Dat was inderdaad het geval. Aan het hoofd van de vergadertafel zat hoofdinspecteur Matthews met een kop koffie nors te kijken. Om de tafel zaten verder Deborah en Doakes, Vince Masuoka, Camilla Figg en de vier geüniformeerde smerissen die het huis vol verschrikkingen hadden afgezet toen we aankwamen. Matthews knikte naar me en vroeg: ‘Is iedereen er?’
Doakes hield op met me aan te gapen en zei: ‘Ambulancepersoneel.’
Matthews schudde zijn hoofd. ‘Niet ons probleem. Met hen praten we later wel.’ Hij schraapte zijn keel en keek omlaag alsof hij een onzichtbaar script raadpleegde. ‘Oké,’ zei hij, en hij schraapte nogmaals zijn keel. ‘De, eh... Vanuit het allerhoogste niveau is ons medegedeeld dat wij ons niet met het strafbare feit dat gisteren werd gepleegd in, eh... N.W. 4th Street mogen bemoeien.’ Hij keek op, en even dacht ik dat hij onder de indruk was. ‘Het állerhoogste niveau,’ zei hij. ‘Het wordt jullie vanaf nu verboden te spreken over wat u gezien, gehoord of verondersteld hebt in verband met deze gebeurtenis. Geen enkel commentaar, ex- noch intern.’ Hij keek naar Doakes, die knikte, en daarna naar ons allemaal de tafel rondkeek. ‘Daarom, eh...’
Hoofdinspecteur Matthews wachtte even en fronste zijn wenkbrauwen toen hij zich realiseerde dat er helemaal geen ‘daarom’ was. Gelukkig voor zijn reputatie als gladde prater ging de deur open. We keken allemaal op om te zien wie dat was.
Een heel grote man in een heel fraai pak vulde de deuropening. Hij droeg geen stropdas en de bovenste drie knopen van zijn hemd stonden open. Aan de pink van zijn rechterhand fonkelde een rozige diamanten ring. Hij had golvend haar, dat kunstzinnig in de war zat. Hij leek in de veertig en de tijd was niet vriendelijk met zijn neus omgesprongen. Over zijn rechterwenkbrauw liep een litteken, en ook een over de zijkant van zijn kin, maar over het geheel genomen kwam hij niet als misvormd over, eerder verfraaid. Hij keek ons aan met een opgewekte grijns en heldere, lege, blauwe ogen, en bleef even theatraal in de deuropening staan voordat hij naar het hoofd van de tafel keek en zei: ‘Hoofdinspecteur Matthews?’
De hoofdinspecteur was redelijk lang en hield zijn mannelijkheid zorgvuldig in stand, maar toch leek hij even klein, verwijfd zelfs, in vergelijking met de man in de deuropening, en volgens mij voelde hij dat ook. Maar hij klemde zijn masculiene kaken op elkaar en zei: ‘Dat klopt.’
De grote man beende met uitgestoken hand op Matthews af. ‘Aangenaam kennis te maken, hoofdinspecteur. Ik ben Kyle Chutsky. U had mij aan de lijn.’ Terwijl hij Matthews’ hand schudde keek hij de tafel rond, liet zijn ogen even op Deborah rusten en keek weer naar Matthews. Maar na een fractie van een seconde draaide hij zijn hoofd met een ruk om en keek Doakes strak aan, heel even maar. Geen van hen zei iets, vertrok een spier of wisselde visitekaartjes uit, maar ik wist absoluut zeker dat ze elkaar kenden. Zonder daar iets van te laten merken, keek Doakes naar de tafel en richtte Chutsky zijn aandacht weer op de hoofdinspecteur. ‘U hebt hier een geweldige afdeling, hoofdinspecteur Matthews. Ik hoor niets dan goeds over jullie.’
‘Dank u... meneer Chutsky,’ zei Matthews stijfjes. ‘Wilt u gaan zitten?’
Chutsky schonk hem een brede, charmante glimlach. ‘Dank u,’ zei hij, en hij liet zich op de lege stoel naast Deborah glijden. Ze draaide zich niet om om naar hem te kijken, maar vanaf mijn plaats zag ik dat ze vanuit haar nek begon te blozen, helemaal tot aan haar gefronste voorhoofd toe.
Op dat moment hoorde ik een stemmetje achter in Dexters brein zijn keel schrapen en roepen: ‘Pardon, wacht eens even... wat is hier verdomme aan de hand?’ Misschien had iemand stiekem lsd in mijn koffie gedaan, want deze hele dag begon een beetje op Dexter in Wonderland te lijken. Waarom zaten we hier eigenlijk? Wie was die toegetakelde vent van wie hoofdinspecteur Matthews zo de zenuwen kreeg? Hoe kende hij Doakes? En waarom, bij al wat schitterde, straalde en scherp is, had Deborahs gezicht zo’n ongepaste rode teint aangenomen?
