aan beide kanten geblokkeerd,’ hijgde ze. ‘We zijn de anderen kwijtgeraakt. Ik geloof dat ze dood zijn. Ik geloof dat de hele wereld in puin ligt. Mijn God, hebben jullie iets te drinken?’
Doc zei: ‘Je krijgt gelijk,’ tegen Hunter, terwijl hij zijn kwartlitertje pakte, een dubbele hoeveelheid in een lege koffiekop schonk, en water begon toe te voegen. Ze greep er naar voor hij dat kon doen en slokte het gretig naar binnen. Toen huiverde ze, nog afgezien van het rillen. Doc sloeg een arm om haar schouder, en drukte. ‘Vertel het nu eens in volgorde,’ zei hij, ‘vanaf het begin.’
Ze knikte, sloot even haar ogen. Toen: ‘We hadden drie auto’s uitgegraven. Die van Rivis, onze truck, en de volksbus van Wentcher. De rest zat te diep, maar dit was genoeg voor ons. Alleen Bill en Ray en ik zaten in de truck. Toen we op de grote weg uitkwamen was er geen verkeer. Dat had een waarschuwing moeten zijn, maar wij vonden het prachtig. Christus! Rivis ging naar het noorden. Wij gingen in de richting van L.A. achter de bus aan. Op de autoradio kregen we maar twee stations door de storingen heen. Alleen flarden. Niets behalve de grote aardbeving in L.A. — doe dit, doe dat, doe dat weer niet. We moesten steeds kleine verschuivingen en vallende stenen ontwijken. Nog altijd geen auto’s. De volksbus lag ver voor. Waar wij zaten was geen strand, alleen een afgrond naar de zee.
‘Het wegdek kwam omhoog — zomaar ineens, zonder waarschuwing. De auto schommelde als een boot. De deur werd opengerukt en Ray vloog naar buiten. Ik hield me aan Bill vast. Hij drukte zich tegen de leuning aan omdat hij met zijn voeten op het rempedaal stond. De kliffen kwamen naar beneden. Een enorm rotsblok viel voor ons op de weg en sneed een plak straat af van drie meter dik. Ik herinner me dat ik op mijn tong beet. Bill kreeg de auto stil. De weg hield ook op met op en neer gaan. Toen zat ik in het stof te stikken maar toen kwam er een golf water omhoog van waar het rotsblok in zee was gevallen. Ik had zout en bloed en stof in mijn mond, en ik voelde mijn hersens nog schudden.
‘Toen werd het vreselijk stil. De weg voor ons was helemaal geblokkeerd, de aarde lag tegen de voorbumper opgestapeld. Ik weet niet of we er over heen hadden kunnen klimmen, maar we gingen het proberen, omdat we niet wisten of de volksbus bedolven was, of door was gereden, of wat dan ook. Juist toen kwam er nog een kleine verschuiving. Ik werd net niet geraakt door een steen zo groot als een paard. Een ander stuk spatte gewoon uit elkaar. Bill zei me dat ik weer in de auto moest gaan zitten, terwijl hij rondliep en me vertelde hoe ik moest sturen terwijl ik achteruit reed langs rotsblokken en over richels en spleten. En ondertussen liep hij te hoesten en de nieuwe planeet te verwensen.
‘Ook wij werden uitgevloekt — door Ray. Wij waren hem vergeten. Zijn been was boven de knie gebroken, maar we kregen hem achterin de wagen op een stuk zeildoek. Ik bleef naast hem. Bill kon de auto nu keren, en we gingen terug.
‘Er was nog meer aarde op de weg gekomen maar we konden er omheen. Toen wilden we wél andere auto’s ontmoeten, maar die waren er nog steeds niet. Bill stopte bij een telefooncel, maar die deed het niet, en de lamp erin ging uit terwijl hij probeerde te telefoneren. De radio produceerde alleen nog maar storingen. Het enige woord dat we konden verstaan was steeds weer vuur! Ray en ik bleven maar tegen Bill roepen om langzamer en sneller te gaan.
‘We kwamen langs de afslag hierheen, maar een halve kilometer verder was de weg weer geblokkeerd — geen mens te zien, geen enkel licht — alleen dat verdomde ding daarboven. We kwamen weer hier terug. We konden nergens anders heen.’
Ze haalde diep adem. Doc vroeg: ‘Hoe staat het met de kleinere wegen over de Santa Monica bergen? In het bijzonder de Monica Bergweg?’
‘Kleinere wegen?’ Mrs. Hixon keek hem verwonderd aan, begon toen tegelijk te lachen en te snikken. ‘Jij verdomde dwaze idioot, die bergen zijn omgeroerd als hutspot?’ Haar gelach werd onbeheerst. Doc hield zijn hand voor haar mond. Even worstelde ze wild, toen liet ze het hoofd zakken. Wanda en de magere vrouw namen het van hem over. Ze brachten haar naar het andere eind van het platform. Rama Joan volgde hen, nadat ze Margo had gevraagd haar plaats als kussen voor Ann over te nemen, die waakzaam was als een muis.
Paul zei tegen Doc: ‘Ik vraag me af waarom er niet meer auto’s op dat stuk van de weg zijn verrast. Het lijkt mij tamelijk vreemd.’
‘Waarschijnlijk konden zij langs de eerste, kleine verschuivingen heenkomen,’ was Docs mening. ‘En diezelfde verschuivingen zijn zeker de oorzaak geweest dat er geen nieuwe auto’s op dat stuk zijn gekomen. En toch, wat ze ook zegt, ik geloof dat er mensen zijn ontsnapt via de bergweg.’