Выбрать главу

‘Dus hetgeen dat die draaiing veroorzaakt is dus genaderd?’ opperde Margo.

‘Misschien. Tussen haakjes, de manen van Jupiter waren evenmin vaag geworden. De derde foto, die ik eergisteren heb gezien, toonde een nog groter draaigebied met Venus erin. Maar deze keer had Venus ook een krul geproduceerd — een grote.’

‘Alsof het licht aan deze zijde van Venus was gedraaid?’

‘Ja, tussen Venus en de aarde. Natuurlijk had het deze keer een trilling van de atmosfeer kunnen zijn, maar de deskundigen dachten van niet.’

Toen zweeg Paul.

‘En?’ drong Margo aan. ‘Je zei dat er vier foto’s waren.’ ‘Vandaag heb ik de vierde gezien,’ vertelde hij haar voorzichtig. ‘Gisternacht genomen. Nog grotere draaiingsgebieden. Deze keer zat de rand van de maan erin. Het beeld van de maan zelf was niet wazig geworden.’

‘Paul! Dat moet geweest zijn wat die man in die auto zag. Het was dezelfde nacht.’

‘Ik geloof het niet,’ zei hij. ‘Met het blote oog kan je de sterren naast de maan nauwelijks zien. Bovendien betekenen die berichten van leken helemaal niets.’

‘En toch,’ zei ze, ‘lijkt het er wel op dat de maan door iets wordt beslopen. Eerst Pluto, dan Jupiter, toen Venus, en het komt steeds dichterbij.’

De weg boog naar het zuiden en de donkergebronsde maan zwaaide over de Stille Zuidzee terwijl hij gelijke tred met hun hield.

‘Kom Margo, luister even,’ protesteerde Paul, terwijl hij zijn linkerhand even van het stuurwiel nam. ‘Dat idee kreeg ik zelf ook, en daarom informeerde ik bij Van Bruster. Hij zegt dat het absoluut onwaarschijnlijk is dat een enkel veld, reizend door de ruimte, voor die vier verdraaiingen verantwoordelijk is. Hij denkt dat er vier verschillende velden bij betrokken zijn, die op geen enkele wijze met elkaar zijn ver bonden — dus er kan geen sprake van zijn dat de maan door iets wordt beslopen. Bovendien zegt hij dat hij niet zo verbaasd is over die foto’s. Hij zegt dat astronomen de theoretische mogelijkheid van dergelijke velden al jaren kennen, en dat de bewijzen nu beginnen te komen, niet toevallig, maar door de elektronisch versterkte telescopen en supersnelle fotografische emulsies die juist dit jaar in gebruik zijn genomen. Die draaiingen worden wel geregistreerd door die vlugge foto’s en niet door de oude met hun lange belichtingstijden.’ ‘Wat dacht Morton Opperley van de foto’s?’ vroeg Margo. ‘Hij heeft niet… Nee wacht, hij was het die er op stond de route van de draaivelden van Pluto naar de maan na te gaan. Hé, we zijn net langs de Monica Bergweg gekomen! Dat is die fraaie nieuwe weg die dwars door de bergen naar Vandenberg Drie gaat waar Opperley op dit ogenblik zit.’ ‘Was de route van Pluto naar de maan een rechte lijn?’ vroeg Margo, die zich niet liet afleiden.

‘Nee, de raarste zigzaglijn die je je kunt voorstellen.’ ‘Maar zei Opperley niets?’ bleef Margo aandringen.

Paul aarzelde, zei toen: ‘O, hij grinnikte, en zei zoiets van: “Nou, als de aarde of de maan hun doel is komen ze steeds dichter in de buurt.” ’

‘Zie je wel?’ zei Margo voldaan. ‘Zie je wel? Wat het ook is, het mikt op de planeten!’

* * *

Barbara Katz, die zichzelf een Avonturierster en trouwe science fiction fan vond, schoot naar de achterkant van het gazon, weg van de straatlantaarns en de zaklantaarn van de politieman, en glipte achter de dikke, bolvormige stam van een dwergpalm voor de koude heldere bundel in haar richting wees. Ze dankte Mentor, haar science fiction-god, dat de lang bewaarde, vijfenzeventig centimeter lange nylonlaarzen die ze onder haar zwarte sportkleding droeg ook zwart waren — een van de populaire pasteltinten zou zelfs zonder de zaklamp duidelijk zichtbaar zijn geweest. De tas die aan haar schouder bengelde was zwart. Ze maakte zich niet bezorgd over haar gezicht en armen, die waren donker genoeg om in de nacht op te gaan — en om haar overdag voor kleurling te laten doorgaan. Barbara wilde wel haar steentje bijdragen voor de integratie, maar toch vond ze het soms vervelend dat ze zo snel zo donker bruinde.

