Ik probeerde me te herinneren wanneer ik Deborah voor het laatst had horen zeggen dat ze zich behoorlijk goed voelde en dat het ook echt had geklonken alsof ze meende wat ze zei. Er kwam niets in me op. ‘Je klinkt helemaal niet als jezelf, Deborah,’ zei ik. ‘Wat is er in hemelsnaam in je gevaren?’
Deze keer ging haar lach iets langer door, maar nog even gelukkig. ‘O, gewoon,’ zei ze. En toen lachte ze weer. ‘Maar goed, wat is er?’
‘O, niets,’ zei ik, terwijl de onschuld van mijn tong vloeide. ‘Mijn enige zus ter wereld verdwijnt spoorloos van de radar en duikt opeens weer op alsof ze zo uit Stepford Sergeants is gestapt. Ik ben alleen maar een beetje benieuwd wat er verdomme aan de hand is, meer niet.’
‘Jemig,’ zei ze. ‘Ik ben geroerd. Het is bijna alsof ik een echte mensenbroer heb.’
‘Laten we hopen dat het bij bijna blijft.’
‘Wat dacht je van samen lunchen?’ zei ze.
‘Ik heb nu al honger,’ zei ik. ‘Relampago?’
‘Hm, nee,’ zei ze. ‘Wat dacht je van de Azul?’
Haar restaurantkeuze was vandaag al net zo logisch als al het andere aan haar vanochtend, want die sloeg helemaal nergens op. Deborah at het liefst in een simpel tentje, en de Azul was het soort plek waar Saoedische vorsten zaten te dineren als ze in de stad waren. Haar metamorfose tot buitenaards wezen was blijkbaar een feit.
‘Wat jij wilt, Deb, Azul. Ik verkoop eerst mijn auto om de rekening te kunnen betalen en dan zie ik je daar.’
‘Om een uur,’ zei ze. ‘En maak je geen zorgen over de rekening. Kyle betaalt wel.’ Ze hing op. Ik zei niet stante pede ha!, maar er ging wel een lampje branden.
Kyle zou wel betalen, hè? Nou, nou. En nog wel bij Azul.
Als de glanzende blingbling van South Beach is ontworpen voor labiele wannabe beroemdheden, dan is de Azul er voor degenen die glamour slechts amusant vinden. De cafeetjes die South Beach bevolken vechten om de aandacht met schril vertoon van opvallende en goedkope protserigheid. Daarentegen is Azul zó ingetogen dat je je afvraagt of de mensen daarbinnen ooit zelfs maar één aflevering van Miami Vice hebben gezien.
Ik moest mijn auto voor de ingang achterlaten, bij de verplichte parkeerservice op een cirkel van kinderkopjes. Ik ben dol op mijn auto, maar ik geef toe dat hij in de rij Ferrari’s en Rolls-Royces schamel afstak. Maar evengoed weigerde de bediende niet echt om hem voor me weg te zetten, ook al zal hij wel gedacht hebben dat er voor hem niet zo’n dikke fooi in zat als hij gewend was. Ik neem aan dat mijn bowlingshirt en kakibroek een onmiskenbare aanwijzing waren dat ik hem nog geen stukje waardepapier of Krugerrand te bieden had.
In het restaurant was het koel en donker, en zo stil dat je een creditcard kon horen vallen. De muur was van gekleurd glas, met een deur die op het terras uitkwam. En daar zat Deborah, aan een hoektafeltje buiten, ze keek uit over het water. Tegenover haar, met zijn gezicht naar de deur van het restaurant, zat Kyle Chutsky, die de rekening zou betalen. Hij droeg een peperdure zonnebril, dus misschien zou hij het nog doen ook. Ik liep naar de tafel en een ober verscheen uit het niets om een stoel naar voren te trekken die overduidelijk veel te zwaar was voor iedereen die het zich kon veroorloven om hier een hapje te eten. De ober boog niet echt, maar ik zag dat hij zich met moeite in bedwang hield.
‘Hé, makker,’ zei Kyle toen ik ging zitten. Hij reikte me over de tafel de hand. Aangezien hij in de veronderstelling leek te verkeren dat ik zijn nieuwe beste vriend was, boog ik naar voren en schudde hem de hand. ‘Hoe gaat het met de spetterhandel?’
‘Meer dan genoeg te doen,’ antwoordde ik. ‘En hoe gaat het met onze mysterieuze bezoeker uit Washington?’
‘Kon niet beter,’ zei hij. Hij hield mijn hand net iets te lang vast. Ik keek ernaar: zijn knokkels waren vergroot, alsof hij te lang met zijn blote handen tegen een betonnen muur had gebokst, en ik zag de roze ring even opflitsen. Choquerend verwijfd, dat ding, het leek wel een verlovingsring. Toen hij mijn hand eindelijk losliet, glimlachte hij en hij draaide zijn hoofd naar Deborah, ook al kon je door zijn zonnebril niet zien of hij echt naar haar keek of alleen zijn hoofd omdraaide.
