Hij stond daar een hele tijd alleen maar te staren. Daarna, met zijn ogen nog altijd strak op de lijken gericht, liep hij achteruit. Na ongeveer tien meter draaide hij zich om, liep naar de patrouillewagen terug en stapte in.
‘Wat krijgen we verdomme nou?’ zei Deborah en ik gaf toe dat ze dat aardig had verwoord. De babalao sloeg het autoportier dicht en bleef daar onbeweeglijk op de voorbank door de voorruit zitten staren. Even later mompelde Deborah: ‘Shit,’ en ze liep naar de auto toe. En omdat ik net als alle andere onderzoekende geesten alles wil weten, liep ik achter haar aan.
Toen ik bij de auto was, stond Deborah tegen het raam aan de passagierskant te tikken, terwijl de babalao nog altijd met opeengeklemde kaken recht voor zich uit keek en hardnekkig deed alsof hij haar niet zag. Debs tikte harder, hij schudde zijn hoofd. ‘Doe de deur open,’ zei ze in haar beste politieachtige leg-je-wapen-neer-stem. Hij schudde harder met zijn hoofd. Ze klopte steviger tegen het raam. ‘Maak open!’ zei ze.
Uiteindelijk draaide hij het raampje omlaag. ‘Dit heeft niets met mij te maken,’ zei hij.
‘Wat is het dan?’ vroeg Deborah.
Hij schudde slechts zijn hoofd. ‘Ik moet weer aan het werk,’ zei hij.
‘Is het Palo Mayombe?’ vroeg ik hem en Debs keek me boos aan omdat ik tussenbeide kwam, maar het leek een redelijke vraag. Palo Mayombe was een ietwat duistere zijtak van Santeria, en hoewel ik er bijna niets van wist, waren er geruchten geweest over een paar heel akelige rituelen die mijn nieuwsgierigheid hadden geprikkeld.
Maar de babalao schudde zijn hoofd. ‘Luister,’ zei hij. ‘Er zijn daar dingen, daar hebben jullie geen idee van en je wilt het niet weten ook.’
‘Is dit zo’n ding?’ vroeg ik.
‘Dat weet ik niet,’ zei hij. ‘Misschien.’
‘Wat kunt u ons erover vertellen?’ vroeg Deborah op eisende toon.
‘Ik kan niks vertellen, want ik weet er niks van,’ zei hij. ‘Maar het staat me niet aan en ik wil er niets mee te maken hebben. Ik heb vandaag belangrijke dingen te doen, zeg tegen die smeris dat ik weg moet.’ En hij draaide het raampje weer omhoog.
‘Shit,’ zei Deborah en ze keek me beschuldigend aan.
‘Nou, ik heb niets gedaan,’ zei ik.
‘Shit,’ zei ze opnieuw. ‘Wat bedoelt-ie verdomme?’
‘Ik tast volledig in het duister,’ zei ik.
‘Ja ja,’ zei ze, en ze keek me helemaal niet overtuigd aan, wat ietwat ironisch was. Ik bedoel, mensen geloven me aan de lopende band als ik niet volkomen eerlijk ben, en hier stond mijn eigen stiefvlees en -bloed, dat weigerde te geloven dat ik werkelijk volledig in het duister tastte. Los van het feit dat de babalao kennelijk dezelfde reactie vertoonde als de Ruiter, wat had dat dan te betekenen?
Voor ik langs die fascinerende gedachtelijn verder kon denken, merkte ik dat Deborah me nog altijd met een uitermate onaangename uitdrukking op haar gezicht stond aan te kijken.
‘Heb je de hoofden gevonden?’ vroeg ik, volgens mij behoorlijk hulpvaardig. ‘Misschien krijgen we een idee van het ritueel als we zouden zien wat hij met de hoofden heeft gedaan.’
‘Nee, we hebben de hoofden niet gevonden. Ik heb helemaal niets gevonden, behalve een broer die dingen voor me achterhoudt.’
‘Deborah, echt, het is niet goed voor je gezichtsspieren als je de hele tijd zo akelig wantrouwig kijkt. Zo krijg je fronsrimpels.’
‘Misschien krijg ik ook een moordenaar,’ zei ze, en ze liep naar de twee verschroeide lichamen terug.
Aangezien ik kennelijk niet meer van nut kon zijn, althans waar het mijn zus betrof, was er voor mij eigenlijk niet veel meer te doen. Ik pakte mijn bloedkoffer, nam nog wat monstertjes van het opgedroogde zwarte spul rond de beide halzen en ging ruim op tijd voor een late lunch terug naar het lab.
Maar helaas, op de rug van de arme Onverdroten Dexter was duidelijk een doelwit geschilderd, want mijn problemen waren nog maar amper begonnen. Net toen ik mijn bureau aan het opruimen was en me voorbereidde om me in de opgewekt moordlustige avondspits te mengen, liep Vince Masuoka mijn kantoor binnen. ‘Ik heb net met Manny gepraat,’ zei hij. ‘Hij kan morgen om tien uur met ons praten.’
