Everard draaide aan de stuurknop. De machine maakte een looping en stortte met een versnelling van driemaal de zwaartekracht, omlaag.
Hoewel hij wist wat er gebeuren zou, had de Patrouille-agent de grootste moeite in het zadel te blijven. Hij zou nooit weten of het de looping of de val was geweest die Boierik uit het zadel wierp. In een flits zag hij hoe de man door de ruimte omlaag tuimelde naar het zeeoppervlak en wenste maar niets gezien te hebben.
Hij bleef nog enige tijd boven de golven hangen. Zijn eerste reactie was een gevoel van huivering. Veronderstel eens dat Boierik nog tijd had gehad om te schieten? Dan overviel hem een gevoel van schuld. Hij schudde beide gevoelens van zich af en concentreerde zich op het vraagstuk, hoe Van Sarawak te redden.
Hij stelde de plaatscoördinaten in op een afstand van dertig centimeter voor de bank waarop Van Sarawak zat en de tijdregelaar op een minuut na zijn vertrek. Hij hield zijn rechterhand bij het bedieningspaneel — hij zou snel moeten handelen — en liet zijn linkerhand vrij. ‘Hou je vast, jongen. Daar gaan we dan.’ De machine flitste bijna recht tegenover Van Sarawak weer tevoorschijn. Everard greep de tuniek van de Venusiaan en trok hem dicht naar zich toe zodat hij binnen het krachtveld van de machine was en draaide tegelijkertijd met zijn rechterhand de tijdregelaar terug en wierp de hoofdschakelaar om.
Een kogel ketste op het metaal. Everard ving nog een glimp op van de schreeuwende Arkonsky waarna alles uit het gezicht verdween en ze op een met gras begroeide helling stonden die glooiend afliep naar het strand. Ze waren tweeduizend jaar in het verleden.
Hij liet zich trillend voorover op het bedieningspaneel vallen. Een kreet bracht hem weer tot zichzelf. Hij draaide zich met een ruk om naar de Venusiaan die, met een arm nog om Deirdre’s middel, op de helling lag.
De wind was afgenomen en de zee zond haar golven naar een breed, wit strand terwijl hoog in de lucht wolken voortdreven.
‘Ik kan niet zeggen dat ik het je kwalijk neem, Van.’ Everard liep met de blik op de grond gericht voor de tijdmachine heen en weer. ‘Maar het maakt de zaak wel ingewikkelder.’
‘Wat had je dan van me verwacht,’ vroeg de ander ruw. ‘Had ik haar dan moeten achterlaten om door die schurken gedood te worden of met haar hele wereld te worden weggeblazen?’
‘Denk eraan dat we geconditioneerd zijn. Zonder speciale toestemming zijn we niet eens in staat haar de waarheid te vertellen, zelfs al zouden we dat willen. Persoonlijk wil ik dat ook niet.’
Everard keek naar het meisje. Ze hijgde naar adem en haar ogen hadden een vochtige glans. De wind speelde door haar haren en door de plooien van haar lange, dunne jurk. Ze schudde het hoofd alsof ze zich van een nachtmerrie bevrijden wilde, rende naar hen toe en greep hun handen vast. ‘Vergeef me Manslach,’ zei ze. ‘Ik had kunnen weten dat je ons niet verraden zou.’
Zij kuste hen beiden. Van Sarawak beantwoordde dat met de gretigheid die van hem verwacht kon worden maar Everard kon dat niet. Hij zou zich een Judas gevoeld hebben. ‘Waar zijn we?’ vervolgde ze. ‘Het lijkt op Llangollen maar er zijn nergens bewoners. Heb je ons naar de Gelukzalige Eilanden gebracht?’ Ze draaide zich op een voet om en danste door de zomerbloemen. ‘Kunnen we hier nog even blijven, voor we naar huis gaan?’
Everard haalde diep adem. ‘Ik heb slecht nieuws voor je, Deirdre,’ zei hij.
Ze werd stil. Hij zag hoe ze zich vermande. ‘We kunnen niet terug.’ Ze wachtte zwijgend.
‘De… de bezweringsformules die ik moest gebruiken om ons leven te redden — er was geen keus. Die bezweringen hebben de terugweg voor ons afgesloten.’
‘Is er geen hoop meer?’ Hij kon haar nauwelijks verstaan. Hij voelde zijn ogen steken. ‘Nee,’ zei hij. Zij wendde zich om en liep weg. Van Sarawak wilde haar achterna, maar bedacht zich en ging naast Everard zitten. ‘Wat heb je haar verteld?’ vroeg hij.
Everard herhaalde zijn woorden. ‘Het lijkt me de beste oplossing,’ zei hij. ‘Ik kan haar niet terugzenden. We weten wat deze wereld te wachten staat.’
