Выбрать главу

Rechts, waar de grote zwarte wolkenbank vlug hoger rees, waren er minder bivaks maar liepen er meer mensen rond — slanke mensen die zich voor het merendeel snel bewogen, wuifden en sprongen, samenschoolden, uit elkaar gingen, weer samengroepten. En het scheen dat uit deze richting, blikkig en zwak, het piepen en krijsen van ritmische jazz kwam.

Tussen de twee groepen mensen die zich zo verschillend gedroegen lag een open stuk van honderd meter waarin zich helemaal geen mensen bevonden, zelfs niet in de auto’s — behalve een stuk of tien die hier en daar op de grond lagen. Hunter vroeg zich even af waarom zij er de voorkeur aangaven in de brandende zon uit te rusten, voor het hem inviel dat ze dood waren.

Hij was zich vaag bewust van zijn kameraden uit de bus en de truck die eveneens rond de Corvette stonden geschaard. Nu hoorde hij nieuwe voetstappen en Kleine Man zeggen: ‘Kijk eens naar die wolkenbank. Ik geloof niet dat ik ooit eerder heb gehoord van zo’n natte zuidoostelijke wind in het zuiden van Californië,’ en McHeath antwoorden: ‘Misschien is de oceaan doorgebroken en heeft ie de Saltonzee en andere lage plekken opgevuld, Mr. Dodd. En met misschien — jee! — honderd of tweehonderd kilometer water zou er een hoop verdampen.’ Hunter liet zijn blikken dwalen over het overweldigende tafereel voor hem.

Drie van de slanke, actieve gestalten kwamen in het niemandsland bij de berm. Ze liepen dansend en wervelend te rennen. Een van hen, te zien aan zijn gebaren, droeg misschien een fles waaruit hij gedurig dronk. Ze waren zestig meter gevorderd toen er het knallen van geweervuur klonk uit het kamp van politieauto’s. Een van de drie viel — op deze afstand was het moeilijk te zien of hij stil lag of kronkelde. De andere twee sprongen over de eerste rij auto’s die ze tegenkwamen en verstopten zich.

Hunter legde zijn arm strak rond Margo. ‘Mijn god, Doc, wat is hier aan de gang?’ vroeg hij met stemverheffing.

‘Jaa, goddomme, Doc, vertel eens wat u door die kijker ziet,’ zei Wojtowicz. ‘Het lijkt wel oorlog.’

‘Dat is het ook,’ berichtte Doc afgemeten. ‘Luister nu naar wat ik zeg,’ vervolgde hij luid, terwijl hij door de kijker bleef speuren, ‘want ik ga het geen twee keer vertellen en we zullen geen tijd hebben om iedereen te laten kijken. Het is oorlog, of in ieder geval een stevige schermutseling, tussen een hoop van de jonge mensen en de oudere, of eigenlijk de politie geholpen door een aantal oudere mensen, want het merendeel van de rest is neutraal of tenminste nutteloos. Grote jongens tegen de politie die de gezinnen beschermt. Het is de Dag van de Kinderen.’

‘Die slanke figuurtjes zijn teenagers, de meeste. Ze drinken — ik zie een drankauto die is opengebroken en kinders die er flessen uithalen. Er is een echte jazzband aan het spelen op een open plek. Er wordt gevochten — met messen en vuisten. Een bende met hamers slaat autoruiten in en maakt deuken in carrosserieën zonder enige nuttige reden.’

Doc censureerde uit zijn verslag de gevallen van schaamteloos neuken die hij in de auto’s opmerkte — meer om redenen van schaduw dan van afzondering, scheen het — de twee naakte meisjes die bij de band aan het dansen waren, de willekeurige terreur en aframmelpartijen, en — in de andere richting — de groep die een auto van zijn koelwater ontdeed en de inhoud gretig opdronk… och, hij hoopte dat er niet teveel chemicaliën aan waren toegevoegd.

‘Maar niet al het geweld is tegen de auto’s of elkaar gericht,’ ging hij verder. ‘Een groepje sluipt nu tussen de lege auto’s naar het politiekamp. Een paar hebben er pistolen, de rest flessen.

‘Ik geloof dat de agenten een hinderlaagje aan hun kant hebben opgezet. In ieder geval zie ik er een paar die zich achter auto’s hebben verscholen.’

