Выбрать главу

‘Probeer daar rond zessen te zijn. Kyle wacht op je,’ zei ze.

‘Oké,’ zei ik. Maar ze had al opgehangen.

Aangezien ik vloeiend Deborahs spreek, vermoedde ik dat ik haar telefoontje zou moeten zien als een soort formele verontschuldiging voor haar recente botte vijandigheid. Het was heel goed mogelijk dat ze de Zwarte Ruiter was gaan accepteren, zeker nu hij weg was. Daar had ik blij van moeten worden. Maar als je bedacht wat voor dag ik achter de rug had, was het gewoon de zoveelste splinter onder de vingernagel van de arme Onderdrukte Dexter. En als klap op de vuurpijl kwam het me als pure schaamteloosheid voor dat een orkaan uitgerekend dit moment uitkoos voor zijn doelloze kwelling. Kwam er dan nooit een einde aan de pijn en het lijden die ik moest ondergaan?

Ach nou ja, te bestaan is je wentelen in ellende. Ik ging de deur uit voor mijn afspraakje met Deborahs minnaar.

Maar voor ik mijn auto startte, pleegde ik een telefoontje met Rita, die volgens mijn berekeningen nu bijna thuis moest zijn.

‘Dexter,’ ze nam buiten adem op. ‘Ik weet niet meer hoeveel flessenwater we hebben en de rijen bij de supermarkt staan tot op het parkeerterrein.’

‘Nou, dan moeten we bier drinken,’ zei ik.

‘Ik denk dat we wel uit blik kunnen eten, alleen staat de stoofschotel er al twee jaar,’ zei ze, zich er kennelijk niet van bewust dat iemand anders misschien iets had teruggezegd. Dus liet ik haar doorratelen in de hoop dat ze uiteindelijk wel tot bedaren zou komen. ‘Ik heb twee weken geleden de zaklantaarns nog gecontroleerd,’ zei ze. ‘Weet je nog, toen de stroom veertig minuten was uitgevallen? En de reservebatterijen zitten in de koelkast, op de onderste plank achterin. Cody en Astor zijn nu bij mij, er is morgen geen naschoolse opvang, maar iemand op school heeft ze over orkaan Andrew verteld en ik denk dat Astor een beetje bang is, dus misschien kun je met ze praten als je thuis bent? En leg uit dat het net zoiets is als een reusachtige onweersbui en dat het allemaal goed komt, dat er alleen maar heel veel wind en herrie is en dat de lichten een tijdje uitgaan. Maar als je onderweg naar huis een winkel ziet waar het niet al te druk is, neem dan wat flessenwater mee, zoveel als je kunt krijgen. En wat ijs, want ik geloof dat de koeler nog steeds op de plank boven de wasmachine staat, die kunnen we dan met ijs vullen en daar het bederfelijke voedsel in doen. O, hoe moet het met je boot? Ligt-ie daar goed of moet je er nog iets mee doen? Ik denk dat wij wel voor donker de spullen uit de tuin binnen kunnen krijgen, ik weet zeker dat het goed komt, en waarschijnlijk komt-ie toch niet over ons heen.’

‘Oké,’ zei ik. ‘Ik ben een beetje later thuis.’

‘Goed. O, kijk nou eens, de Winn-Dixiewinkel lijkt niet zo heel druk. We proberen het daar even, en er is een parkeerplaats. Dag!’

Ik had het nooit voor mogelijk gehouden, maar Rita had kennelijk geleerd het zonder ademhalen te kunnen doen. Of misschien hoefde ze slechts als een walvis een keer per uur of zo lucht te happen. Toch was het een inspirerende voorstelling en nadat ik daar getuige van was geweest, voelde ik me veel beter in staat om de luiken van mijn zusters eenhandige vriendje te bevestigen. Ik startte de auto en glipte het verkeer in.

Als het in het spitsuur al opperste chaos is, dan is spitsuur met een aankomende orkaan het einde van de wereld, de waanzin van we-gaan-allemaal-dood-maar-jij-eerst. Mensen reden alsof ze werkelijk iedereen moesten vermoorden die hun in de weg stond bij het halen van hun triplex en batterijen. Het was geen heel lange rit naar Deborahs huis in Coral Gables, maar toen ik ten slotte haar oprit opreed, had ik het gevoel dat ik een mannelijkheidsvuurproef bij de Apachen had overleefd.

Toen ik uit de auto stapte, zwaaide de voordeur van het huis open en Chutsky kwam naar buiten. ‘Hé, maat,’ riep hij. Met de stalen haak op de plek van zijn vroegere hand zwaaide hij vrolijk naar me en liep me over de stoep tegemoet. ‘Ik ben echt blij met je hulp. Met deze haak is het een beetje lastig om de vleugelmoeren aan te draaien.’