‘Nee,’ Van Sarawak staarde enige tijd naar de zee. Toen zei hij: ‘Welk jaar hebben we hier? Zijn we ongeveer in de tijd van Christus? Dan zijn we nog steeds in de tijd na het keerpunt.’
‘Ja en we moeten er nog steeds achter zien te komen wat dat keerpunt is.’
‘Laten we naar een bureau van de Patrouille dat verder in het verleden ligt, gaan. Daar kunnen we hulp halen.’
‘Misschien,’ Everard lag languit in het gras naar de hemel te staren. Nu kwam de reactie. ‘Maar ik denk dat ik dat keerpunt met Deirdre’s hulp, ook wel kan lokaliseren. Maak me wakker als ze terug is.’
Toen ze terugkwam huilde ze niet meer hoewel ze dat wel gedaan had. Nadat Everard haar gevraagd had of ze hem wilde helpen zijn opdracht te vervullen, knikte ze. ‘Natuurlijk, mijn leven behoort toe aan mijn redders.’
‘Nadat we je eerst in moeilijkheden hebben gebracht,’ dacht hij. En hardop: ‘Ik wil alleen wat inlichtingen van je. Heb je wel eens gehoord dat… dat mensen in slaap gebracht kunnen worden zodat ze alles geloven wat hen verteld wordt?’ Zij knikte aarzelend. ‘Ik heb druïdengenezers dat zien doen.’
‘Er gebeurt niets ergs met je. Ik wil je alleen maar in slaap brengen zodat je je alles wat je weet weer kunt herinneren; ook datgene waarvan je denkt dat je het vergeten bent. Het duurt niet lang.’
Het deed hem pijn te zien, hoeveel vertrouwen zij in hem stelde. Met behulp van de Patrouillemethoden bracht hij haar in een diepe, hypnotische trance, waarin zij zich letterlijk alles weer kon herinneren, zodat hij alles wat zij ooit over de tweede Punische oorlog gehoord of gelezen had weer naar boven haalde. Alles bij elkaar was dat genoeg om het doel dat hij zich gesteld had, te kunnen bereiken. Toen de Romeinen tussenbeide kwamen omdat de Cartha-gers het gesloten verdrag schonden, door hun veroveringstochten ten zuiden van de Ebro uit te strekken, was dat de druppel die de emmer deed overlopen. In 219 voor Christus belegerde Hannibal Barca, gouverneur van het Carthaagse deel van Spanje, Saguntum. Na acht maanden nam hij het in en lokte op deze manier een reeds lang voorbereide oorlog met Rome uit. In de eerste week van mei in 218 trok hij met 90.000 man infanterie, 12.000 man cavalerie en 37 olifanten over de Pyreneeën, marcheerde door Gallië en trok de Alpen over. De verhezen die hij onderweg leed, waren gruwelijk; slechts 20.000 man voetvolk en 6000 paarden bereikten laat in het jaar, Italië. Desondanks vernietigde hij bij de Ticino een superieur Romeins leger. In de loop van het volgende jaar behaalde hij in verschillende bloedige veldslagen de overwinning en trok hij Apulië en Campanië binnen. De bewoners van Apulië en Lucania, de Bruttianers en de Samnieten kozen zijn zijde. Quintus Fabius Maximus streed een verbitterde guerrilla die Italië verwoestte en die desondanks geen beslissing bracht. Maar inmiddels deed Hasdrubal Barca in Spanje zijn uiterste best en arriveerde hij in 211 met versterkingen. In het jaar 210 nam Hannibal Rome in waarna hij het in brand stak en in 207 hadden de laatste bondgenoten zich aan hem onderworpen. ‘Dat is het dan,’ zei Everard. Hij streelde de koperkleurige lokken van het meisje dat naast hem lag. ‘Ga nu maar slapen. Slaap lekker en ontwaak zonder zorgen.’
‘Wat heeft ze je verteld?’ vroeg Van Sarawak. ‘Een grote hoeveelheid details,’ zei Everard. Het hele verhaal had meer dan een uur in beslag genomen. ‘Maar waar het om draait is dit: ze bezit een uitgebreide kennis van die periode maar ze noemde niet de naam van de Scipio’s.’
‘De wie?’
‘Publius Cornelius Scipio voerde bij de Ticino het bevel over het Romeinse leger. Hij werd daar in onze wereld inderdaad verslagen. Maar later was hij zo verstandig, naar het westen te trekken en de Carthaagse basis in Spanje afbreuk te doen. Het resultaat was dat Hannibal in Italië de pas werd afgesneden en dat het beetje Spaanse hulp dat hem nog gezonden kon worden, vernietigd werd. De zoon van Scipio die dezelfde naam droeg, bekleedde eveneens een hoge positie in het leger en hij was het die Hannibal ten slotte bij Zama vernietigde. Hij wordt Scipio Africanus de oudere genoemd.