Выбрать главу

‘Ach, nou ja,’ zei ik en ik hield stotterend op. Hoe begon je tenslotte over zoiets? Ik kon moeilijk zeggen dat ik dacht dat ik vroeger bezeten was geweest en dat ik mijn demon terug wilde… Voor hetzelfde geld ging de arme vrouw me dan met kippenbloed besmeuren.

‘Meneer?’ zei ze ongeduldig.

‘Ik vroeg me af,’ zei ik, wat maar al te waar was, ‘hebt u ook boeken over bezetenheid door demonen? Eh… in het Engels?’

Ze tuitte uiterst afkeurend haar lippen en schudde hevig haar hoofd. ‘Het zijn niet de demonen,’ zei ze. ‘Waarom vraagt u dat… bent u een verslaggever?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Ik ben gewoon, eh, geïnteresseerd. Nieuwsgierig.’

‘Nieuwsgierig naar voodoo?’ zei ze.

‘Alleen het gedeelte over bezetenheid,’ zei ik.

‘Huh,’ zei ze, en haar afkeuring nam zo mogelijk nog meer toe. ‘Waarom?’

Een andere slimme vent moest hetzelfde al eens hebben gezegd wanneer al het andere faalt: probeer de waarheid eens. Het klonk zo goed dat ik zeker wist dat ik dit niet als eerste had bedacht en er leek niets anders op te zitten. Ik waagde een gok.

‘Ik denk,’ ze ik, ‘ik bedoel, ik weet het niet zeker. Ik denk dat ik misschien bezeten ben geweest. Een tijdje geleden.’

‘Ha,’ zei ze. Ze keek me lange tijd indringend aan en haalde haar schouders op. ‘Zou kunnen,’ zei ze ten slotte. ‘Waarom zegt u dat?’

‘Ik had alleen, eh… dat gevoel, weet u wel. Dat er iets anders, ah. In me zat? Toekeek?’

Ze spuugde op de vloer, een heel vreemd gebaar voor een elegante vrouw, en schudde haar hoofd. ‘Stelletje blanken dat jullie zijn,’ zei ze. ‘Jullie stelen ons en brengen ons hier, pakken ons alles af. En wanneer we dan van het niets wat jullie ons geven iets weten te maken, willen jullie daar ook een deel van. Ha.’ Ze schudde met haar vinger naar me, sprekend een middelbareschooldocent tegen een slechte leerling. ‘Nou moet je eens luisteren, blanke. Als de geest in je vaart, dan weet je dat. Dit is niet zoiets als in een film. Het is een enorm grote zegen, en,’ zei ze met een gemene grijns, ‘dat gebeurt niet bij blanken.’

‘Nou, eigenlijk,’ zei ik.

‘Nee,’ zei ze. ‘Als je er niet toe bereid bent, als je niet om de zegen vraagt, komt hij niet.’

‘Maar ik ben wél bereid,’ zei ik.

‘Ha,’ zei ze. ‘Hij komt nooit naar jou toe. Je verdoet m’n tijd.’ En ze draaide zich om en liep door het kralengordijn naar de achterkant van de winkel.

Het had geen zin om te blijven wachten tot ze van gedachten zou veranderen. Dat zou waarschijnlijk niet gebeuren, en het leek ook niet waarschijnlijk dat voodoo antwoorden had over de Zwarte Ruiter. Ze zei dat hij alleen maar kwam als je hem riep en dat hij een zegen was. Dat was in elk geval een ander antwoord, hoewel ik me niet kan herinneren dat ik de Zwarte Ruiter ooit heb gevraagd te komen, hij was er gewoon altijd. Maar voor de absolute zekerheid bleef ik buiten op de stoep voor de winkel staan en sloot mijn ogen. Kom alsjeblieft weer terug, zei ik.

Er gebeurde niets. Ik stapte in mijn auto en ging weer naar mijn werk.

Wat een interessante keus, dacht de Waker. Voodoo. Natuurlijk zat er een zekere logica in die gedachte, dat kon hij niet ontkennen. Maar wat echt interessant was, was wat het over de ander zei. Hij bewoog zich in de juist richting en zat er heel dichtbij.

En wanneer zijn volgende kleine aanwijzing opdook, zou de ander nog veel dichterbij komen. De kleine jongen was zo in paniek geweest dat hij bijna was weggekronkeld. Maar hij niet, hij was heel behulpzaam geweest en nu was hij op weg naar zijn duistere beloning.

Net als de andere.

30

Ik zat nog maar amper op mijn stoel of Deborah kwam mijn kantoortje in en ging op de klapstoel tegenover mijn bureau zitten.

‘Kurt Wagner wordt vermist,’ zei ze.