‘En nog lastiger om in je neus te peuteren,’ zei ik, ietwat geërgerd dat hij zijn lijden zo opgewekt onderging.

Maar in plaats van verontwaardigd te worden, lachte hij. ‘Ja. En nog veel lastiger om m’n reet af te vegen. Kom mee. Ik heb alles achter staan.’

Ik volgde hem om het huis naar de achterkant, waar Deborah een kleine overwoekerde patio had. Maar tot mijn grote verbazing was die niet langer overwoekerd. De overhangende bomen waren teruggesnoeid en het onkruid dat tussen de flagstones had gegroeid was helemaal weg. Er stonden drie keurig gesnoeide rozenstruiken, er was een bed met sierbloemen en in de hoek stond een keurig gepoetste barbecue.

Ik keek naar Chutsky en trok een wenkbrauw op.

‘Ja, ik weet het,’ zei hij. ‘Het is misschien een beetje nichterig, hè?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik verveel me dood om hier een beetje te zitten genezen, en hoe dan ook houd ik wat meer van de zaken aan kant houden dan je zus.’

‘Het ziet er heel leuk uit,’ zei ik.

‘Uh-huh,’ zei hij, alsof ik hem er werkelijk van had beschuldigd dat hij een nicht was. ‘Nou, laten maar aan de slag gaan.’ Hij knikte naar een stapel golfplaten die tegen de zijkant van het huis leunde: Deborahs orkaanluiken. De Morgans waren een tweede generatie Floridians, en Harry had ons met degelijke luiken opgevoed. Als je een beetje geld op de luiken bespaarde, kostte het vervangen van het huis heel wat meer als ze het niet hielden.

Maar het nadeel van Deborahs degelijke luiken was dat ze heel zwaar waren en scherpe randen hadden. Je moest dikke handschoenen dragen, of in Chutsky’s geval, één handschoen. Maar ik weet niet of hij een besparing op handschoenen wel kon waarderen. Hij leek wat harder te werken dan nodig was, alsof hij me wilde laten zien dat hij niet echt gehandicapt was en eigenlijk mijn hulp niet nodig had.

Hoe dan ook, binnen een luttele veertig minuten hadden we alle luiken op hun plek vastgezet. Chutsky wierp nog een laatste blik op de luiken die voor de openslaande deuren van de patio zaten en, blijkbaar tevreden met ons buitengewone vakmanschap, wilde met zijn linkerarm zijn voorhoofd afvegen, maar hield hem juist op tijd tegen voordat hij de haak door zijn wang stootte. Hij lachte een beetje wrang terwijl hij naar de haak staarde.

‘Ik ben nog steeds niet aan dat ding gewend,’ zei hij hoofdschuddend. ‘’s Nachts word ik wakker en dan jeukt de ontbrekende knokkel.’

Het was moeilijk om daar een intelligente of zelfs sociaal aanvaardbare opmerking over te maken. Ik had nooit ergens gelezen wat je moest zeggen tegen iemand die zei dat hij gevoel had in zijn geamputeerde hand. Chutsky leek mijn onbeholpenheid aan te voelen, want hij snoof droogjes, geamuseerd maar zonder humor.

‘Nou ja,’ zei hij, ‘deze oude muilezel heeft nog steeds aardig wat in zijn mars.’ Het leek mij een ongelukkige woordkeus, aangezien hij ook zijn linkervoet moest missen, dus leek er geen sprake te zijn van een mars. Toch was ik blij te zien dat hij zijn depressie te boven kwam, dus het leek mij goed om met hem in te stemmen.

‘Daar heeft nooit iemand aan getwijfeld,’ zei ik. ‘Ik weet zeker dat het helemaal goed met je komt.’

‘Hm,’ zei hij, niet erg overtuigd. ‘Hoe dan ook, dat hoef ik jou niet te bewijzen. Dat zijn een stelletje oude kantoorklerken in de Beltway. Ze hebben me een kantoorbaan aangeboden, maar…’ Hij haalde zijn schouders op.

‘Maak het nou,’ zei ik. ‘Je kunt toch zeker niet terug naar het spectaculaire werk, wel?’

‘Daar ben ik goed in,’ zei hij. ‘Een tijdlang was ik daarin de allerbeste.’

‘Misschien mis je alleen de adrenaline,’ zei ik.

‘Misschien,’ zei hij. ‘Wat dacht je van een biertje?’

‘Nee, dank je,’ zei ik, ‘ik heb orders van hogerhand om flessenwater en ijs te halen voordat die allemaal op zijn.’