Выбрать главу

‘Nee, maar ik zie ze in gedachten.’

‘Nou, vrolijk je gedachten dan eens wat op, hé!’ beval hij. ‘Kijk eens, Sal, onze nieuwe planeet heeft King Kong erop staan en hij komt boven het Empire State Building uit. Is dat niet idioot genoeg? Misschien kunnen we het in het toneelstuk verwerken.’

‘Ik wed dat je dat kan!’ De opwinding keerde weer terug in haar stem. ‘Hé, heb je mijn lied over de Ark van Noach al af?’

‘Nog niet. Jezus, Sal, ik moet wat uitrusten na die brand.’ ‘je bent al uitgerust met een halve fles. Zet je geest eens aan het werk.’

26

Doc schreeuwde: ‘Allemaal eruit, voor een poosje, en even de bosjes in. Wojtowicz, het lijkt erop dat we eindelijk die wegversperring hebben gevonden die jij had gededuceerd.’ De schotelstudenten stortten zich gretig maar weeklagend uit de bus en de truck in de koele, vochtige, ijle lucht. Achter hen straalde de ondergaande zon een vreemd groenachtig licht uit — de wetenschappelijke opinie van de groep was dat het te wijten was aan vulkanisch as dat nu reeds door de stratosfeer dwarrelde, hoewel Stastok zijn opvatting ten beste gaf dat het een planetaire uitwaseming was. Het was overduidelijk dat ze deze dag een hoop hadden doorgemaakt, en dat het resultaat van de verloren slaap van de vorige nacht zich nu dubbel en dwars deed gelden. De gele verf van de schoolbus en de witte van de truck vertoonde grote zwarte strepen van toen ze met moeite aan de bosbranden ontsnapt waren. Om Clarence Dodds rechterhand zat een dik verband. Kleine Man had zich lelijk verbrand door een zeil op te houden om Ray Hanks, Ida en zichzelf tegen de uitschietende, maaiende vlammen te beschermen.

Hunter vloekte toen hij bijna uit de bus viel. Hij was gestruikeld over twee schoppen die achteloos in het gangpad waren achtergelaten na een vermoeiende sessie van twee uur waarin ze zand en grind hadden geschept om een ontzet deel van de bergweg te egaliseren tot er twee auto’s langs konden. Met een tweede vloek schoof hij ze onder de stoelen.

Sommige van de reizigers zagen er tamelijk vochtig uit, en de zwarte strepen op bus en truck waren gedeeltelijk afgewassen door de geweldige slagregen die de bergen in staalgrijze golven uit het westen was overgestoken, tien minuten nadat ze hun wedstrijd met het vuur hadden gewonnen. De grote donkere gordijnwolken bedekten het oosten nog altijd, hoewel het westen in rafels opklaarde.

Ze waren bijna veertig kilometer diep in de bergen en hadden de op een na laatste top beklommen, voor de afdaling naar de Vallei, Vandenberg Drie, en snelweg 101 die uit het noorden van Los Angeles naar Santa Barbara en San Francisco leidde.

Op de geleende regenjas die Doc over zijn schouders had gehangen zaten natte plekken. Op dit punt liep de bergweg over een deels natuurlijke, deels uitgeholde richel in een grote massieve rotshelling, die uitliep in een steile afgrond. De ontzagwekkende grijze wand was hier en daar bedekt met mos, lichtgroen, oranje, rookblauw en zwart, en pokdalig van de spleten en gaten, waarvan sommige keien bevatten die de afmetingen van de truck benaderden.

Een van de grootste van deze keien lag dwars over de weg, en had er een diepe deuk in gemaakt. Een mosloos gebied bovenop toonde aan op welke kant hij vroeger had gerust. Waarschijnlijk was hij door een van de bevingen losgemaakt.

‘Wauw, en of we de versperring hebben gevonden, Doc,’ riep Wojtowicz. ‘Wat een kanjer!’

Vlak voor de kei stond een open Corvette. Met zijn lippenstiftrode kleur, en net gewassen door de regen, verschafte hij het sombere landschap een vrolijke noot. Maar er was niemand te zien, en Docs opgewekte ‘Hallo daar!’ werd alleen door echo’s beantwoord.

Ida haastte zich naar Doc toe terwijl ze zei: ‘Mr. Brecht, Ray Hanks kan vandaag niet meer reizen. We hebben zijn schouders wat ondersteund — dan ligt hij makkelijker, zegt hij — maar hij heeft constant pijn en twee graden koorts.’

