‘Wacht maar af,’ vertelde Fritz glimlachend tegen Hans Opfel toen de laatste de groeiende stapel berichten over de Zwerver en de verwoesting van de maan aanduidde. ‘Wacht maar af. Als de nacht valt zal die goeie ouwe maan daar helemaal in zijn eentje hangen — en je uitlachen!’ Hij leunde licht op de gladde kast van de getijdenvoorspellende machine en klopte er liefdevol op, knuffelde haar bijna. ‘Jij weet wat voor dwazen het zijn, nietwaar?’ murmelde hij verblind door liefde.
En er waren geesten die de situatie aanvaardden.
Barbara Katz veegde de laatste resten ei met worst van haar bord met een karnemelkpannenkoek die gedrenkt was in honderd procent ahornstroop, schoof haar koffiekop over de grote keukentafel naar Hester, en zuchtte van waardering en dankbaarheid. Buiten kweelden de vogels in het zonlicht. De grote oude slingerklok aan de muur wees half negen aan met Romeinse cijfers. Een grote kalender met een afbeelding van de Everglades hing onder de klok.
Hester grijnsde breed tegen Barbara terwijl ze nog eens heerlijke sterke koffie inschonk, en zei: ‘Lijkt me nu natuurlijker en gezonder, weet je wel, nu ouwe KKK een echt mooi meisje heeft in plaats van die pop.’
Helen, de jongere negerin, giechelde en wendde toen ondeugend en verlegen het hoofd af, maar Barbara liet zich niet van de wijs brengen.
‘Ik geloof dat die Barbiepoppen heten,’ merkte ze op. ‘Nou, mijn naam is toevallig ook Barbara — Barbara Katz.’
Hester moest daar hartelijk om lachen, en Helen smoorde nieuwe giechels.
‘Waarom noem je hem ouwe KKK?’ vroeg Barbara.
‘Zijn tweede voornaam is Kelsey,’ legde Hester uit. ‘Knolls Kelsey Kettering III. Jij Katz bent de vierde K.’ En ze begon weer te lachen.
Er klonk een zacht gekraak. ‘Doe de deur dicht, Benjy,’ zei Hester scherp, maar de lange neger verroerde zich niet. Hij stond net binnen de deur in zijn witte overhemd en zijn zilvergrijze broek met donkergrijze biezen. Bovenin de gazen deur hing een grote bal katoen — een modern, blank fetish tegen vliegen.
‘Het getij is zo laag als we het nog nooit hebben gehad,’ lichtte hij ze ernstig in. ‘De mensen lopen gewoon de zeebodem op alsof ze helemaal naar Grand Bahama kunnen gaan zonder natte voeten te krijgen. En ze rapen mandenvol verse vis op, sommige van ze!’
Barbara ging rechtop zitten, zette haar kopje neer en knipte met haar vingers.
‘De teevees van de andere mensen doen het ook niet — evenmin als de radio,’ voegde Benjy eraan toe terwijl hij haar aankeek, evenals Hester en Helen.
‘Weet je wanneer het precies eb is?’ vroeg Barbara gespannen.
‘Ongeveer half acht,’ antwoordde Benjy zonder aarzelen. ‘Een uur geleden. Ik heb het allemaal achterop de kalender staan.’
‘Scheur de bovenste af,’ zei ze hem. ‘Wat voor auto heeft Mr. K?’
‘Alleen de twee Rollsen,’ zei hij. ‘Een limousine en een sedan.’
‘Maak de sedan klaar voor een lange tocht,’ zei ze scherp tegen hem. ‘Alle extra benzine die erin kan — haal maar uit de andere auto! We hebben ook dekens nodig, en alle medicijnen van Mr. K en een heleboel eten en een lading van deze koffie in thermosflessen… en een paar van de flessen tafelwater die daar in de hoek staan!’
Ze staarden haar gefascineerd aan. Haar opwinding was besmettelijk, maar ze waren verbaasd. ‘Waarom dan, meisje?’ wilde Hester weten. Helen begon weer te giechelen. Barbara keek ze indrukwekkend aan, en zei toen: ‘Omdat de vloed komt! Even hoog als deze laag is — en nog hoger!’ ‘Is dat vanwege de — Zwerver?’ vroeg Benjy. Hij reikte haar het vel papier aan waarom ze had gevraagd.
Ze knikte vastberaden terwijl ze las. Ze zei: Mr. K heeft nog een kleinere teleskoop. Waar kan die zijn?’
‘Teleskoop?’ vroeg Hester met een ongelovige grijns. ‘Nou, waarom zou je — o, ja, astronomie, dat hebben Mr. K en jij gemeen. Nou, ik denk dat hij die — dat is het ding waarmee hij naar de meisjes loert — in de wapenkamer heeft gezet.’
‘Wapenkamer?’ vroeg Barbara met glinsterende blik. ‘En hoe staat het met contant geld?’
