‘Alleen in Zuid Californië,’ zei Paul hoofdschuddend.
Margo zei: ‘Laten we doorrijden en zien wat er aan de gang is.’
‘Van z’n leven niet!’ verzekerde Paul haar luid. ‘Jij kunt Vandenberg niet uitstaan, maar ik kan schotelmaniakken niet uitstaan.’
‘Maar het klinkt niet alsof het maniakken zijn, Paul,’ zei Margo. ‘De hele toestand heeft stijl. Kijk maar naar die letters — ‘t is puur Baskerville.’
Ze greep Miauw van haar schoot en klauterde de auto uit om het bord van dichtbij te bekijken.
‘Trouwens, we weten niet of die vergadering vanavond is,’ riep hij haar na. ‘Waarschijnlijk is hij vanmiddag gehouden, of misschien wel vorige week. Wie weet?’ Hij stond ook op. ‘Ik zie nergens licht of enig teken van leven.’
‘Die groene lantaarn bewijst dat het vanavond is,’ riep Margo terug vanwaar ze bij het bord stond. ‘Laten we gaan kijken, Paul.’
‘Die groene lamp heeft waarschijnlijk niets met het bord te maken.’
Margo draaide zich om, en hield een zwarte vinger in het gele schijnsel van de autolampen.
‘De verf is nog nat,’ zei ze.
De maan groef zich dieper in de schaduw van de aarde, naderde het punt waar de drie hemellichamen op één lijn zouden staan. Zoals altijd plukten de maan — en, met veel minder resultaat, de zon — met onzichtbare vingers van aantrekkingskracht naar de planeet tussen hun in. Zij zetten de rotskorst en de staalsterke binnenste delen van de aarde onder spanning, veroorzaakten met hun vederlichte aanraking immens grote en miniem kleine aardbevingen, en brachten de logge laag oceanen en zeeën van de aarde, de golven en de straten, de kanalen en de geulen, meren en baaien aan het trillen, in de trage en afwisselende muziek van de getijden, waarvan elke trilling iets langer duurt dan een nacht of een dag.
Aan de andere kant van de aarde ten opzichte van Zuid Californië riep de bruine Bagong Bung, wie het zweet van onder zijn doorweekte gele tulband op zijn blote schouders en borst druppelde, naar zijn naakte Australische maat om de motor van de Machan Lumpur af te zetten. Als ze geen tijd verloren lieten gaan zouden ze de kleine inham ten zuiden van Do-Son bereiken voor de vier meter hoge vloedgolf hen kon inhalen, en hier in de Golf van Tonkin kwam het door demonen opgewekte hoogtij maar eens in de vierentwintig uur. Een patrouillerende helikopter zou hen kunnen opmerken als ze voor de kust rondhingen alvorens de inham binnen te glippen, om de wapens en medicijnen af te leveren aan de anticommunistische ondergrondse in Noord Vietnam — waarna ze zich naar Hanoi zouden begeven om de voornaamste lading (ook wapens en medicijnen) aan de Communisten af te leveren.
Terwijl de rimpels voor de boeg wegebden glansde de vierhonderd kilometer brede Golf rond de roestige stoomboot als een meer van gesmolten koper. Bagong Bung tuurde naar de glimmerende horizon, een hand rustend op de koperen kijker die onder zijn gordel was gestoken. Hij dacht niet aan de maansverduistering die het middaguur en de aardbol voor hem verborgen hielden. Tenslotte stonden de kleine Maleier, zijn vermoeide schip (onder hypotheek van Chinese bankiers), en de lauwe zee allemaal op hun hoofd ten opzichte van de Amerika’s, en de zon die zijn tulband roosterde zou de zolen van een miljard westerse voeten roosteren als hij door de planeet ertussen had kunnen schijnen.
Bagong Bung droomde van het leger vergane schepen onder de ondiepe wateren rondom hem en ten zuiden en ten oosten, en van de schatten die hij ze zou ontnemen als hij genoeg geld had overgespaard van dit vervloekte smokkelen om voor de uitrusting en de duikers die hij nodig zou hebben te betalen.