Deborah lachte terug. ‘Dexter maakte zich zorgen om me.’
‘Hey,’ vroeg Chutsky, ‘waar heb je anders een broer voor?’
Ze keek me aan. ‘Soms vraag ik me dat wel eens af,’ zei ze.
‘Nou, Deborah, je weet dat ik je alleen maar in de gaten houd,’ zei ik.
Kyle grinnikte. ‘Dat zal best, maar ik zit op de eerste rij,’ zei hij, en ze moesten allebei lachen. Ze strekte haar arm naar hem uit en pakte zijn hand.
‘Al die hormonen en dat geluk gaan me door merg en been,’ zei ik. ‘Luister eens, is er nog iemand bezig dat onmenselijke monster te pakken te krijgen of blijven we hier de hele middag flauwe grappen zitten maken?’
Kyle draaide zijn hoofd weer om naar mij en trok een wenkbrauw op. ‘Wat heb jij daarmee te maken, makker?’
‘Dexter is dol op onmenselijke monsters,’ zei Deborah. ‘Zie het maar als een hobby.’
‘Een hobby,’ zei Kyle, nog altijd met de zonnebril op mij gericht. Ik denk dat het intimiderend bedoeld was, maar voor hetzelfde geld had hij zijn ogen dicht. Op de een of andere manier slaagde ik erin om niet te beven.
‘Hij is een soort amateur-profiler,’ zei Deborah.
Hij bleef een moment onbeweeglijk zitten en ik vroeg me af of hij achter zijn donkere brillenglazen in slaap was gevallen. ‘Hm,’ zei hij ten slotte en leunde in zijn stoel naar achteren. ‘Nou, wat denk jij van die vent, Dexter?’
‘O, tot nu toe alleen de basics,’ zei ik. ‘Iemand met veel praktijkervaring op medisch gebied, betrokken bij geheime operaties, de kluts is kwijtgeraakt en een daad wil stellen, iets met Midden-Amerika. Hij zal het nog eens doen op een meer uitgekiend tijdstip voor een maximaal effect, maar niet omdat hij het gevoel heeft dat hij móét. Dus hij is niet echt een standaard serietype... wat?’ zei ik. Kyles ontspannen glimlach was verdwenen en hij ging met gebalde vuisten rechtop zitten.
‘Hoe bedoel je, Midden-Amerika?’
Ik wist vrij zeker dat we allebei precies wisten wat ik met Midden-Amerika bedoelde, maar ik vond het op dit moment een beetje te veel van het goede om over El Salvador te beginnen; het zou niet werken als ik mijn terloopse ‘het-is-maar-een-hobby’-kwalificatie kwijt zou raken. Maar ik was hier louter en alleen omdat ik iets over Doakes te weten wilde komen, en als je dan een opening ziet... Nou, ik geef toe dat ik wat doorzichtig was geweest, maar kennelijk had het gewerkt. ‘O,’ zei ik. ‘Klopt dat dan niet?’ Al die jaren van oefening in het imiteren van menselijke gezichtsuitdrukkingen waren niet voor niets geweest en ik zette mijn beste onschuldig nieuwsgierige gezicht op.
Kyle kon kennelijk niet besluiten of het al dan niet klopte. Hij schoof met zijn kaken over elkaar en ontspande zijn vuisten.
‘Misschien had ik je moeten waarschuwen,’ zei Deborah. ‘Hij is hier goed in.’
Chutsky slaakte een diepe zucht en schudde zijn hoofd. ‘Ja,’ zei hij. Met zichtbare moeite ging hij achterover zitten en zette zijn glimlach weer op. ‘Knap werk, kerel. Hoe ben je daar allemaal op gekomen?’
‘O, dat weet ik niet,’ zei ik bescheiden. ‘Het leek zo voor de hand liggend... Het moeilijke gedeelte is uit te zoeken hoe brigadier Doakes erbij betrokken is.’
‘Godallejezus,’ zei hij en hij balde opnieuw zijn vuisten. Deborah keek me glimlachend aan, niet bepaald zoals ze naar Kyle had gelachen, maar het was goed om te weten dat ze zich zo nu en dan kon herinneren dat we aan dezelfde kant stonden. ‘Ik zei toch dat hij goed is,’ zei ze.
‘Godallejezus,’ zei Kyle weer. Onbewust bewoog hij zijn wijsvinger, alsof hij een onzichtbare trekker overhaalde, toen richtte hij zijn brillenglazen weer in Debs richting. ‘Daarin heb je gelijk,’ zei hij, en hij wendde zich weer tot mij. Hij staarde me even indringend aan, mogelijk om te kijken of ik naar de deur zou spurten of Arabisch zou gaan spreken, en knikte toen. ‘Wat is er met brigadier Doakes?’