Выбрать главу

Ik liep stilletjes en behoedzaam naar de deur. Op de muur ernaast zat een schakelaar voor een schijnwerper die de achtertuin verlichtte. Toen ik mijn hand naar de schakelaar uitstak, hield de deurknop op met draaien. Maar ik deed het licht toch aan.

Alsof het door de schakelaar kwam, begon onmiddellijk daarna iemand op de voordeur te bonzen.

Ik draaide me om en rende naar de voorkant van het huis, en halverwege stapte Rita de gang in en botste tegen me aan. ‘Dexter,’ zei ze. ‘Wat… Cody zei…’

‘Bel de politie,’ zei ik tegen haar. ‘Iemand probeert in te breken.’ Ik keek naar Cody die achter haar stond. ‘Haal je zus en ga allemaal de badkamer in. Doe de deur op slot.’

‘Maar wie zou nou… we zijn niet…’ zei Rita.

‘Schiet op,’ zei ik en ik drong me langs haar heen naar de voordeur.

Opnieuw deed ik het buitenlicht aan en opnieuw hield het geluid onmiddellijk op.

Alleen maar om verderop in de gang weer te beginnen, blijkbaar aan het keukenraam.

En het behoeft geen betoog dat toen ik de keuken inrende, het geluid alweer was opgehouden, nog voordat ik de schijnwerper had aangeknipt.

Ik liep langzaam op het raam boven de gootsteen af en gluurde voorzichtig naar buiten.

Niets. Alleen de nacht, de heg en het huis van de buren, verder helemaal niets.

Ik richtte me op en bleef daar even staan wachten tot het geluid opnieuw ergens anders in huis zou beginnen. Dat gebeurde niet. Ik merkte dat ik m’n adem inhield en ademde uit. Wat het ook was, het was opgehouden. Ik ontspande mijn vuisten en haalde diep adem.

En toen gilde Rita het uit.

Ik draaide me zo snel om dat ik m’n enkel verzwikte, maar hobbelde toch zo snel als ik kon naar de badkamer. De deur zat op slot, maar binnen hoorde ik iets aan het raam krabbelen. Rita schreeuwde: ‘Ga weg!’

‘Doe de deur open,’ zei ik en even later deed Astor die wijd open.

‘Het is bij het raam,’ zei ze, behoorlijk kalm, vond ik.

Rita stond midden in de badkamer met gebalde vuisten tegen haar mond. Cody stond beschermend met een afvoerontstopper voor haar en ze staarden beiden naar het raam.

‘Rita,’ zei ik.

Ze draaide zich met wijd open ogen vol angst naar me toe. ‘Maar wat willen ze dan?’ vroeg ze op hoge toon, alsof ze dacht dat ik haar dat kon vertellen. En misschien kon ik dat ook wel, wanneer de dingen normaal waren geweest; ‘normaal’ in de zin van het hele vorige gedeelte van mijn leven, toen de Ruiter me gezelschap had gehouden en me vreselijke geheimen had toegefluisterd. Maar nu wist ik alleen dat ze naar binnen wilden en niet waarom.

Ik wist ook niet wat ze wilden, maar dat leek momenteel niet zo belangrijk als het feit dat ze overduidelijk iets wilden waarvan ze dachten dat wij het hadden. ‘Kom mee,’ zei ik. ‘Allemaal eruit.’ Rita draaide zich om en keek me aan, maar Cody verzette geen stap. ‘Schiet op,’ zei ik en Astor pakte Rita bij de hand en snelde de deur door. Ik legde een hand op Cody’s schouder en duwde hem achter zijn moeder aan, wurmde zachtjes de ontstopper uit zijn handen en draaide me toen om naar het raam.

Het geluid hield aan, een hard, schrapend geluid alsof iemand zich door het glas probeerde te klauwen. Zonder dat ik precies wist wat ik deed, stapte ik naar voren en sloeg met de rubberen kop van de ontstopper tegen het raam.

Het geluid hield op.

Een lang ogenblik klonk er geen ander geluid dan mijn ademhaling, die enigszins snel en onregelmatig ging, merkte ik. En toen, niet te ver weg, hoorde ik een politiesirene door de stilte snijden. Ik liep achteruit de badkamer uit terwijl ik het raam in de gaten hield.

Rita zat op bed met Cody aan haar ene kant en Astor aan de andere. De kinderen leken heel kalm, maar Rita zat duidelijk op het randje van hysterie. ‘Het is al goed,’ zei ik. ‘De politie is er bijna.’

‘Is het brigadier Debbie?’ vroeg Astor aan me, en ze voegde er hoopvol aan toe: ‘Denk je dat ze iemand gaat neerschieten?’