Don Guillermo Walker zei tegen zichzelf dat de groep zwakke lichten die hij net was gepasseerd Metapa moest zijn. Maar — aangezien zijn kennis van het navigeren aan de hand van de sterren net zo’n farce was als zijn Europese carrière als Shakespeare-speler — als het nu eens Zapata of La Libertad was? Misschien was het wel beter: door zijn doelwit te missen zou hij zich de marteling besparen. Het zweet kriebelde op zijn kin en zijn wangen. Hij had zijn baard moeten afscheren, bedacht hij zich. Degenen die hem gevangen zouden nemen zouden zeggen, terwijl ze met de zweep speelden, dat de baard bewees dat hij een Castristische Communist was en dat zijn lidmaatschapskaart van de John Birch Society een vervalsing was of erger. Brand la barba met La electricidad van zijn gezicht af!
‘Verdomme jij dat ik hierin zit, jij hoer in zwart ondergoed, jij indiaanse negerteef!’ schreeuwde Don Guillermo naar de smoezelig oranje maan.
De Prince Charles en de vlet Volharding gingen hun respectievelijke wegen over de donkere Atlantische Oceaan. De meeste van de nylon gesokten hadden zich naar hun rendez-vous met de slaap of elkaar begeven, maar Kapitein Sithwise had zijn post op de brug betrokken. Hij voelde zich vreemd onrustig. Dat kwam doordat hij die Braziliaanse oproerlingen aan boord had, maakte hij zichzelf wijs: dit nieuwe stel naar-de-troon-grijpers deed zulke onberekenbare, idiote dingen — alsof ze van ether leefden.
Wolf Loner liet zich wiegen in de armen van de zee, zacht rustend op een mijl zout water. De wolkenbank onder welks oostelijke zoom de Volharding was binnengevaren was zeer uitgestrekt. Hij sleurde mistsluiers met zich mee en reikte van Edmonton tot het Grote Slavenmeer, van Boston naar het noorden naar Straat Hudson.
Sally Harris stond Jake Lesher in een donkere bocht van het Griezelhuis een nieuwe aanval van handjes houden toe, maar: ‘Hé, wil je m’n jurk met rust laten — gebruik die zijsplit maar,’ vermaande ze hem.
‘Zit je broek ook magnetisch dicht?’ wilde Jake weten.
‘Nee, maar er zit wel verdwijnapparatuur. Kalm daar — en vertel me in godesnaam niet dat ze lijken op de grote ronde gezonde zelfgebakken broden die Mama Lesher vroeger bakte. En zo is het wel genoeg, anders is de Raket al gesloten voor we de eclips hebben gezien.’
‘Sal, vroeger was je nooit zo astronomisch aangelegd, en die roetsjbaan hebben we niet nodig. Je hebt de sleutel van het huis van Hasseltine, he, en hij is niet thuis, is het niet? — en bovendien, je hebt me daar nog nooit uitgenodigd. Als die wolkenkrabber voor jou niet hoog genoeg is —’
‘De roetsjbaan is vanavond mijn wolkenkrabber,’ zei ze hem. ‘Zo is het genoeg, zei ik!’
Ze wrong zich los en rende van hem weg, langs een drie meter lange grijze man van Saturnus die uit de muur te voorschijn sprong, een meterslang straalgeweer vasthield en haar met sissend blauw vuur bestookte.
Asa Holcomb beklom een beetje hijgend de top van het kleine plateau ten westen van de Bijgeloofbergen in Arizona. Precies op dat ogenblik kwam er een scheurtje in de wand van zijn aorta, en er begon bloed in zijn borstkas te lopen. Hij kreeg geen pijn, maar hij voelde zich zwak en enigszins vreemd, en hij ging kalm op de vlakke rots liggen, die nog steeds wat hitte bevatte van de zonnige dag.
Hij was niet bijzonder geschrokken en evenmin erg bang. De zwakte zou voorbijgaan, of niet. Hij had geweten dat de kleine klim naar deze gunstige plek om naar de eclips te kijken gevaarlijk was. Tenslotte had zijn moeder hem gewaarschuwd tegen het alleen beklimmen van de rotsen, zeventig jaar geleden. Met een papierdunne aorta was het dubbel gevaarlijk. Maar altijd was het hem alles waard om alleen op pad te gaan, wat te klimmen, en de hemel gade te slaan.