Een van de lasten die de joden dapper moesten dragen, had haar vader kunnen zeggen, hoewel haar vader stoutmoedige meisjes die op miljonairs joegen in hun hol in Florida, dat ze met de krokodillen deelden, niet zou hebben gewaardeerd. En evenmin het soort meisjes dat bikini’s in gegapte schoudertassen vervoerde.

De lantaarn van de politieman prikte nu tussen de struiken aan de overkant van de straat, zodat ze verder het gazon kon oversteken, veerkrachtig als schuimrubber. Ze was zeker dat dit het huis was waar ze een lens had zien schitteren toen ze stiekem bij zonsondergang had gezwommen.

Toen ze nadersloop werd het erg donker om haar heen. Toen ze een tweede dwergpalm passeerde hoorde ze het gefluister van een kleine elektromotor, en ze rende bijna tegen een wit pak op dat bij het oculair zat van een grote witte teleskoop, die steunde op een statief met witte poten en gericht was op de westelijke hemel.

Het pak stond op met een wankele beweging die verraadde dat het werd geholpen door een wandelstok, en uit de bovenkant klonk een trillende stem. ‘Wie is dat?’ ‘Goedenavond,’ antwoordde Barbara Katz met haar warmste, beleefdste stem. ‘Ik geloof dat u me kent — ik ben het meisje dat de zwart en geel gestreepte bikini aantrok. Mag ik samen met u naar de verduistering kijken?’

3

Paul Hagbolt keek naar de heuvels voor hem uit, waar de kustweg het land in zwenkte en begon te klimmen. Achter deze bocht, tussen de weg en de zee, torende het honderd meter hoge plateau waarop Vandenberg Twee stond, het thuis van het Maanproject en tevens de nieuwste raket lanceer- en landingsbasis van de Amerikaanse ruimtemacht. De ruimtebasis, die aan zijn voet met een glimmend hek was omgeven en aan zijn top alleen een paar donkerrode lichten toonde, rees geheimzinnig op tussen de afbuigende snelweg en de oceaan — een onheilspellend, waardig bolwerk van de toekomst.

De snelweg maakte een holler zoemgeluid toen de auto een eenvoudige betonnen brug over een kleine inham overstak, en Margo ging rechtop zitten. Miauw huiverde.

Het meisje draaide zich om en keek over Pauls schouder achterom. ‘Hé, wacht even!’

‘Wat is er?’ vroeg Paul zonder vaart te minderen. De kustweg begon te stijgen.

‘Ik zou bijna zweren,’ zei Margo terwijl ze achterom keek, ‘dat ik een bord zag met de woorden “Vliegende Schotel” er op.’

‘Vliegende Schotel-broodjes?’ opperde Paul. ‘Hebben dezelfde vorm, weet je.’

‘Nee, er was geen café of zoiets. Alleen een klein wit bord. Vlak voor de inham. Ik wil teruggaan en even kijken.’ ‘Maar we zijn al bijna bij V-2,’ maakte Paul bezwaar. Wil je de maan niet door een teleskoop zien terwijl de verduistering nog aan de gang is? Je kunt Plato zien, alleen moeten we de kap dicht doen en Miauw in de auto laten. We mogen geen huisdieren binnen brengen.’

‘Nee, ik heb geen zin,’ zei Margo. ‘Ik word ziek van die gladde behandeling op het Project. En bovendien, ik verfoei instellingen die ontkennen dat katten mensen zijn.’

‘Al goed, al goed,’ grinnikte Paul.

‘Laten we dus meteen omkeren. Als we die kant oprijden kunnen we de maan beter zien.’

Paul deed zijn best het witte bordje voorbij te rijden maar Margo riep dat hij moest stoppen. ‘Daar! Bij die groene lantaarn! Stop daar!’ Toen de auto over de ongelijke berm botste ging Miauw rechtop zitten, rekte ze zich uit, en keek toen zonder veel belangstelling om zich heen.

Er liep een onverharde weg naast het strand omlaag, langs de voet van de heuvel die de snelweg na zijn bocht land inwaarts beklom — een voorpost van het grote plateau met Vandenberg Twee.

Aan een kant van het pad hing een flakkerende petroleum lamp met een groen glas rond de vlam. Aan de andere kant, helder afgetekend in het licht van de koplampen, stond een nogal klein wit bord. De zwarte letters erop, die in het geheel niet ruw waren getekend, verkondigden: DEZE KANT OP NAAR DE VLIEGENDE SCHOTEL CONFERENTIE.