Выбрать главу

Maar hoe kon het ding met zo’n supersone snelheid bewegen — in twee seconden van de hemel tot de bodem — door tastbare lucht — hij wist dat de lucht er moest zijn omdat hij hem ademde — zonder een heftige en onstuimige stofstorm te ontketenen in die lucht, zonder een gebrul als van tien raketten of twintig Niagara’s?

Zij gebruikten, op de een of andere manier, waarschijnlijk, een onbekend soort veld, waarmee ze een muurloos vacuümkanaal schiepen, even zeker als zij een dergelijk vacuüm voor de Baba Yaga en zijn begeleiders moesten hebben geschapen, vanaf het moment dat de maansloep op sleeptouw werd genomen.

Hij bleef omhoog staren naar de vreemd afgeknotte grijze pilaar. Hoe lang zou dit monsterlijke transport doorgaan? Hoe lang zou er nog een maan zijn, al was het dan alleen maar als een ellipsoïde van bleek grind die zich uitbreidde tot een ring, als het overbrengen in dit tempo doorging? Hoe lang zou er buiten de Zwerver nog maanmateriaal over zijn?

Uit het gedeelte van zijn brein dat geschoold was in werktuigkunde en stereometrie dook bijna meteen het eerste antwoord-bij-benadering op: het zou één zo’n stroom rotsgesteente, die zich met een snelheid van twintig kilometer per seconde voortbewoog, achtduizend dagen kosten om de gehele massa van de maan te transporteren. Hij had slechts een dozijn van zulke stromen gezien.

Maar zij konden de stromen sneller laten gaan, en misschien bestond er aan de Zuidpool nog een stel, en er zouden nog meer aan het werk kunnen worden gezet. Terzijde van de pilaar zag hij er in de verte nog drie: ze zagen eruit als grote waterfonteinen die zich omhoog kronkelden.

De hemel was nu vol donkerblauw,-groen en -bruin, dat langzaam rondwentelde in een grote, sobere en dreigende rivier met overvloeiende oevers. Hij keek naar de blekere bouwsels die over het lege zilveren plaveisel verspreid stonden, behalve op de plaatsen van de kuilen; hij liet zijn blik dwalen over de door pilaren onderbroken cirkel van die gladde, monsterlijke, veelvormige, pastelkleurige, massieve massa’s, en het scheen hem toe dat sommige van de verder verwijderde van plaats en vorm waren veranderd — en in sommige gevallen dichterbij waren gekropen — sinds hij ze voor het laatst had bestudeerd.

Het idee van grote gebouwen — of wat het ook waren — die heen en weer bewogen terwijl er geen tekenen van leven waren stoorde hem in hoge mate, en hij richtte zich weer tot de schacht achter hem om de bovenste lagen af te zoeken, bijna wanhopig, naar aanwijzingen van aktiviteit op kleinere schaal. Hij probeerde naar de bovenste verdiepingen te kijken die direct onder hem lagen, of aan de zijkanten, maar de zilveren rand waarop hij stond overkapte de schacht enkele meters en beperkte zijn uitzicht. Daarom tuurde hij naar de overkant naar de bovenste ramen en balkons, en na een poos begon hij te denken dat hij erachter kleine gestalten zag bewegen, maar op een afstand van een. of twee kilometer kon hij daar niet zeker van zijn, en bovendien begonnen zijn ogen te wateren en te branden. Hij vroeg zich af of hij naar zijn cabine terug durf de te gaan voor zijn verrekijker, — toen een stem, op zoete toon maar gebiedend, achter hem sprak.

‘Kom!’

Don draaide zich heel langzaam om. Zes meter verder stond, iets langer dan hijzelf, en met de kaarsrechte gratie en trots van een stierenvechter, een slanke, zijdeachtige, rood gevlekte zwarte tweebener met een vorm die het midden hield tussen die van een katachtige en een menselijke. Het leek op een jachtluipaard met een hoog voorhoofd dat iets groter was dan een bergleeuw en stond zoals een man staat, of als een slanke, zwarte tijger met rode vlekken die een zwarte tulband en een smal rood masker droeg — de tulband was de onkatachtige opbolling van het voorhoofd en de slapen. Zijn staart rees als een rode speer op achter zijn rug. Zijn oren waren puntig. Zijn serene ogen waren groot, en de pupillen hadden iets bloemachtigs.

Nauwelijks zonder zijn smalle voeten te bewegen, maar toch met bewegingen als van een danser strekte hij een viervingerige hand uit in een uitnodigend gebaar, en opende de dunne lippen in het zwarte, lagere masker, zodat de scherpe punten van witte hoektanden tevoorschijn kwamen, en herhaalde zacht: ‘Kom.’

