De wind zwiepte het vuur tot leven en Astor sprong naast me, duwde me naar de zijkant van het beeld en de enorme hitte die van de buik van de god afsloeg. Ik richtte me met slechts een ogenblik van ergernis op en opnieuw zag ik de wonderbaarlijke armen van de god omlaag komen. De bewaker schoof Astor naar voren om ook aan de bronzen omhelzing deel te nemen, en ik rook de stank van iets wat brandde en voelde een explosie van pijn langs mijn benen, ik keek omlaag en zag dat mijn broek in brand stond.
De pijn van het vuur op mijn benen schoot door me heen met de kreet van honderdduizenden verontwaardigde zenuwen, en de spinnenwebben werden ogenblikkelijk weggevaagd. Plotseling was de muziek slechts herrie uit een luidspreker, Cody en Astor stonden naast me en liepen reusachtig gevaar. Het was alsof er een dam doorbrak en Dexter door het gat weer in me terugstroomde. Ik draaide me naar de bewaker om en gooide hem bij Astor vandaan. Hij keek me stomverbaasd aan en wankelde, terwijl hij me in zijn val bij de arm greep en me met hem op de grond trok. Maar hij viel tenminste bij Astor vandaan en doordat hij op de grond viel, schokte het mes uit zijn hand. Dat stuiterde mijn kant op, ik pakte het op en stak het netjes in zijn plexus solaris.
Toen werd de pijn in mijn benen nog een graadje erger en ik concentreerde me snel op het uitdoven van mijn smeulende broekspijpen, rolde heen en weer en sloeg erop tot ze niet langer brandden. En hoewel het heel fijn was dat ik niet meer in de fik stond, gaven die seconden Starzak en Wilkins de tijd om op me af te stormen. Ik greep het pistool van de grond en sprong overeind om ze het hoofd te bieden.
Harry had me heel lang geleden leren schieten. Nu kon ik bijna zijn stem horen toen ik in schietpositie ging staan, uitademde en kalm de trekker overhaalde. Richt op het midden en schiet twee keer. Starzak gaat neer. Richt op Wilkins, herhalen. En toen lagen er lijken op de grond, en ontstond er een verschrikkelijk gedrang van de andere toeschouwers die als een haas de veiligheid opzochten, en ik stond naast de god, alleen op een plotseling heel stille plek, op de wind na. Ik draaide me om om te kijken hoe dat kwam.
De oude man had Astor gegrepen en hield haar bij haar nek vast, in een veel krachtiger greep dan waar hij met zijn fragiele lijf toe in staat leek te zijn. Hij duwde haar dicht naar de open oven. ‘Laat het pistool vallen,’ zei hij, ‘of ze zal branden.’
Ik zag geen reden eraan te twijfelen dat hij zou doen wat hij zei, en ik zag ook geen enkele manier om hem tegen te houden. Alle overlevenden waren weggestoven, behalve wij.
‘Als ik het pistool laat vallen,’ zei ik en ik hoopte dat ik redelijk klonk, ‘hoe weet ik dan dat je haar niet toch in het vuur zult gooien?’
Hij grijnsde gemeen naar me en dat bracht nog steeds een steek van pijn met zich mee. ‘Ik ben geen moordenaar,’ zei hij. ‘Het moet correct gebeuren, anders is het ordinaire moord.’
‘Ik geloof niet dat ik het verschil zie,’ zei ik.
‘Dat kun je ook niet. Jij bent een doling,’ zei hij.
‘Hoe weet ik of je ons sowieso niet doodt?’ vroeg ik.
‘Ik heb jou nodig om het vuur te voeden,’ zei hij. ‘Laat het pistool vallen, dan kun je het meisje redden.’
‘Niet bepaald overtuigend,’ zei ik, tijd rekkend, hopend dat er dan een oplossing zou komen.
‘Dat hoeft ook niet,’ zei hij. ‘Dit is geen patstelling, er zijn andere mensen op dit eiland en zij zullen hier gauw genoeg zijn. Je kunt ze niet allemaal neerschieten. En de god is nog steeds hier. Maar aangezien je duidelijk overtuigd moet worden, wat dacht je ervan als ik je meisje een paar keer snijd en haar bloed laat vloeien, raak je dan overtuigd?’ Hij reikte naar zijn heup, maar vond niets, en hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Mijn mes,’ zei hij en toen ging zijn verwarde gezichtsuitdrukking over in enorme verbazing. Hij gaapte me zonder iets te zeggen aan, hield domweg zijn mond wijd open alsof hij op het punt stond een aria weg te geven.