‘Brigadie Debbie ligt in bed te slapen,’ zei ik. De sirene was nu vlak in de buurt en de wagen kwam slingerend en met piepende remmen mopperend voor ons huis tot stilstand. ‘Ze zijn er,’ zei ik tegen ze, en Rita sprong van het bed en greep de kinderen bij de hand.

Gedrieën liepen ze achter me aan de slaapkamer uit en tegen de tijd dat we bij de voordeur waren, werd er al op het hout geklopt, beleefd maar resoluut. Maar toch, het leven leert ons voorzichtig te zijn, dus riep ik: ‘Wie is daar?’

‘Politie,’ zei een strenge mannenstem. ‘We hebben een melding gekregen van een mogelijke inbraak.’ Het klonk betrouwbaar, maar voor de zekerheid liet ik de ketting op de deur toen ik die opendeed en naar buiten keek. En ja hoor, er stonden twee smerissen in uniform, de een keek naar de deur en de ander had zich omgedraaid om de tuin en de straat in te kijken.

Ik deed de deur dicht, haalde de ketting eraf en maakte hem weer open. ‘Kom binnen, agent.’ Op zijn naamplaatje stond Ramirez en ik realiseerde me dat ik hem vaag kende. Maar hij maakte geen aanstalten om het huis binnen te gaan; hij staarde eenvoudigweg naar mijn hand.

‘Wat is dit voor noodgeval, baas?’ zei hij terwijl hij naar mijn hand knikte. Ik keek en realiseerde me dat ik nog altijd de ontstopper vasthield.

‘O,’ zei ik. Ik zette de ontstopper achter de deur in de paraplubak. ‘Sorry. Dit was uit zelfverdediging.’

‘Uh-huh,’ zei Ramirez. ‘Dat hangt af van wat die andere kerel had, vermoed ik.’ Hij liep het huis in, terwijl hij over zijn schouder naar zijn partner riep: ‘Kijk jij even in de tuin rond, Williams.’

‘Yo,’ zei Williams, een pezige man van een jaar of veertig. Hij liep de tuin in en verdween om de hoek van het huis.

Ramirez ging in het midden van de kamer staan en keek naar Rita en de kinderen. ‘Zo, wat is het verhaal?’ vroeg hij en voor ik kon antwoorden keek hij me met toegeknepen ogen aan. ‘Ken ik jou niet ergens van?’ vroeg hij.

‘Dexter Morgan,’ zei ik. ‘Ik werk bij de technische recherche.’

‘Juist,’ zei hij. ‘Wat is hier gebeurd, Dexter?’

Ik vertelde het hem.

28

De smerissen bleven ongeveer veertig minuten bij ons. Ze keken in de tuin en de omliggende buurt rond en vonden niets, wat hen kennelijk niet verbaasde en wat eerlijk gezegd ook voor mij geen grote schok was. Toen ze klaar waren, zette Rita koffie en bood ze een paar zelfgebakken havermoutkoekjes aan.

Ramirez was ervan overtuigd dat het een paar kinderen waren geweest die ons wilden provoceren, en als dat zo was, was dat absoluut gelukt. Williams deed heel erg zijn best om ons gerust te stellen, zei tegen ons dat het alleen maar een grap was geweest en dat het nu voorbij was. Toen ze vertrokken voegde Ramirez er nog aan toe dat ze tijdens de rest van de nacht een paar keer langs zouden rijden. Maar zelfs met deze troostende woorden nog vers in het geheugen zat Rita verder de hele nacht met een kop koffie in de keuken, ze kon niet meer slapen. Wat mij betreft, ik draaide en gooide me ruim drie minuten om voor ik weer naar sluimerland terugkeerde.

En terwijl ik de lange, zwarte slaapberg in vloog, begon de muziek weer. Ik voelde me ongelooflijk blij, en daarna de hitte op mijn gezicht.

En toen stond ik zomaar in de gang, terwijl Rita aan me schudde en mijn naam riep. ‘Dexter, wakker worden,’ zei ze. ‘Dexter.’

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.

‘Je was aan het slaapwandelen,’ zei ze. ‘En aan het zingen. Je zong in je slaap.’

En dus troffen de rooskleurige vingers van de dageraad ons beiden al koffie drinkend aan de keukentafel aan. Toen de wekker ten slotte in de slaapkamer afging, stond ze op om hem af te zetten, kwam terug en keek me aan. Ik keek terug, maar er viel kennelijk weinig te zeggen, en toen kwamen Cody en Astor de keuken in, en konden we niets anders doen dan ons door de ochtendlijke routine slepen en aan het werk gaan, terwijl we automatisch deden alsof er helemaal niets aan de hand was.