Langzaam, als in een droom, bewoog Don naar het wezen. Toen hij was genaderd knikte het, en toen begon het deel van het plaveisel waarop ze stonden — een ronde zilveren sectie van twee en een halve meter doorsnee — heel geleidelijk in de Zwerver te zinken. Het wezen bewoog zijn uitgestrekte arm tot deze licht op Dons schouder rustte. Don dacht aan Faust en Mefistofeles die afdalen in de Hel. Faust had alle kennis willen bezitten. Met zijn magische spiegels had Mefistofeles Faust van alles een glimp getoond. Maar welk magisch apparaat kan begrip verschaffen?

Ze waren nauwelijks tot aan de knieën in het plaveisel gezonken toen er een lichtflits in de hemel kwam. Plotseling hing er achter de Baba Yaga een derde schotel, en een scheepje dat zo op de Baba Yaga leek dat Dons keel werd dichtgeknepen, en hij dacht aan Dufresne. Maar toen zag hij de kleine verschillen in bouw en de rode Sovjetster erop.

Zijn uitzicht werd afgesneden door de zilveren kromme van het plaveisel terwijl het platform bleef dalen.

21

Terwijl een zeer klein aantal mensen opwindend en angstaanjagend direct contact met de Zwerver en zijn bewoners maakte, en terwijl een groter aantal hem bestudeerde met de vergrotende en berekenende ogen van de wetenschap, maakte het merendeel van de mensheid alleen kennis met de Zwerver door middel van het blote oog en de verwoestingen die de nieuwe planeet aanrichtte. De eerste aflevering van de verwoesting was vulkanisch en tektonisch. De getijden, of getijdenspanningen, die in de harde korst van de aarde werden opgewekt wierpen eerder resultaat af dan die, die in de hydrosfeer ontstonden.

Binnen zes uur na de verschijning van de Zwerver werd er aktiviteit gemeld van over de gehele lengte van de grote aardbevingsgordels, die de Stille Oceaan omringden en via de noordelijke oever van de Middellandse Zee doorliepen tot in het hart van Azië. Het land werd uiteengespleten; steden werden geschud en vielen in stukken uiteen. Vulkanen gloeiden op, barstten open, en stortten hun rode inhoud uit. Een paar explodeerden. Schokken ontstonden in wijd verbreide plaatsen zoals Alaska en Antarctica, vele waren onderzees. Grote tsunami’s doorkruisten de oceanen, monsterlijk lange golven die in reusachtige, waterige vuisten veranderden als ze de ondiepten bereikten. Honderdduizenden stierven.

Niettemin waren er vele gebieden, zelfs in de nabijheid van de zee, waar al dit breken en razen alleen een gerucht of een krantenkop was, of misschien een stem op de radio tijdens die uren van stilte voor de Zwerver over de horizon loerde en de radiohemel vergiftigde.

* * *

Richard Hillary had een heel graafschap lang liggen slapen, en pas toen de bus de Thames even na Maidenhead overstak begon hij langzaam te ontwaken. Hij maakte zichzelf wijs dat het niet zozeer het lopen van de vorige avond was geweest dat hem had vermoeid, want hij was een enthousiast wandelaar, maar het literaire gedaas van Dai Davies.

Nu liep het tegen de middag, en de bus naderde het donkere, smoezelig opdoemende Londen. Eindelijk trok Richard het gordijn omhoog, en hij begon melancholiek maar niet onaangenaam te peinzen over de vloek van industrialisme, overbevolking, en overconstructie.

‘Je hebt het allemaal gemist, maat,’ zei een gedrongen mannetje met een bolhoed, die de zitplaats naast hem had ingenomen.

Na een beleefde maar lauwe vraag van Richard vatte hij het met genoegen samen. Tijdens het laatste kwart van de dag was er over de hele wereld een aanzienlijke hoeveelheid aardbevingen geweest — blijkbaar had een seismoloog het aantal krabbels op een trommel geteld en verordend: ‘Absoluut zonder precedenten!’ — en als gevolg waren vloedgolven, zelfs langs de Engelse kusten, mogelijk: kleine vaartuigen werden gewaarschuwd en een paar laaggelegen kustgebieden werden geëvacueerd. Verscheidene geleerden, waarschijnlijk belust op het verspreiden van sensationele berichten, hadden verklaringen afgelegd over ‘reusachtige getijden’ die in het vooruitzicht lagen, maar de verantwoordelijke gezagsdragers hadden dergelijke overdrijvingen streng van de hand gewezen. Mensen met de instelling van corrector wezen er vergenoegd op dat het een oude en algemene misvatting was om tsunami’s te verwarren met vloedgolven. In ieder geval had het gezever over aardbevingen de grote Amerikaanse vliegende schotel uit het nieuws verdreven. Maar, om dat winstpunt te compenseren, protesteerde Rusland rammelend met zijn bommen tegen een geheimzinnige aanval op haar kostbare maanbasis, die met succes was afgeslagen.