Daarna viel hij met gefronst voorhoofd op zijn knieën en tuimelde voorover op zijn gezicht, waardoor het mes dat uit zijn rug stak zichtbaar werd. Cody, die achter hem stond, glimlachte een beetje toen hij toekeek hoe de oude man viel. Daarna keek hij mij aan.
‘Zei toch dat ik er klaar voor was,’ zei hij.
40
De orkaan draaide op het laatste moment naar het noorden en raakte ons uiteindelijk alleen met een hoop regen en weinig wind. Het oog van de storm passeerde ver ten noorden van Toro Key, en Cody, Astor en ik brachten de rest van de nacht door in de elegante kamer, hadden onszelf ingesloten met de bank tegen een deur aan de voorkant en een grote, rijkelijk gestoffeerde stoel voor de andere. Met de telefoon die ik in de kamer vond belde ik Deborah, en daarna maakte ik achter de bar een klein bed van kussens, met de gedachte dat het dikke mahoniehout extra bescherming bood mocht dat nodig zijn.
Dat was niet zo. Ik zat de hele nacht op met mijn geleende pistool, hield de deuren in de gaten, hield de slapende kinderen in de gaten. En aangezien niemand ons kwam storen, was dat werkelijk niet genoeg om een volwassen brein wakker te houden, dus begon ik te piekeren.
Ik dacht erover na wat ik tegen Cody zou zeggen wanneer hij wakker werd. Toen hij het mes in de oude man had gestoken, was alles veranderd. Wat hij ook dacht, het feit dat hij dit had gedaan betekende nog niet dat hij er klaar voor was. Eigenlijk had hij de zaken ingewikkelder gemaakt voor zichzelf. Het zou een lang, moeilijk pad voor hem worden, en ik wist niet of ik goed genoeg was om hem daarop te houden. Ik was Harry niet, kwam nog niet in de buurt bij Harry. Harry had op liefde gedraaid en ik had een volslagen ander besturingssysteem.
En wat was dat nu? Wat was Dexter zonder Duisternis?
Hoe kon ik sowieso nog op een leven hopen, laat staan de kinderen leren hoe ze moesten leven, met een inwendig gapend grijs vacuüm? De oude man had gezegd dat de Ruiter terug zou komen als ik maar genoeg pijn leed. Moest ik mezelf fysiek martelen om hem naar huis te roepen? Hoe kon dat nou? Ik had een brandende broek aangehad terwijl ik zag hoe Astor bijna in het vuur was gegooid, en dat was niet genoeg geweest om de Ruiter terug te brengen.
Ik had nog steeds geen antwoorden toen Deborah bij dageraad met het SWAT-team en Chutsky arriveerde. Ze vonden niemand meer op het eiland en geen aanwijzingen waar ze naartoe waren gegaan. De lijken van de oude man, Wilkins en Starzak kregen een label en werden in een zak gestopt, en we klommen allemaal in de grote kustwachthelikopter die ons naar het vasteland terugbracht. Cody en Astor vonden het natuurlijk prachtig, hoewel ze er schitterend in slaagden te doen alsof ze niet onder de indruk waren. En nadat ze door een huilende Rita waren overspoeld met knuffels en er bij de anderen de algemene gelukkige sfeer heerste dat een klus goed was afgerond, ging het leven door.
Zomaar: het leven ging door. Er gebeurde niets nieuws, binnen in mij was niets opgelost en er deden zich geen nieuwe vingerwijzingen voor. Het was eenvoudigweg een terugkeren naar een opdringerig, doodordinair bestaan dat me meer vermaalde dan alle fysieke pijn in de wereld kon veroorzaken. Misschien had de oude man gelijk gehad… misschien was ik een doling geweest. Maar zelfs dat was ik niet meer.
Ik voelde me leeggelopen. Niet alleen maar leeg, maar op de een of andere manier áfgemaakt, alsof alles wat ik in deze wereld nog te doen had al gedaan was, en mijn lege huls was achtergelaten om op de herinneringen verder te teren.
Ik hunkerde nog altijd naar een antwoord op die eigen afwezigheid die me zo dwarszat, en dat kreeg ik nog steeds niet. Het zag er nu naar uit dat ik dat nooit zou krijgen. Ik was zo verdoofd dat ik nooit voldoende pijn kon voelen om de Zwarte Ruiter thuis te brengen. We waren allemaal veilig en de slechteriken waren dood of verdwenen, maar op de een of andere manier leek dat niet over míj te gaan. Als dat zelfzuchtig klinkt, kan ik alleen maar zeggen dat ik nooit gepretendeerd heb iets anders te zijn dan volslagen egocentrisch… althans, als niemand naar me keek. Nu moest ik natuurlijk leren dat gedeelte echt te doorléven, en dat idee vervulde me met een verre, lusteloze afkeer die ik niet van me af kon schudden.