Van Sarawak knikte. ‘Waarschijnlijk heb je gelijk. Maar wat is er met Rome gebeurd?’
‘Ik weet het niet. Nog niet. Maar daar ergens ligt het kritieke moment.’
Everard richtte zijn aandacht weer op Deirdre. ‘Wat ik nu ga zeggen zal u wel verbazen,’ zei hij kalm. ‘Ongeveer 2500 jaar geleden hebben onze mensen een bezoek gebracht aan deze wereld. Daarom spreek ik Grieks maar weet ik niet wat er sinds die tijd gebeurd is. Ik zou dat graag van u horen. Ik neem aan dat u bijna een geleerde bent.’ Ze bloosde en liet haar ogen schuil gaan achter een paar lange donkere wimpers zoals weinig roodharigen die maar bezitten. ‘Ik zal u met plezier, zoveel als in mijn vermogen ligt, van dienst zijn. Maar,’ smeekte ze plotseling, ‘helpt u dan op uw beurt ons?’
‘Ik weet het niet,’ zei Everard moeizaam. ‘Ik zou het graag doen, maar ik weet niet of het wel kan.’
‘Want,’ dacht hij, ‘ten slotte is het mijn taak, jouw en je hele wereld ter dood te veroordelen.’
5
Nadat Everard naar zijn kamer gebracht was, ontdekte hij dat de plaatselijke opvattingen van gastvrijheid meer dan voortreffelijk waren. Hij was te vermoeid en terneergeslagen om ervan te profiteren maar het slavenmeisje van Van Sarawak zou tenminste niet in haar verwachtingen teleurgesteld worden, dacht hij, al half in slaap. Men stond hier vroeg op. Vanuit zijn raam op de eerste verdieping zag Everard wachtposten langs het strand lopen. Hij vond het een koude morgen. Samen met Van Sarawak ging hij naar beneden om te ontbijten. De ham met eieren en de toast met koffie vervolmaakten het geheel. Ap Ceorn was weer naar de stad om een vergadering bij te wonen, zei Deirdre. Zijzelf had zich over haar droevige stemming heengezet en babbelde vrolijk over allerlei onbelangrijke zaken. Everard ontdekte dat ze lid was van een amateur toneelgroep die soms Griekse klassieke toneelstukken in de oorspronkelijke taal opvoerde. Vandaar haar vloeiende beheersing van de taal. Ze hield van paardrijden, jagen, zeilen, zwemmen… ‘Zullen we?’ vroeg ze. ‘Wat?’
‘Zwemmen natuurlijk.’ Deirdre sprong op van haar stoel op het grasveld, waar ze onder het vlammend getinte gebladerte gezeten hadden en begon zich zonder enige terughouding van haar kleding te ontdoen. Everard dacht dat hij een doffe tik op de grond hoorde toen Van Sarawaks ogen uit hun kassen rolden.
‘Kom op,’ lachte zij. ‘De laatste man is een ezel.’ Ze spartelde al in de witte branding toen Everard en Van Sarawak nog huiverend over het strand liepen.
‘Ik kom van een warme planeet,’ kreunde de Venusiaan. ‘Mijn voorouders komen uit Indonesië. In de tropen.’
‘Ze waren toch ook Nederlander, is het niet?’ grinnikte Everard.
‘Ze waren zo verstandig om naar Indonesië te verhuizen.’
‘Goed, blijf dan maar aan de kant.’
‘Bliksems! Als zij het uithoudt, kan ik er ook wel tegen!’ Van Sarawak stak een teen in het water en kreunde weer. Everard riep alle wilskracht waarover hij ooit beschikt had te hulp en rende de zee in. Deirdre gooide hem water naar het hoofd. Hij dook, kreeg een slank been te pakken en trok haar onder. Ze maakten nog een paar minuten gekheid waarna ze naar het huis terugrenden om een hete douche te nemen. Van Sarawak volgde hen als een blauwe dampwolk. ‘Van een tantaluskwelling gesproken,’ mompelde hij. ‘Het mooiste meisje van het heelal en ik kan niet eens met haar praten en bovendien is ze een soort ijsbeer.’ Nadat hij door de slaven afgedroogd en in de plaatselijke klederdracht gestoken was, keerde Everard naar zijn plaats voor het haardvuur terug. ‘Welk patroon is dit?’ vroeg hij op de ruiten van zijn kilt wijzend.