Doc liep om de rode motorkap heen, bleef toen helemaal opeens doodstil staan en deinsde terug alsof hij aan een onzichtbare takelwagen hing. Hij keerde degenen achter zich een gezicht toe dat groener was dan het licht van de zon en hield een arm op en zei: ‘Blijf waar je bent. Laat niemand dichterbij komen.’ Hij werkte zich snel uit zijn regenjas en legde die over iets heen dat vlak achter de auto lag.

Met een dunne, trillende kreun zakte Ida stil in elkaar op het asfaltoïde.

Toen keek Doc hen weer aan. Hij steunde op de auto en veegde met een trillende hand over zijn voorhoofd, zei hortend en stotend, alsof hij vocht tegen een opwelling om te braken: ‘Het is een jonge vrouw. Ze is niet op een natuurlijke manier gestorven. Ze was uitgekleed en gemarteld. Herinneren jullie je van lang geleden de zaak van de Zwarte Dahlia? Daar lijkt het op.’

Margo kromp half in elkaar van afschuw. Ze had net een glimp opgevangen, voor de lichte regenjas het bedekte, van een bloedeloos masker van een gezicht, met de wangen zo ingesneden dat de mond van het ene oor tot het andere scheen te reiken.

Rama Joan, die Anns gezicht tegen haar lichaam drukte, ging op haar tenen staan en keek over de kei heen. ‘Er staan twee auto’s aan de andere kant. Ik zie er niemand inzitten.’ Kleine Man kwam naast haar staan.

‘Waar is je geweer, Doddsy?’ vroeg Doc hem.

‘Dat kan ik met deze hand niet gebruiken,’ was het antwoord. ‘Ik heb al moeite om mijn aantekeningen bij te houden. Ik heb het in de truck laten liggen.’

‘Ik heb de mijne bij me, Doc,’ riep Wojtowicz. Hij struikelde toen hij zich naar voren haastte, maar bewaarde zijn evenwicht door de kolf van het geweer tegen de weg te rammen. Terwijl hij opstond hield hij het bij de loop vast, als een pelgrimsstaf.

Op hetzelfde ogenblik riep een scherpe stem van dichtbij de banale woorden: ‘Beweeg je niet. We hebben jullie allemaal onder schot. Verroer geen vinger of we schieten.’

Vanachter een kei even boven de weg was een man tevoorschijn gekomen, en twee anderen verschenen vanachter een tweede kei die iets lager lag. Deze twee richtten hun geweren op Wojtowicz, de andere zwaaide heel langzaam zijn twee revolvers heen en weer. De hoofden van de mannen waren volledig bedekt door helderrode zijden maskers met grote ooggaten. De man boven de weg had een zwierige zwarte vilthoed over de bovenrand van zijn masker getrokken, en hij was slank en prollig gekleed, maar ondanks dat alles maakte hij meer de indruk van een taai, stijf oudje, dan van een ècht jong iemand.

Nu stapte hij omlaag, tamelijk snel en handig. Zijn ogen flitsten even onophoudelijk heen en weer als de lopen van zijn twee pistolen.

‘Dat was goed geraden, van de Zwarte Dahlia,’ zei hij vlug maar duidelijk. Hij articuleerde elk woord met een overdreven precisie. ‘Zij was het meesterstuk uit mijn jeugd. Deze keer zal alles veel plezieriger gaan — en er is een kans dat jullie het allemaal overleven — als de man met het geweer het nu los wil laten.’

Wojtowicz liet zijn hand verslappen, en het geweer wankelde vreemd voor het viel. ‘En als alle mannen zich willen verwijderen, naar achter en een eind de heuvel af —’ Rotssplinters spatten anderhalve meter van de man met de zwarte hoed en het rode masker uit de versperrende kei. Vrijwel tegelijk klonk er een zing-spat-zing, en meteen de knal van een geweer achter ze. Ray Hanks was erin geslaagd een schot te lossen vanaf zijn bed in de truck. Wojtowicz graaide zijn gevallen geweer naar zich toe en schoot vanaf zijn heup naar de twee gemaskerde lieden met de geweren. Zij vuurden bijna meteen daarna, en Wojtowicz viel.

Toen het zover was had Margo het grijze pistool uit haar jas gehaald, het op de zwarte hoed gericht, en de trekker ingedrukt. Hij sloeg plat tegen de kei met een krakend geluid, zijn handen opzij geworpen als iemand aan het kruis. Zijn pistolen schoten aan beide kanten uit zijn handen. De kei schommelde, een heel klein beetje.

Iemand schreeuwde vurig, opgetogen, uitgelaten.