Ik beland vaak in situaties waarin het lijkt alsof iedereen om me heen de handleiding allang heeft gelezen, terwijl de arme Dexter nog in het donker rondtast en onderdeel A niet eens in groef B weet te passen... Meestal heeft dat met een soort natuurlijke menselijke emotie te maken, iets wat algemeen wordt begrepen. Helaas, Dexter komt uit een ander universum en is en voelt en begrijpt zulke dingen niet. Het enige wat ik kan doen is een paar snelle aanwijzingen verzamelen om vast te stellen welk gezicht ik moet opzetten terwijl ik afwacht tot ik me weer op mijn vertrouwde route-kaart kan verlaten.
Ik keek naar Vince Masuoka. Van alle andere labratten stond ik misschien nog wel het dichtst bij hem, en niet alleen omdat we om beurten donuts haalden. Hij leek ook altijd zijn weg door het leven te veinzen, alsof hij een reeks videofilms had bekeken om te leren hoe hij moest lachen en met mensen moest praten. Hij had lang niet zoveel talent voor komedie spelen als ik en de resultaten waren nooit zo overtuigend als de mijne, maar ik voelde toch een soort verwantschap.
Op dit moment keek hij geagiteerd en geïntimideerd, en hij leek tevergeefs uit alle macht iets weg te willens slikken. Geen aanwijzingen daar.
Camilla Figg zat rechtop op haar stoel naar een plek op de muur vóór haar te staren. Haar gezicht was bleek, maar op beide wangen zat een heel ronde, rode vlek.
Zoals ik al zei, zat Deborah ineengedoken op haar stoel en was heel druk bezig scharlakenrood te worden.
Chutsky sloeg met zijn vlakke hand op tafel, grijnsde met een grote, opgewekte glimlach rond en zei: ‘Ik wil jullie graag allemaal bedanken voor je medewerking in deze zaak. Het is heel belangrijk dat we dit stilhouden totdat mijn mensen ermee aan de slag kunnen.’
Hoofdinspecteur Matthews schraapte zijn keel. ‘Ahum. Ik, eh... ik neem aan dat u wilt dat wij doorgaan met het routineonderzoek en, eh... ondervragen van getuigen en zo.’
Chutsky schudde langzaam zijn hoofd. ‘Geen sprake van. Ik wil dat jullie allemaal onmiddellijk het veld ruimen en uit beeld blijven. Ik wil dat deze hele kwestie ophoudt en eindigt, verdwijnt... wat uw afdeling betreft, hoofdinspecteur, wil ik dat het nooit gebeurd is.’
‘Gaat ú dit onderzoek soms overnemen?’ vroeg Deborah op hoge toon.
Chutsky keek haar aan en zijn grijns werd breder. ‘Inderdaad,’ zei hij. En hij zou waarschijnlijk nog een eeuwigheid blijven grijnzen als agent Coronel, de smeris die met de huilende en kokhalzende oude dame in het portiek had gestaan, er niet was geweest. Hij schraapte zijn keel en zei: ‘Ja, oké, wacht eens even,’ en er klonk een zekere vijandigheid in zijn stem door waardoor zijn lichte accent duidelijker uitkwam. Chutsky draaide zich met grijns en al naar hem om. Coronel leek een beetje van zijn stuk gebracht, maar zijn ogen ontmoetten de stralende blik van Chutsky. ‘Mogen we ons werk soms niet meer doen?’
‘Jullie werk is dienen en beschermen,’ zei Chutsky. ‘En dat betekent in dit gevaclass="underline" mij dienen en deze informatie beschermen.’
‘Wat een gelul.’ zei Coronel.
‘Kan me niet schelen,’ ging Chutsky verder, ‘jullie hebben het maar te doen.’
‘Wie ben je wel niet verdomme, om mij dat te vertellen?’
Hoofdinspecteur Matthews roffelde met zijn vingertoppen op tafel. ‘Zo kan-ie wel weer, Coronel. Meneer Chutsky komt uit Washington en mij is opgedragen hem aan alle kanten medewerking te verlenen.’
Coronel schudde zijn hoofd. ‘Hij is verdomme de fbi niet,’ zei hij.
Chutsky grijnsde alleen maar, hoofdinspecteur Matthews haalde diep adem om iets te zeggen, maar Doakes draaide zijn hoofd een centimeter naar Coronel toe en zei: ‘Kop dicht.’
Coronel keek hem aan en iets van zijn opstandigheid verdween. ‘Met deze shit wil je niets te maken hebben,’ ging Doakes verder. ‘Laat zijn mensen het maar afhandelen.’
‘Maar... het klopt niet,’ zei Coronel.