Ik wilde met mijn zus meegaan, maar het ergerde me ook dat ze wat te enthousiast leek over haar rol als vertegenwoordiger van de Volle Allure van de Wet en niet bepaald als mijn gewillige sidekick en vertrouwelinge.
Natuurlijk vond ik het niet meer dan logisch dat ik mijn volkomen terechte verontwaardiging hieraan spendeerde, aangezien ik op dat moment mijn aandacht verder helemaal nergens op hoefde te richten, dingen als trouwerijen, mysterieuze muziek en vermiste Ruiters kwamen toch zeker altijd op hun pootjes terecht? En met bloed spatten is een eenvoudig ambacht dat minimale concentratie vergt. Om dat te bewijzen liet ik mijn gedachten de vrije loop terwijl ik me mentaal wentelde in mijn treurige toestand, en om die reden gleed ik over het gestolde bloed uit en viel op een knie aan de straatkant van de BMW.
De schok van het contact met de weg werd onmiddellijk weerkaatst door een innerlijke schok, een steek van angst en koude lucht ging door me heen, steeg uit de afschuwelijke kleverige rommel recht in mijn lege zelf omhoog, en het duurde een hele tijd voor ik weer kon ademen. Rustig aan, Dexter, dacht ik. Dit is slechts een kleine, pijnlijke reminder aan wie je bent en waar je vandaan bent gekomen, veroorzaakt door stress. Het heeft niets te maken met koude drukte.
Ik wist zonder te jammeren op te staan, maar mijn broek was gescheurd, mijn knie deed pijn en een broekspijp zat onder het walgelijke, half opgedroogde bloed.
Eigenlijk hou ik niet van bloed. En wanneer ik omlaag kijk en het feitelijk op mijn kleren zie zitten, dat het me feitelijk áánraakt, en dan ook nog boven op de volslagen chaos die mijn leven was geworden, evenals de grote lege Ruiterloze put waarin ik was gevallen… het bloed deed de deur dicht. Ik had nu absoluut emoties en die waren niet aangenaam. Ik merkte dat ik huiverde en het bijna uitschreeuwde, maar het lukte me, amper, om mezelf in te houden, schoon te maken en door te marcheren.
Ik voelde me niet veel beter, maar ik kwam door de dag heen doordat ik me kon omkleden in een extra stel kleren die verstandige bloedspattechneuten achter de hand hebben, en uiteindelijk was het tijd om naar huis te gaan.
Toen ik via Old Cutler zuidwaarts naar Rita reed, kleefde een kleine rode Geo aan mijn bumper en wilde niet weggaan. Ik hield hem via de spiegel in de gaten, maar ik kon het gezicht van de bestuurder niet zien en ik vroeg me af of ik soms zonder het te weten iets had gedaan waardoor hij of zij boos was geworden. Ik kwam heel erg in de verleiding op de rem te gaan staan en het erop aan te laten komen, maar ik was nog niet zo ver heen dat ik geloofde dat het er beter op werd als ik mijn auto in de prak reed. Ik probeerde de andere auto te negeren, gewoon de zoveelste mallotige automobilist uit Miami met een raadselachtige verborgen agenda.
Maar hij bleef bij me, een paar centimeter achter me, en ik begon me af te vragen wat die agenda dan wel niet was. Ik schoot naar voren. De Geo schoot naar voren en bleef aan mijn bumper kleven.
Ik ging langzamer rijden en de Geo deed dat ook.
Ik stak twee files door, een koor van woedende claxons en opgestoken vingers in mijn kielzog achterlatend. De Geo kwam achter me aan.
Wie was dit? Wat wilden ze met me? Wist Starzak soms dat ik degene was geweest die hem had vastgetapet, waardoor hij nu in een andere auto achter me aan kwam, vastbesloten zich op me te wreken? Of was het deze keer iemand anders, en zo ja, wie dan? Waarom? Ik kon niet geloven dat Moloch aan het stuur zat van de auto achter me. Hoe kon een god uit de oudheid zelfs maar een voorlopig rijbewijs halen? Maar er zat iemand achter me, duidelijk van plan om een tijdje bij me te blijven en ik had geen idee wie het was. Ik merkte dat ik verwilderd naar een antwoord zocht, naar iets reikte wat er niet langer was, en door het gevoel van verlies en leegte werden mijn onzekerheid, woede en onbehagen nog eens groter. Ik realiseerde me dat ik sissend tussen opeengeklemde tanden in- en uitademde, dat mijn handen zich om het stuur klemden en bedekt waren met een kille zweetglans, en ik dacht: nu is het genoeg.