Ik wachtte tot er meer zou komen, maar er kwam niets, dus ik knikte alleen maar. ‘Excuus aanvaard,’ zei ik.

‘Sinds zaterdagmiddag heeft niemand hem meer gezien,’ zei ze. ‘Zijn kamergenoot zegt dat hij volkomen uit z’n dak ging, maar dat hij niets wilde zeggen. Hij trok alleen andere schoenen aan en vertrok, dat is alles.’ Ze aarzelde en voegde er toen aan toe: ‘Hij heeft zijn rugzak achtergelaten.’

Ik geef toe dat ik daar wat van opfleurde. ‘Wat zat erin?’ vroeg ik.

‘Bloedsporen,’ zei ze, alsof ze opbiechtte dat ze het laatste koekje had genomen. ‘Ze komen overeen met die van Tammy Connor.’

‘Nou dan,’ zei ik. Het leek me niet gepast iets te zeggen over het feit dat ze het bloed door iemand anders had laten onderzoeken. ‘Dat is een behoorlijk goeie aanwijzing.’

‘Ja,’ zei ze. ‘Hij is het. Dat moet wel. Dus hij heeft Tammy vermoord, het hoofd in zijn rugzak meegenomen en daarna Manny Borque vermoord.’

‘Daar ziet het wel naar uit,’ zei ik. ‘Wat jammer, ik begon juist te wennen aan het idee dat ik schuldig was.’

‘Het slaat verdomme nergens op,’ klaagde Deborah. ‘Die knul is een goeie student, zit in het zwemteam, goede familie, de hele rataplan.’

‘Hij was zo’n lieve jongen,’ zei ik. ‘Ik kan niet geloven dat hij al die verschrikkelijke dingen heeft gedaan.’

‘Oké,’ zei Deborah. ‘Ik weet het wel, godverdomme. Cliché als wat. Maar waar gaat dit over? Die knul vermoordt zijn eigen vriendin, geen twijfel mogelijk. Misschien zelfs haar kamergenoot omdat die het heeft gezien. Maar waarom de rest ook? En al dat gedoe om ze te verbranden, en die stierenkoppen, wat is het ook weer, Mollusk?’

‘Moloch,’ zei ik. ‘Mollusk is een weekdier.’

‘Wat dan ook,’ zei ze. ‘Maar het slaat nergens op, Dexter. Ik bedoel…’ Ze keek de andere kant op en even dacht ik dat ze toch nog haar excuses zou aanbieden. Maar ik had het mis. ‘Als het wel ergens op slaat,’ zei ze, ‘dan is dat op jóúw manier. Het soort waar jij verstand van hebt.’ Ze keek me weer aan, maar ze leek zich nog steeds slecht op haar gemak te voelen. ‘Dat is, je weet wel… ik bedoel, is hij, hm… is-ie teruggekomen? Je, eh…’

‘Nee,’ zei ik. ‘Hij is niet terug.’

‘Nou,’ zei ze, ‘shit.’

‘Heb je een opsporingsbevel voor Kurt Wagner uit laten gaan?’ vroeg ik.

‘Ik weet heus wel hoe ik mijn werk moet doen, Dex,’ zei ze. ‘Als hij in de Miami-Dadestreek is, krijgen we hem, en de Florida Department of Law Enforcement heeft het ook gekregen. Als hij in Florida is, dan vindt iemand hem.’

‘En als hij niet in Florida is?’

Ze keek me streng aan en ik zag de eerste signalen van de manier waarop Harry had gekeken voor hij ziek werd, na zoveel jaren als smeris: vermoeid en gewend geraakt aan de routine dat je wordt verslagen. ‘Dan zal hij er waarschijnlijk wel mee wegkomen,’ zei ze. ‘En dan moet ik jou arresteren om m’n baan te redden.’

‘Nou dan,’ zei ik, terwijl ik hard mijn best deed om opgewekt te blijven met het vooruitzicht op een overweldigende grimmige grijsheid, ‘laten we hopen dat hij in een heel herkenbare auto rijdt.’

Ze snoof. ‘Het is een rode Geo, een van die minijeepdingen.’

Ik sloot mijn ogen. Het was een heel merkwaardige sensatie, maar ik voelde plotseling al het bloed uit mijn lijf naar mijn voeten zakken. ‘Zei je rood?’ hoorde ik mezelf met opmerkelijk rustige stem vragen.

Ik kreeg geen antwoord en ik deed mijn ogen open. Deborah staarde me met zoveel wantrouwen aan dat ik het bijna kon aanraken.

‘Wat is dat, verdomme,’ zei ze. ‘Een van je stemmen?’

‘Gisteravond ben ik door een rode Geo gevolgd,’ zei ik. ‘En daarna heeft iemand geprobeerd in mijn huis in te breken.’