‘Belangwekkend,’ murmelde Margo.
‘Nee, ik geloof niet dat een van die twee jongelieden veel betekenen als rivalen,’ vervolgde Hunter. ‘Morton Opperley is een groter gevaar, omdat hij een vaderfiguur is: een sinistere mooie tovenaar die — ik wed dat je daarvan droomt! — op een goede dag onze jonge Walkure weg zal voeren naar zijn onverbiddelijke kasteel in het Land van de Hogere Wiskunde. Incest met Einsteiniaanse boventonen.’
‘Heel belangwekkend,’ was haar commentaar. ‘In het oosten zie ik geloof ik een heel zwak lichtschijnsel. Misschien is het de grote weg.’
Nog vijf minuten en toen barstte Hunter uit, zo te horen uiterst spontaan: ‘Christus, wat is het koud! Het zou nuttig zijn als we tegen elkaar aan gingen liggen, op de oude manier van de Puriteinen —’
‘Nee-ee, soldaat,’ viel ze hem in de rede. ‘Liefde en op wacht staan gaan niet samen.’
‘Au contraire, ze gaan prachtig samen. Je wordt dan geweldig levend, en je van alles bewust.’
‘Nee-ee, Ross, heb ik gezegd.’
‘Ik probeerde het niet op een nieuwe manier,’ protesteerde hij, ‘ik deed alleen een praktisch voorstel. Ik bevries.’
‘Dan moet je je deken strak om je heen wikkelen,’ was haar suggestie. ‘Ik heb geen verwarmer nodig.’ Ze glimlachte hem recht in het gezicht. ‘Op dit ogenblik ben ik heet als vuur van mijn nek tot mijn tenen. En geweldig levend. Helemaal in m’n eentje.’
‘Je bent een kreng,’ zei hij nadenkend.
‘Ja dat klopt,’ stemde ze blij meesmuilend in. ‘En nu ga ik een verkenningstochtje maken, iets van vijftig meter de weg af na de sedans. Ik neem het geweer mee. Jij blijft hier met het grote pistool en… dekt mij.’
‘Kreng,’ herhaalde hij bitter toen ze kruislings de helling af sloop.
Toen zij Doc wekten om de wacht over te nemen was de Zwerver door een wolk bedekt. Hij kreunde een paar keer binnensmonds terwijl hij de kronkels uit zijn stijve gewrichten verwijderde, toen werd hij vrolijker.
‘We moeten de batterijen van de lampen verwisselen,’ merkte hij op. ‘Ik heb ze in mijn zak. We hadden een van de zwarte auto’s moeten omdraaien en zijn koplampen gebruiken. Kan nu niet meer — we zouden de mensen wakker maken.’
Tegen de tijd dat Margo Rama Joans bed in de truck had overgenomen was de Zwerver weer zichtbaar. Hij toonde de Kaken. Ann was wakker. Sedert de verschrikking van die middag was het kleine meisje dat ‘van alles hield’ bijzonder stil en nadenkend geweest. Nu vroeg Margo zich onbehaaglijk af wat ze dacht toen die grote ogen naar haar keken, de krijsende doder.
Maar: ‘Waarom moet mammie weggaan?’ was alles dat Ann vroeg, nogal verdrietig.
Margo verklaarde het op wacht staan.
‘Ik geloof dat mammie graag bij Mr. Brecht is,’ deelde Ann somber mee.
‘Kijk eens naar de Zwerver, liefje,’ opperde Margo. Zie je dat, de maan verandert in een ring. Ze heeft haar cocon opengebroken en spreidt haar vleugels uit.’
‘Ja, het is mooi, vindt u niet?’ zei Ann. Er kwam eindelijk weer een dromerige klank in haar stem. ‘Paarse bossen en gouden zeeën… Hallo, Ragnarok…’
In de bus leunde Mrs. Hixon voorover uit haar stoel achter die van de chauffeur en fluisterde in Mr. Hixons oor: ‘Bill, wat gebeurt er als deze mensen uitvinden dat we niet echt getrouwd zijn?’
Hij fluisterde terug: ‘Baby, ik geloof dat het ze niets zou kunnen schelen.’
Mrs. Hixon zuchtte. ‘Toch betekent het iets om het enige normaal getrouwde echtpaar te zijn in dit stel.’
Paul werd even eenzaam wakker in de ruimte als een hobo-engel, leek het hem — zo hoog boven de aarde dat de sterren in grotere aantallen schitterden boven de zeisvormige kromming van de zwarte horizon dan hij ooit had gezien, zelfs niet in de woestijn. Niettemin voelde hij zich zo behaaglijk en verfrist, en de overgang van slapen naar waken was zo geleidelijk geweest, dat hij totaal geen vrees voelde. Bovendien was er een onzichtbaar glazig oppervlak dat hij kon aanraken. Het sloot alle hardvochtigheid van de ruimte buiten, en zijn rechtervoet was er geruststellend aan vastgemaakt. Hij gaf zich over aan het grootse uitzicht. Hij hing in de nacht, minstens tweehonderd kilometer boven Arizona, besloot hij, en in het westen kon hij heel zuidelijk Californië zien en de noordwesthoek van Mexico, inclusief de hals van het schiereiland Baja Californië, en daarachter de Stille Oceaan. Dat patroon viel niet voor iets anders aan te zien.