‘Dat is geweldig nieuws,’ zei ik. ‘Het enige wat dat eventueel nog geweldiger zou maken, is dat ik weet wie Manny is en waarom hij met ons wil praten.’
Vince keek werkelijk wat gekwetst, een van de weinige oprechte uitdrukkingen die ik ooit op zijn gezicht heb gezien. ‘Manny Borque,’ zei hij. ‘De cateraar.’
‘Die van MTV?’
‘Ja, die,’ zei Vince. ‘Die vent heeft alle prijzen gewonnen en het tijdschrift Gourmet heeft hem de hemel in geprezen.’
‘O ja,’ zei ik, tijd rekkend in de hoop dat een briljante ingeving me zou helpen dit afgrijselijke lot te ontlopen. ‘De prijzen winnende cateraar.’
‘Dexter, deze kerel is geweldig. Hij kan je hele trouwdag maken.’
‘Nou, Vince, dat is vast geweldig, maar…’
‘Luister,’ zei hij, op een soort resoluut bevelende toon die ik nog nooit van hem had gehoord, ‘je zei dat je er met Rita over zou praten en haar zou laten beslissen.’
‘Heb ik dat gezegd?’
‘Ja, dat heb je gezegd. En ik sta niet toe dat je zo’n geweldige kans overboord gooit, omdat ik weet dat Rita dat werkelijk graag zou willen.’
Ik snapte niet waarom hij daar zo van overtuigd was. Tenslotte was ik degene die met de vrouw verloofd was, en ik had geen idee voor welke cateraar ze vol ontzag zou vallen. Maar ik dacht niet dat dit het moment was om hem te vragen hoe hij wist wat Rita wel en niet fantastisch zou vinden. Aan de andere kant zou de man die tijdens Halloween als Carmen Miranda verkleed ging heel goed een scherper inzicht in de diepste culinaire verlangens van mijn verloofde kunnen hebben dan ik.
‘Nou,’ zei ik, ten slotte tot de conclusie komend dat ik als beste antwoord de boel maar zo lang mogelijk moest zien uit te stellen, ‘in dat geval ga ik naar huis en praat er met Rita over.’
‘Doe dat,’ zei hij. En hij stormde niet naar buiten, maar als er een deur was geweest die hij had kunnen dichtslaan, dan had hij dat gedaan.
Ik ruimde de laatste dingen op en voegde me in het avondverkeer. Op weg naar huis zat een man van middelbare leeftijd in een Toyota SUV pal achter me en begon om een of andere reden te toeteren. Na een straat of vijf, zes kwam hij naast me rijden en tijdens het inhalen gaf hij een lichte ruk aan zijn stuur om me bang te maken dat hij me naar de kant zou drijven. Hoewel ik zijn pit bewonderde en hem dolgraag van dienst zou willen zijn, bleef ik op de weg. Het heeft nooit enige zin om wijs te willen worden uit de manier waarop autobestuurders in Miami van de ene naar de andere plek weten te komen. Je moet gewoon ontspannen genieten van het geweld, en uiteraard was dat gedeelte nog nooit een probleem voor me geweest. Dus ik glimlachte en zwaaide, en hij trapte zijn gaspedaal in en verdween met ongeveer negentig kilometer boven de maximumsnelheid in het verkeer.
Normaal vind ik de chaotische herrie van de avondrit naar huis een volmaakt einde van de dag. Ik ontspan me bij het zien van al die woede en moordlust, daardoor krijg ik het gevoel dat ik één ben met mijn woonplaats en zijn boze inwoners. Maar vanavond had ik er moeite mee om sowieso in een opgewekte stemming te komen. Ik had nooit gedacht dat dit me ooit kon overkomen, maar ik maakte me zorgen.
Erger nog, ik wist niet waar ik me eigenlijk zorgen over maakte, alleen dat de Zwarte Ruiter me op een stilzwijgen had getrakteerd op een plek waar een creatieve moord was gepleegd. Dit was nog nooit gebeurd en ik kon nu alleen nog maar geloven dat dit veroorzaakt was door iets ongebruikelijks en mogelijk bedreigends voor Dexter. Maar wat dan? En hoe kwam ik daarachter als ik eigenlijk geen snars wist over de Ruiter zelf, behalve dat hij er altijd was geweest om me van een gelukkig inzicht en commentaar te voorzien? We hadden wel vaker verbrande lijken gezien, en meer dan genoeg aardewerk, en daar vertrokken we geen spier bij. Ging het om de combinatie? Was er iets speciaals aan deze twee lijken? Of was het een complete samenloop van omstandigheden en had het helemaal niets te maken met wat we hadden gezien?