‘Dat zal in een van de muursafes zitten,’ zei Hester, die haar ietwat fronsend aankeek.
22
De schotelstudenten begonnen zich eindelijk weer wat kalmer te voelen na hun vlucht voor de schotel en de uitputtende wedstrijd tegen de golven. De mannen hadden een vuur van wrakhout aangelegd naast de uitgestorven snelweg, bij het lage betonnen bruggetje over de geul, en iedereen zat er omheen op te drogen, waarvoor een flinke, kameraadschappelijke ruilhandel nodig was van kleren en de niet nat gemaakte dekens en losse kledingstukken uit de truck. Rama Joan sneed de pijpen van haar verzilte nette broek af tot ze een bermudashort overhield. Daarna gingen de panden en de helft van de mouwen van de jas eraan, en zij verving het vernielde frontje en de witte das met de groene sjaal van haar tulband, en bond haar roodgouden haren samen in een paardenstaart. Ann en Doc bewonderden haar. Iedereen zag er behoorlijk gedeukt uit. Margo merkte op dat Ross Hunter er netter dan de andere mannen scheen uit te zien, en toen realiseerde ze zich dat het kwam doordat hij eenvoudig de baard droeg waardoor hij Baardmans had geheten, terwijl de meeste andere lichtelijk stoppelige wangen en kinnen kregen.
Naarmate de hemel blauwer en helderder werd steeg de stemming, en het werd wat moeilijk om te herinneren dat alles wat er die nacht was voorgevallen werkelijk was gebeurd, en dat een paars en gouden planeet op dit ogenblik Japan, Australië, en de andere eilanden terroriseerde van de de halve wereld omspannende Stille Oceaan.
Maar geen tweehonderd meter naar het noorden konden ze een enorme aardverschuiving zien die de weg blokkeerde, terwijl Doc hun het wrak van het strandhuis aanwees en van het platform dat tegen het glinsterende hek van Vandenberg Twee hing, slechts twee kilometer verder.
‘Toch,’ zei hij, ‘groeit het scepticisme van de mens ten opzichte van zijn eigen ervaringen als paddestoelen. Is het niet eens tijd dat we weer een verklaring ondertekenen, Doddsy?’
‘Ik houd een verslag van de gebeurtenissen bij in waterbestendige inkt,’ antwoordde Kleine Man kwiek. ‘Jullie kunnen het elk moment inspecteren.’ Hij pakte zijn aantekenboekje en bladerde langzaam de bladzijden langs om dat punt te benadrukken. ‘Als iemands herinneringen van de gebeurtenissen verschillen van de mijne, zal ik daar met genoegen een aantekening van maken — vooropgesteld dat hij die afwijkende verklaring parafeert.’
Over Kleine Man zijn schouder kijkend zei Wojtowicz: ‘Hé, Doddsy, sommige van die tekeningen van jou van de Zwerver lijken mij niet helemaal juist.’
‘Ik heb de details overgeslagen en het geheel een beetje schetsmatig opgezet,’ gaf Doddsy toe. ‘Maar ik heb ze wel… naar het leven getekend. Maar als jij een paar tekeningen wilt maken zoals jij je het herinnert — en ze wil paraferen! — dan kun je met plezier je gang gaan.’
‘Ik niet, ik ben geen kunstenaar,’ verontschuldigde Wojtowicz zich grijnzend.
‘Je kunt de boel vanavond vergelijken, Wojtowicz,’ zei Doc.
‘Jee-zus, laat me er niet aan denken!’ zei de ander, die zijn handen voor zijn ogen sloeg en een komisch dansje opvoerde. Alleen Stastok bleef zich ellendig voelen. Hij zat bij de rest vandaan op de brede reling van de brug en staarde hongerig naar de zeehorizon waar de Zwerver was ondergegaan.
‘Zij heeft hem gekozen,’ mopperde hij verwonderd. ‘Ik geloofde, en toch werd ik overgeslagen. Hij werd in de schotel getrokken.’
‘Kop op, Charlie,’ zei Wanda, en legde haar mollige hand op zijn magere schouder. ‘Misschien was het de Keizerin niet maar alleen haar dienstmaagd die een beetje in de bonen was.’
‘Weet je, dat was nou echt eng, die schotel die op ons neerschoot,’ zei Wojtowicz tegen de anderen. ‘Maar één ding — weten jullie zeker dat Paul naar binnen werd getrokken? Ik vind het niet leuk om te zeggen, maar hij kan door de zee zijn weggezogen, zoals bijna met ons allemaal is gebeurd? Doc, Rama Joan, en Hunter bevestigden dat ze het met eigen ogen hadden gezien. ‘Ik geloof dat ze meer belang stelde in de poes dan in Paul,’ voegde Rama Joan er aan toe. ‘Waarom?’ vroeg Kleine Man. ‘En waarom “zij”?’