Hij kon de lichten zien van San Diego — tenminste het soort gloed van een stad, op de plaats waar San Diego moest zijn — en hij realiseerde zich dat hij God geluidloos dankte, heel banaal, maar oprecht.
Er waren geen wolken. De Zwerver hing in het westen, met zijn schietschijfgezicht omgord door de verbrijzelde maan. Zijn paarse en gouden licht glitterde in een wijd zog over de Stille Oceaan, recht op hem af, en ook het noordelijke uiteinde van de Californische Golf was met lichtpunten bezaaid, zodat alle kusten duidelijk en scherp stonden afgetekend.
De landoppervlakken weerkaatsten alleen een diffuus gele gloed, zoals versterkt maanlicht, maar veel matter dan de schitterende zee.
Maar toen zag hij, met een gevoel van vage maar groeiende schrik, dat de Golf minstens tweehonderd kilometer te ver naar het noordwesten uitstrekte, in een glinsterende tong die aanvankelijk smaller werd maar daarna verbreedde. Deze afwijking van het patroon viel evenmin te miskennen.
Hetzij vanwege de aardbevingen, hetzij door de hoge getijden of door beide, waren de zilte wateren van de Golf doorgestoten en hadden ze het land beneden zeeniveau opgevuld, in en rond de Keizerlijke Vallei en de opdrogende Salton Zee, en waren ze verder doorgestoken naar Palm Springs. Hij herinnerde zich dat een van de steden daar, een vrij grote, Brawley had geheten, en een andere Volcano —
De ruimte voor zijn neus veranderde in een roze wand, en een neutrale stem riep: ‘Morgen, aap.’
Met zijn ogen knipperend draaide Paul zich om. Tigerishka dreef langs het regelpaneel, alsof ze in een onzichtbare schommel zat. Miauw hing aan haar schoot en was ijverig de groene knieën van de grote poes met haar roze tongetje aan het likken.
Paul slikte en bracht zijn vingers toen verwonderd naar zijn lippen. De knevel was weg.
Tigerishka glimlachte naar hem. ‘Jij zeven uur geslapen,’ lichtte ze hem uit eigen beweging in. ‘Voel beter?’
Paul schraapte zijn keel, maar sloot toen alleen zijn lippen en keek naar haar. Hij glimlachte niet terug.
‘Oho, wij beetje wijs geworden, hè?’ snorde Tigerishka. ‘Aapje niet zwammen, wij opschieten goed. Okay maar praten nu echter.’
Paul hield zijn lippen op elkaar.
‘Niet mokken, Paul,’ instrueerde Tigerishka. ‘Ik weet je bent beschaafd volgens jullie opvattingen, maar ik jou vastbinden, knevelen, aap noemen om je klein lesje te leren: hoe jij niet zo belangrijk in het geheel van de dingen, hoe anderen je kunnen behandelen zoals jij potentieel superieur dier Miauw behandelt. Ook ik het doen om jou geboorte-ervaring te geven die elke psycholoog je kan vertellen jij hard nodig hebben.’
Paul keek haar nog iets langer aan, schudde toen langzaam zijn hoofd.
‘Wat bedoel je?’ vroeg Tigerishka scherp. ‘Wat denk je is mijn reden?’
Elk woord even scherp en nauwkeurig uitsprekend alsof hij spraaklessen gaf, zei Pauclass="underline" ‘Je hebt me gezegd dat je een geest hebt die superieur is vergeleken bij de mijne, en in veel opzichten moet ik je gelijk geven, maar gister heb je minstens twintig minuten lang mijn gedachten verwisseld met die van dat bekoorlijke maar stemloze en cultuurloze diertje op je schoot. Dus heb je op mij je irritatie afgereageerd van zo’n stomme vergissing.’
‘Dat is een leugen, dat heb ik helemaal niet gedaan!’ antwoordde Tigerishka ogenblikkelijk in perfect Engels, even goed als het zijne. Ze verstrakte, haar klauwen kwamen tevoorschijn, en Miauw hield op haar schoon te maken. Toen beheerste ze zich en leunde behaaglijk achterover, ontspannen grinnikend. Een verrukkelijk achteloos gebaar rimpelde haar paars gestreepte schouders. ‘Daarin heb je gelijk,’ gaf ze toe. ‘Dat deel van mijn reden. Maar weinig kosmische kattenrassen, liet door hoop meevoeren. Jij opgemerkt. Aapje sluw.’