Выбрать главу

Niettemin bleef hij voortgaan. Hij bewoog zich naar de weg toe en keek uit naar een lege zitplaats of een plaats op een bumper of een treeplank op een van de snellere voertuigen. Lemming of niet, zijn eenvoudige plannetje was alles dat hij had, en hij had zich net het belangrijkste bezwaar van de eerste man herinnerd: dat het ruim vijftig kilometer naar de Cotswolds was.

* * *

Toen het ochtendtij het Bristolkanaal en de Severn ingolfde, kapotte schepen en versnipperde hooibergen meevoerend en van hun ankers gerukte boeien, en telegraafpalen met stukken draad onder water, en halve huizen, en de doden, en hoger steeg dan de nacht daarvoor, keerde Dai Davies er eveneens mee terug, langs Glamorgan en Monmouth, draaiend en rollend zoals de verdronken Phoenicische zeeman van T.S. Eliot, een blije Welshman, poëtisch tot het einde, veertig voet onder water.

29

Margo en Hunter, elk gewikkeld in een deken, bezetten de komvormige uitkijkpost die door McHeath en Doddsy leeggeschept en droog geveegd was. Boven hun twinkelden in het westen tussen rafelige wolken de sterren, maar het midden en de oostelijke helft van de hemel waren nog steeds zwaar bewolkt. Onder hen scheen een smalle lichtkegel op de gesloten sedans en langs de weg naar de Vallei. Aangezien Doddsy verschillende extra batterijen voor zijn grote schijnwerper had kreeg Doc het idee deze boven op de kei in de weg te zetten. ‘Dan kunnen de mensen die op wacht staan beter zien of er iemand uit de Vallei komt sluipen. Ze zullen het licht natuurlijk gaan onderzoeken, en als ze niet vijandig zijn roepen ze ons wel aan. Maar schiet ze niet neer alleen omdat ze niets zeggen. Hou ze onder schot en commandeer ze te blijven staan. En maak niet het hele kamp wakker als we bezoek krijgen. Maar wek mij wel.’

Nu zaten Hunter en Margo te roken, wat de volmaaktheid van Docs hinderlaag bedierf — maar niet in al te ernstige mate, beslisten ze. De zwakke oranje gloed van haar sigaret toen ze inhaleerde lichtte haar ingevallen gezicht en haar gouden haar op dat na de zoute wasbeurt van gister recht omlaag was gekamd.

‘Je ziet eruit als een Walkure, Margo,’ zei Hunter zacht met diepe stem.

Ze trok het grijze pistool onder de deken uit en hief het op, zodat het in de kortstondige gloed van de sigaret glom. ‘Ik vond het niet leuk toen de anderen hem hadden, hoewel Doddsy boeiende dingen heeft opgemerkt.’

Toen hij en McHeath hun wachtplicht vervulden had Kleine Man het pistool met zijn zaklampje en met een kleine loep onderzocht, en hij ontdekte een fijne schaalverdeling naast de paarse ladingsmeter. ‘Het is gemaakt door wezens met een fijner gezichtsvermogen dan wij,’ deduceerde hij. Hij had ook iets anders ontdekt dat Margo nooit had gezien: een kleine, verzonken pal bovenop de kolf — het smalle einde van de pal wees naar het uiteinde aan de kant van de loop van een tweede, even fijne, ronde schaal. Niemand had een nuttig idee over de taak van deze pal, en er werd besloten er niet mee te experimenteren.

‘Ik vraag me af op hoeveel planeten dit ding heeft gemoord,’ fluisterde Margo nu.

‘Ja,’ zei Hunter, ‘je ziet eruit als een maagdelijke Walkure die de heilige vlam van het wapen bewaakt.’ Hij schoof iets naar haar toe. Ze rook zijn naar muskus ruikende zweet.

‘Sjj — hoorde jij dat ook?’ fluisterde ze vlug. Ze maakten hun sigaretten uit en wachtten gespannen, zochten de omgeving af met hun blikken. Hunter kroop geruisloos naar de rand van de richel via een route die hij van tevoren in zich had opgenomen en controleerde vandaar zo ver hij kon, hoewel de andere kant van de richel tien meter steil omlaag ging.

Het kamp met de bus en de truck was stil en er was geen teken van beweging te bespeuren, hoewel de ruisende wind hun deed denken aan de tombe in de grot, vijf meter naast hun. Na verloop van tijd installeerden ze zich weer zoals eerst en staken weer een sigaret aan.

