Выбрать главу

De kamer werd verlicht door drieëntwintig kaarsen — meer had Sally er niet kunnen vinden — en twee zaklantaarns. Donkere gordijnen verborgen de ramen en zelfs de lift die was blijven steken, en vooral de openslaande deuren naar de patio.

Er sijpelde stilte naar binnen door de zware gordijnen, hij drukte op hun kelen en harten, en bevroor de kaarsvlammen. Maar toen daalden Jakes vingers neer op het toetsenbord en ze verdreven de stilte met de rimpelende uitbarsting van de introductie. Sally stond op, wankelde een beetje, en zong luid en helder:

O, ik ben het meisje van Noachs Ark En jij mijn oude koning van de vloed. Onze liefde is groter dan de grote oceaan, Groter dan Ararat of de zilveren maan — Jij vond me een dakhuis in de zee! Onze liefde is groot en van ons twee.

Terwijl Jake met zijn linkerhand de geïmproviseerde begeleiding speelde reikte hij naar Sally en gaf haar een vel papier.

‘Probeer het tweede couplet,’ zei hij.

Ze bekeek het met grote ogen. Jee, wat een idiote woorden. En hoe moet ik inktvlekken zingen?’

‘Ik vond wat jij idiote woorden noemt in een dure lijst met “opvallende hemelse voorwerpen” in een van de grote boeken van jouw intellectuele vriendje. We moeten met dat sterrenkundige motief werken om aan te sluiten bij die nieuwe planeet.’

Pokkenplaneet. Als Hugo er niet was geweest lag je nu te verzuipen. Ik vraag me af waar Hugo nu is? Okay Jake, spelen maar.’ En zij zong, met haar papier bij haar neus:

O, ik ben het meisje van Noachs Ark En jij mijn oude Stormkoning. Onze liefde is groter dan de grote zon, Groter dan Messier-31… of Orion — Jij vond me een wolkenkrabber in de zee! Onze liefde is groot en van ons twee.

Jake straalde. ‘Dit wordt een hit, baby! Een echte vuurspuwer van een hit!’

‘Dat is dan heel mooi,’ vertelde Sally hem, en stak een hand uit naar haar glas, ‘want de kans is groot dat we het in een bijzonder vochtig theater moeten opvoeren!’

* * *

Richard Hillary voelde zich merkwaardig uitgelaten toen hij soepel voortliep in westelijke richting langs een naar zout ruikende weg. Gestrand op het met een laagje modder bedekte, door de getijden gekamde gras, waren twee zilverige vissen en een kleine groene kreeft die zwak voort kroop over een lange, doordrenkte lap zwart goed die best een leraarsjas zou kunnen zijn. In het zuiden kon hij een paar van de grijze torens van Oxford zien en duidelijk onderscheiden waar het bruine water zijn hoogste stand had bereikt. Hij hield zijn adem in, zijn armen gingen omhoog, en zijn volgende stap veranderde bijna in een sprong terwijl hij in zijn verbeelding driftig door de wateren van de Noordzee of Ierse Zee zwom die hier vijf of zes uur geleden was geweest. Met een gniffelend lachje veranderde hij zijn sprong weer in een stap, maar behield zijn uitgelatenheid. Natuurlijk werd af en toe het kontrast met de aangespoelde wrakstukken hem te veel, vooral als die bestonden uit doorweekte mensenlichamen, of zelfs de lijken van paarden en honden. Hier gold de regeclass="underline" ‘Als ze niet bewegen, kijk dan snel de andere kant op.’ Hij had die regel de vorige paar kilometer verscheidene malen moeten toepassen. Tot dusver had geen van de natte gedaanten zich verroerd.

Richard was zo gelukkig geweest om een lift te krijgen over bijna de hele afstand tussen het veld waar hij had geslapen en de omgeving van Oxford. Hij was ’s nachts vertrokken, onmiddellijk nadat hij achter zich het overstroomde oosten had opgemerkt, en werd meegenomen door een echtpaar in een Bentley, dat van Letchworth in East Anglia was gekomen. Ze waren nerveus op weg om hun zoon in Oxford op te pikken. Van de vloed hadden ze niet veel gezien en neigden die niet zo zwaar op te nemen. Ze hadden hem een boterham gegeven. Na een tijdje waren er een heleboel meer auto’s opgedoken, en was het tempo aanzienlijk verminderd, en toen ze tenslotte na het aanbreken van de dag slippend de kletsnatte vlakte van Oxford waren opgereden en midden in een modderige verkeersknoop belandden, had Richard hen bedankt en was hij vertrokken. De opstopping zag eruit alsof hij wel een tijd stand zou houden, en hij kon de verbijsterde, gekwetste, planloze uitdrukking op hun gezichten niet verdragen.