‘Maar voor het gevecht begint zijn wij hier weg, op de terugweg naar Mulholland,’ ging hij met luidere stem verder, en overhandigde de kijker aan Rama Joan en draaide zich om om zijn volgelingen aan te kijken. ‘Doddsy! McHeath! Laat Hixon en Pop hun auto’s keren — er is ruimte genoeg voor — en…’

‘Bedoel je dat je ons vraagt om met de staart tussen de benen terug te rennen?’ wilde Hixon luidruchtig weten. Hij stond, met zijn geweer in de hand, net achter Stastok. ‘Als er daar beneden fatsoenlijke mensen zijn die op het punt staan overvallen te worden? Als we de rollen makkelijk konden omkeren met het momentumpistool? Luister, ik ben zelf agent geweest. We moeten ze helpen.’

‘Nee!’ kraste Doc terug. ‘We moeten onszelf beschermen en het momentumpistool bij een geschikte wetenschappelijke groep brengen, zo lang het nog een lading heeft. Hoeveel zit er nog in, Margo?’

‘Ongeveer een derde,’ vertelde ze hem.

‘Zie je?’ vervolgde Doc tegen Hixon, ‘er zitten nog maar vier of vijf flinke schoten in, hoogstens. Er zitten kilometerslange rijen van die maniakken daar beneden. Als we ons ermee bemoeien maken we alleen van een klein gevecht een groot gevecht. De toestand daar beneden is verschrikkelijk, geef ik toe, maar het is iets wat over de hele wereld aan de gang is en we kunnen het ons niet veroorloven erin verwikkeld te raken. Het zou een druppel op een gloeiende plaat zijn! Nee, we gaan netjes terug. Ga terug en draai je truck om, Hixon —’

‘Wacht even, Doc!’ Deze keer was het Margo die hem in de rede viel, met schallende stem. Ze ging voor de Corvette staan.

‘Dat daar beneden is Vandenberg Drie,’ zei ze, en wees met het momentumpistool naar de drie witte gebouwen. ‘Misschien is Morton Opperley er nog. We moeten het nagaan.’ ‘Die kans is wel bijzonder klein!’ blafte Doc. ‘Hij is al lang weggehaald met een helikopter, misschien met die we vanochtend zagen. Nee.’

‘Ik heb binnen mensen zien rondlopen,’ loog Margo. ‘Je was het er mee eens dat het de bedoeling was om hem het pistool te brengen. We moeten nagaan of hij er is.’

Doc schudde zijn hoofd. ‘Nee! Het risico is veel te groot voor zo’n hopeloze onderneming.’

Margo grijnsde hem toe. ‘Maar ik heb het pistool,’ zei ze. Ze had het tegen haar borst gedrukt, ‘en ik breng het daar beneden al moet ik gaan lopen.’

‘Zo moet je tegen hem optreden!’ juichte Hixon uitgelaten. ‘Goed dan, Miss Kloek en Moedig, luister naar mij.’ Doc boog zich naar haar toe. ‘Jij gaat naar beneden met het pistool, lopend of in een auto, en een of andere sluipschutter knalt je neer, of je wordt overvallen door drie man tegelijk en Opperley krijgt het wapen niet — en de maniakken wel. Het ding moet hier blijven.

‘Maar ik doe je een voorstel. Jij gaat omlaag zonder het pistool — ik zal je mijn revolver geven — en je brengt Opperley mee terug of vindt uit of hij daar is, en dan onderhandelen we wel met hem. Wat vind je ervan?’

Margo keek naar Hunter: ‘Rij jij mij?’ Hij knikte en sprong in de sedan. Zij liep rond de Corvette en reikte met het momentumpistool naar Doc. ‘Gelijk oversteken.’ Hij gaf haar zijn revolver en nam het pistool aan. Hunter startte de sedan en reed hem langszij de rode auto.

Hixon kwam naar voren. ‘Hé, ik ga ook mee.’

‘Wil je hem hebben?’ vroeg Doc. Margo knikte. Hij vroeg aan Hixon: ‘Beloof je dat je alleen gaat helpen met Opperley zoeken?’

Hixon knikte, mompelde: ‘Wie hij dan ook mag zijn.’

Doc zei: ‘Goed dan, maar meer mensen kunnen we niet missen. Verder geen vrijwilligers!’ Dit laatste blafte hij min of meer tegen McHeath die gretig naar voren kwam. ‘Geme je geweer,’ zei hij de jongen. ‘Jij klimt daar op de rotsen en ziet erop toe dat we niet in de flanken worden aangevallen… door wie dan ook, inclusief de politie!’

Hixon stapte achterin, Margo ging naast Hunter zitten, Doc sprong omlaag en steunde met zijn elleboog op de deur. ‘Wacht even,’ zei hij met een nieuwe blik op de volgepakte snelweg, juist toen er weer iets gebeurde.

Een stuk of tien gestalten schoten omhoog vanachter en tussen de auto’s bij het politiekamp. Ze gooiden dingen. Geweren knalden en twee of drie vielen. Dingen raakten de politiewagens. Vlammen laaiden op.