Deirdre hief het gouden hoofd op. ‘Dat van mijn eigen clan,’ antwoordde ze. ‘Een geëerd gast wordt tijdens zijn verblijf altijd als een lid van de clan beschouwd, zelfs in een geval van bloedwraak.’ Zij glimlachte schuw. ‘En er is niets tussen ons.’
Dat bracht zijn sombere stemming weer terug. Hij herinnerde zich zijn taak.
‘Ik zou je graag een paar vragen over geschiedenis stellen,’ zei hij. ‘Dat is een van mijn hobby’s.’
Zij knikte, maakte een gouden band in haar haar vast en haalde een boek van een overvolle plank. ‘Dit is vermoedelijk de beste wereldgeschiedenis die er is. Ik kan alles wat u weten wil hierin opzoeken.’
‘Ja,’ dacht Everard, ‘om me zo te vertellen wat ik moet doen om je te vernietigen.’
Hij ging samen met haar op een divan zitten. De butler rolde de maaltijd naar binnen. Everard at in een gedrukte stemming zonder iets te proeven.
Een ingeving volgend… ‘Zijn Rome en Carthago ooit met elkaar in oorlog geweest?’
‘Ja, twee maal om precies te zijn. Ze hadden aanvankelijk een verbond gesloten tegen Epirus, maar dat hield geen stand. Rome won de eerste oorlog en trachtte daarna de ontwikkeling van Carthago aan banden te leggen.’ Haar gave profiel boog zich over de bladzijden als dat van een leergierig kind. ‘De tweede oorlog brak drieëntwintig jaar later uit en duurde… hm… alles bij elkaar elf jaar hoewel de laatste drie jaar alleen maar dienden om de laatste weerstand te breken nadat Hannibal Rome ingenomen en in brand gestoken had.’
‘Aha!’ Om de een of andere reden voelde Everard zich niet zo bijster gelukkig met dit succes.
De tweede Punische oorlog (die ze hier de Romeinse oorlog noemden) — of eigenlijk een kritieke gebeurtenis uit die oorlog — vormde dus het keerpunt in de ontwikkeling. Deels uit nieuwsgierigheid, deels uit vrees zich teveel bloot te zullen geven, trachtte Everard niet onmiddellijk de juiste oorzaak van de afwijking op te sporen. Hij zou toch eerst eens goed moeten nagaan wat er in werkelijkheid gebeurd was. (Nee,… wat er niet gebeurd was. Realiteit was zij die warm en zacht naast hem zat; hij was de schim.) ‘En wat gebeurde er daarna?’ vroeg hij toonloos. ‘Het Carthaagse Rijk omvatte ten slotte Spanje, het zuidelijk deel van Gallië en de teen van Italië,’ zei zij. ‘De rest van Italië was na het uiteenvallen van de Romeinse statenbond tot machteloosheid en chaos vervallen. Maar de Carthaagse heersers waren te corrupt om hun macht lang te kunnen handhaven. Hannibal zelf werd vermoord door mannen die van mening waren dat hij door zijn onkreukbaarheid hun plannen in de weg stond. Intussen streden Syrië en Parthië om het bezit van het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied. Een strijd waaruit Parthië dat daardoor meer dan ooit onder Helleense invloed kwam als overwinnaar tevoorschijn trad.
Ongeveer honderd jaar na de Romeinse oorlogen werd Italië door enkele Germaanse stammen onder de voet gelopen. (Dat moesten de Kimbren met de Teutonen en de Ambronen als bondgenoten, geweest zijn. In Everards eigen wereld had Marius hen een halt toegeroepen.) Een spoor van verwoesting achterlatend, trokken zij door Gallië waardoor ook de Kelten in beweging kwamen. Dezen bereikten ten slotte Spanje en toen Carthago in verval was geraakt, ook Noord-Afrika. Van de bewoners van Carthago leerden de Galliërs veel.