Je moest een plan hebben, sprak hij nu tegen zichzelf, terwijl hij snel doormarcheerde tussen een groep medemarcheerders door, naast een nieuwe dubbele file modderige auto’s die langzaam westwaarts bewogen. Ze staken de Cherwell over via een drukke brug die nauwelijks een halve meter boven een schuimende stroom uitstak. Hij vroeg zich af hoe zout het water was, maar hield geen halt om te proeven.

Ook vroeg hij zich af of de overstroming van de vorige nacht hier was verzorgd door de monding van de Thames, of dat deze tweehonderd kilometer uit het zuiden, van de Wash was gekomen, over de moeraslanden. Maar dergelijke beschouwingen brachten hem niet dichter bij een plan. De zon op zijn rug werd heet.

Er klonk een laag, zwaar roffelen, en de menigte om hem heen drong naar de weg toen een kleine helikopter vijftig meter verder landde. De piloot, een jonge vrouw in het besmeurde witte uniform van een verpleegster, sprong naar buiten en rende naar de enige levende gedaante die niet voor het lawaai en de windvlaag van de helikopter was gevlucht: een jonge vrouw die met een baby op de arm in de modder zat. Ze nam de baby van haar over, trok haar overeind, en leidde haar gehaast naar de helikopter en liet haar aan boord gaan. Toen, zonder te antwoorden op de diverse geschreeuwde vragen die nu uit de menigte begonnen op te stijgen stapte ze zelf vlug aan boord en steeg op.

Richard schudde kwaad op zichzelf zijn hoofd en schreed verder. Het gadeslaan van zulke dingen maakte dat hij zich verschrikkelijk eenzaam voelde, en bracht hem evenmin dichter tot een plan.

Maar een poos later had hij er een geformuleerd. Voor het volgende hoogtij zou hij de Cotswolds bereiken, daar tijdens de vloed wachten, bij de volgende eb de vlakte van de Severn oversteken via Tewkesbury, in de richting van de Malvernheuvels, en tenslotte op dezelfde manier zijn schreden richten naar de Zwarte Bergen in Wales, die bestand hoorden te zijn tegen de hoogste vloeden die er konden komen. Zijn wegebbende uitgelatenheid kwam weer een beetje terug. Natuurlijk was het misschien verstandiger om terug te gaan naar de Chiltern, of de middelmatige hoogten net ten oosten van Islip op te zoeken, maar hij maakte zich wijs dat men daar ruimte moest openlaten voor de horden die op de een of andere manier nog steeds uit Londen naar het westen oprukten. Bovendien beviel de gedachte om ergens te stoppen hem helemaal niet, zelfs niet op een veilig lijkende hoogte, om daar dan te gaan zitten wachten en denken. Dat was onverdraaglijk — hij moest in beweging blijven, steeds in beweging blijven. En je voelt een genegenheid voor een plan dat je zojuist hebt uitgedacht.

Uiteindelijk vertelde hij zijn Cotswolds-Malvernheuvels Zwarte Bergen plan aan de twee oudere mannen naast wie hij een poos liep. De eerste zei dat het volkomen onuitvoerbaar en het gezwam van een krankzinnige idioot was; de tweede zei dat het half Engeland zou redden en terstond overgebracht moest worden aan de autoriteiten (deze man zwaaide wild met zijn wandelstok naar een overkomende helikopter).

Richard kreeg de pest aan beide, vooral aan de tweede, en liep snel naar voren. Achter hem gingen ze door met luidkeels en nijdig ruziën. Plotseling was al zijn opwinding verdwenen, en hij vond dat zowel zijn plan als zijn redeneringen louter het met redenen bekleden was van een drang om naar het westen te ijlen die even weinig zin had als het trekken van de horden lemmings over Scandinavië naar de Atlantische Oceaan en de dood. Misschien was het wel zo, bedacht hij zich, dat de schok en de verwarring van hem en alle mensen om hem heen de beschaafde lagen van de geest hadden afgepeld, en een of ander oerinstinct hadden blootgelegd dat op dezelfde roep reageerde die de lemmings horen.