‘Weet je, Margo,’ ging Hunter verder waar hij was opgehouden, ‘ik geloof dat het doden van die mannen je tot leven heeft gewekt. Je werd erdoor ontwaakt, misschien voor de eerste keer. Een oer-ervaring zoals dat heeft een dergelijke in vloed op de mens.’

Ze knikte aandachtig maar glimlachte innerlijk. ‘Alles is nu twee maal zo werkelijk,’ fluisterde ze. ‘Alsof de werkelijkheid nu van solider spul is gemaakt, en toch kon ik er beter omheen en in zien en voelen, vooral de lichamen van de mensen. Het is fantastisch.’

‘Je bent er mooi door geworden,’ zei hij, en legde zijn hand op haar pols. ‘Mooier. Mooie maagdelijke Walkure.’

‘Ach, Ross,’ fluisterde ze plechtig, ‘iedereen zou denken dat je me probeert te krijgen!’

‘Dat probeer ik ook,’ zei hij. Zijn greep op haar pols verstevigde een beetje.

‘Je hebt een vrouw en twee zoons in Oregon,’ fluisterde ze, en schoof opzij, maar niet hard genoeg om zich te bevrijden. ‘Die doen niet ter zake,’ zei hij, ‘hoewel ik me voortdurend zorgen over ze maak. Maar we leven nu van dag tot dag, van seconde tot seconde. Elk uur kan het laatste zijn. Margo, laat me je kussen.’

‘Ik heb je gister pas ontmoet, Ross. Je bent jaren ouder dan ik…’

‘Tien, hoogstens,’ hijgde hij bars. ‘Margo, de oude regels en voorschriften tellen niet meer. Zoals Rudy zei, het is een nieuw soort realiteit…’

Op dat ogenblik trokken winden hoog boven hen de wolken aan stukken, en ze zagen de Zwerver met zijn mandala-gezicht. De maan vormde er een glinsterende halve gordel omheen. Het wonder van de goudgekerfde violette bol kreeg vat op hun, maar na een paar seconden legde Ross Hunter zijn andere arm om Margo heen en trok haar naar zich toe. Ze maakte zich los en wees omhoog.

‘Ik heb een jongen daarboven,’ zei ze. ‘Hij was gestationeerd op dat… die glinsterende puinhoop. Maar misschien is hij weggekomen; misschien zit hij nu op de Zwerver.’

‘Ik weet het,’ zei Hunter. Hij keek haar aan. In het Zwerverlicht had haar gezicht nu geen gloed van een sigaret van node. ‘Ik heb zelfs over je romance in een tijdschrift gelezen. Ik vond dat je er walgelijk verwaand en zelfvoldaan uitzag, alsof je nodig eens slaag moest hebben en stevig worden aangepakt door het leven.’

‘Door jou, bedoel je zeker? En dan is Paul er nog,’ ging ze vlug verder, ‘ontvoerd door een schotel en God weet waar hij nu zit. Hij is hartstikke gek op mij, maar ligt van binnen helemaal overhoop. Misschien wordt hij bevrijd door wat er nu met hem gebeurt.’

‘Ze kunnen me geen van beide iets schelen,’ zei Hunter, terwijl hij op zijn knieën naast haar zonk en haar bij de schouders nam. ‘Ik heb geen ethische gewetensbezwaren over het gebruikmaken van de omstandigheden. Jij bent mooi, en wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Bovendien ken ik je beter dan zij, ik ken de ontwaakte Walkure met de gouden haren, en ik ben gekker op jou dan zij. Niets telt nu behalve jij en mij. O, Margo —’

‘Nee!’ zei ze scherp, en plotseling stond ze op van haar deken en veegde zijn handen van haar af. ‘Ik ben blij dat je gek op me bent, maar ik heb je niet nodig, ik heb dat jou en mij niet nodig. Gewoon alleen leven in deze nieuwe realiteit is meer dan genoeg; dat is alle opwinding die ik hebben wil; ik ga er helemaal in op. Begrepen?’

Na een paar keer diep te hebben geademd gaf hij toe: ‘Okay, ik zal wel moeten. We kunnen het beste eens goed rondkijken met al dit licht. Jij neemt de westelijke helft. Laat je ogen er eerst aan wennen.’

Een paar minuten later, toen ze met de ruggen naar elkaar zaten, begon hij rustig te praten zonder om te kijken. ‘Toegegeven dat je nu helemaal door jezelf wordt geabsorbeerd, ik betwijfel of je ooit echt verliefd bent geweest. Paul heb je gebruikt en getiranniseerd — dat was duidelijk. Ik stel me voor dat je… wie was het? — o ja, Don — in de hand hebt gehouden door op zijn mannelijkheid te spelen, hem daarmee te vleien.’