En terwijl ik me geestelijk voorbereidde om op de rem te trappen, uit de auto te springen om het gezicht van de andere bestuurder tot rode moes te slaan, glipte de Geo plotseling van mijn bumper af, sloeg rechts af en verdween door een zijstraat het nachtelijke Miami in.
Het was dus toch niets geweest, gewoon een volkomen normale spitsuurpsychose. De zoveelste verknipte doorsneeautomobilist in Miami, die de verveling van de lange rit naar huis doodde door achtervolginkje te spelen met de auto vóór hem.
En ik was niets meer dan een verdwaasd, toegetakeld, paranoïde voormalig monster met samengebalde vuisten die met zijn tanden knarste.
Ik ging naar huis.
De Waker liet zich terugvallen en reed in een cirkel weer terug. Hij bewoog zich nu onzichtbaar voor de ander door het verkeer en draaide ver achter de ander de straat naar het huis in. Hij had ervan genoten hem zo dicht op de hielen te zitten, hem had gedwongen een milde paniek uit te stralen. Hij had de ander uitgedaagd om te zien of hij al zover was en wat hij had aangetroffen was uitermate bevredigend. Het was een geraffineerd uitgebalanceerd proces om de ander precies in de juiste geestesgesteldheid te krijgen. Hij had het al vele malen eerder gedaan en hij herkende de signalen. Geagiteerd, maar hij zat niet op de rafelige rand waar hij hem wilde hebben, nog niet.
Het was duidelijk tijd om de zaken wat te versnellen.
Het zou een heel bijzondere avond worden.
27
Het eten was klaar toen ik bij Rita’s huis aankwam. Als je bedacht waar ik doorheen was gegaan en wat ik ervan vond, zou je hebben gedacht dat ik nooit meer zou eten. Maar toen ik door de voordeur naar binnen liep, werd ik door geuren bestormd; Rita had gebraden varkensvlees met rijst en bonen klaargemaakt en er zijn maar heel weinig dingen in deze wereld die te vergelijken zijn met Rita’s gebraden varkensvlees. En dus schoof een enigszins bedaarde Dexter ten slotte zijn bord weg en stond van tafel op. En eerlijk gezegd was de rest van de avond ook wel vertroostend. Ik speelde tot bedtijd verstoppertje met Cody, Astor en de andere buurtkinderen en daarna zaten Rita en ik op de bank naar een tv-serie over een norse dokter te kijken voordat we het voor gezien hielden.
Het was eigenlijk niet zo erg dat alles normaal was, niet als Rita’s gebraden varkensvlees erin voorkomt en Cody en Astor me bij de les houden. Misschien kon ik indirect via hen leven, als een oude baseballspeler die coach wordt wanneer hij zelf is uitgespeeld. Ze hadden zoveel te leren, en door middel van lesgeven kon ik mijn vergane glorietijd herleven. Treurig, ja, maar het was tenminste een kleine compensatie.
En toen ik in de slaap wegdreef, ondanks het feit dat ik wel degelijk beter wist, hield ik aan de gedachte vast dat het allemaal misschien toch niet zo erg was.
Dat dwaze idee duurde tot middernacht, toen ik wakker werd en Cody aan mijn voeteneind zag staan. ‘Er staat iemand buiten,’ zei hij.
‘Oké,’ zei ik, terwijl ik nog half in slaap was en helemaal niet benieuwd naar waarom hij me dat zo nodig moest vertellen.
‘Ze willen naar binnen,’ zei hij.
Ik ging rechtop zitten. ‘Waar?’ zei ik.
Cody draaide zich om, liep de gang in en ik ging achter hem aan. Ik was er half en half van overtuigd dat hij gewoon een akelige droom had gehad, maar toch, dit was Miami en het is algemeen bekend dat dit soort dingen gebeuren, hoewel zelden vaker dan vijf- of zeshonderd keer in een gemiddelde nacht.
Cody bracht me naar de deur van de achtertuin. Ongeveer drie meter van de deur bleef hij stokstijf staan en ik deed dat ook.
‘Daar,’ zei Cody zachtjes.
Inderdaad. Het was geen akelige droom, althans niet het soort dat je in je slaap kreeg.
De deurknop bewoog, wiebelde alsof buiten iemand hem probeerde om te draaien.
‘Maak je moeder wakker,’ fluisterde ik tegen Cody. ‘Zeg tegen haar dat ze het alarmnummer belt.’ Hij keek naar me alsof hij teleurgesteld was dat ik niet met een handgranaat de deur uit stormde en er zelf mee afrekende, maar toen draaide hij zich om en liep door de gang naar de slaapkamer.