‘Die nummerplaat,’ zei ik. ‘Sorry, Debs, maar weet je dan niet hoe het zit met die gele nummerplaten uit Florida? En dat voor iemand die zulke dingen doet als hij...’ Ik deed mijn uiterste best om niet weer in lachen uit te barsten.
‘Oké, verdomme, wat is er dan zo grappig aan de gele kentekenplaat?’
‘Het is een speciale plaat, Deb,’ zei ik. ‘Er staat op: kies voor het leven.’
En toen ik me voorstelde hoe dr. Danco daarin zijn stuiptrekkende slachtoffers vervoerde, ze volgooide met chemicaliën en ze zo nauwkeurig met zijn mes bewerkte dat ze tot het bittere einde in leven bleven, moest ik helaas weer een beetje grinniken. ‘Kies voor het leven,’ zei ik.
Wat wilde ik die knakker graag ontmoeten.
We liepen zonder iets te zeggen naar de auto terug. Deborah stapte in en gaf het signalement van de bestelbus door aan hoofdinspecteur Matthews en hij was het ermee eens dat een opsporingsbevel wel op zijn plaats was. Terwijl zij met de hoofdinspecteur in gesprek was, keek ik om me heen. Keurig verzorgde tuinen, die voornamelijk uit gekleurde stenen bestonden. Een paar kinderfietsjes stonden aan het tuinhek op slot, en de Orange Bowl doemde tegen de achtergrond op. Een heerlijk buurtje om in te wonen, werken, je gezin groot te brengen of... iemands armen en benen af te snijden.
‘Stap in,’ zei Deborah, mijn rustieke overpeinzingen verstorend. Ik gehoorzaamde en we reden weg. Op een bepaald moment stonden we voor een rood stoplicht en Deborah keek me aan en zei: ‘Je kiest wel een raar moment uit om te lachen.’
‘Echt, Deb,’ zei ik, ‘dit is het eerste stukje informatie over de persoonlijkheid van die man. Hij heeft gevoel voor humor. Dat is een hele stap voorwaarts.’
‘Zeker. Misschien moeten we hem bij de komedie gaan zoeken.’
‘We krijgen hem wel, Deb,’ zei ik, ook al geloofden we dat allebei niet. Ze gromde alleen maar. Het licht sprong op groen en ze drukte het gaspedaal in alsof ze een giftige slang doodtrapte.
We volgden het verkeer tot haar huis. De ochtendspits liep ten einde. Op de hoek van de Flagler en de 34th Street was een auto op het trottoir terechtgekomen en tegen een lantaarnpaal voor een kerk beland. Een smeris stond naast de auto, tussen twee tegen elkaar schreeuwende mannen in. Op de stoeprand zat een meisje te huilen. Ah, het betoverende ritme van alweer een magische dag in het paradijs.
Even later reden we Medina in en parkeerde Deborah haar auto naast de mijne op de oprit. Ze zette de motor af, en even zaten we daar met zijn tweeën alleen naar het getik van de afkoelende motor te luisteren. ‘Shit,’ zei ze.
‘Helemaal mee eens.’
‘Wat doen we nu?’
‘Slapen,’ zei ik. ‘Ik ben te moe om na te denken.’
Ze sloeg met haar beide handen op het stuur. ‘Hoe kan ik nou slapen, Dexter? Terwijl ik weet dat Kyle ergens...’ Ze sloeg weer machteloos op het stuur. ‘Shit.’
‘Die bestelbus komt wel boven water, Deb. Dat weet je best. Alle witte bestelbusjes met een nummerbord met kies voor het leven erop rollen zo uit de database, en met zo’n alarmmelding is het een kwestie van tijd tot het gevonden is.’
‘Kyle heeft geen tijd,’ zei ze.
‘Maar menselijke wezens moeten slapen, Debs,’ zei ik.
‘En ik ook.’ Een koerier kwam piepend de bocht om en bleef pal voor Deborahs huis abrupt staan. De chauffeur sprong eruit met een pakje en liep naar haar voordeur. Ze zei voor de laatste keer ‘Shit’ en stapte uit om het pakje in ontvangst te nemen.
Ik deed mijn ogen dicht en bleef nog even in de auto zitten broeden, wat ik altijd doe in plaats van denken als ik heel moe ben. Het leek werkelijk verspilde moeite, er kwam niets in me op, behalve de vraag waar ik mijn hardloopschoenen had gelaten. Mijn nieuwe gevoel voor humor stond blijkbaar nog in z’n vrij, want ik vond het best grappig, en tot mijn grote verbazing hoorde ik een verre echo van de Zwarte Ruiter. Waarom is dat zo grappig? vroeg ik. Omdat ik de schoenen bij Rita heb laten liggen? Daar kreeg ik natuurlijk geen antwoord op. De arme drommel had zeker nog altijd de bokkenpruik op. Maar toch had hij gegrinnikt. Ik vroeg. Is iets anders dan soms grappig? Maar opnieuw geen antwoord; alleen een vaag gevoel van verwachting en honger.
De koerier rammelde en reed brullend weg. Net toen ik op het punt stond te gaan geeuwen, me uit te rekken en te constateren dat mijn geestkracht echt tot een minimum was afgenomen, hoorde ik een soort kokhalzend gekerm. Ik deed mijn ogen open en zag dat Deborah een stap naar voren wankelde en toen op de stoep van haar voordeur ging zitten. Ik stapte uit de auto en haastte me naar haar toe.
‘Deb?’ zei ik, ‘Wat is er?’
Ze liet het pakje uit haar handen vallen en verborg haar gezicht in haar handen, terwijl ze gekste geluiden maakte. Ik hurkte naast haar neer en raapte het pakje op. Het was een doosje, ongeveer zo groot dat je er een horloge in zou kunnen doen. Ik pulkte het open. Er zat een afsluitbaar zakje in. In het zakje zat een mensenvinger.
Een vinger met een grote, fonkelende, rozige ring.
16
Deze keer was er heel wat meer voor nodig om haar tot bedaren te brengen dan een schouderklopje en ‘kom, kom’. Sterker nog, ik moest zien dat ze een groot glas pepermuntlikeur naar binnen werkte. Ik wist dat ze een of ander chemisch middel nodig had om haar te helpen ontspannen en zelfs te slapen, maar in haar medicijnkastje vond ik niets sterkers dan pijnstillers en drinken deed ze niet. Ten slotte vond ik in haar keukenkastje de fles likeur, en nadat ik had gecheckt of ik haar geen gootsteenontstopper zou toedienen, zorgde ik dat ze een glas achteroversloeg. Wat de smaak betreft had het trouwens evengoed gootsteenontstopper kunnen zijn. Ze huiverde en kokhalsde, maar dronk het leeg, al was het maar omdat ze te moe en te verdoofd was om tegen te sputteren.
Terwijl ze in haar stoel zonk, gooide ik wat van haar kleren in een boodschappentas en die zette ik bij de voordeur. Ze keek van de tas naar mij. ‘Wat doe je?’ vroeg ze. Het kwam er brabbelend uit, en ze klonk alsof ze niet in het antwoord geïnteresseerd was.
‘Je komt een paar dagen bij mij logeren, zus,’ zei ik.
‘Dat wil ik niet,’ zei ze.
‘Maakt niet uit,’ zei ik, ‘Je moet.’
Ze keek weer naar de tas met kleren bij de voordeur. ‘Waarom?’
Ik liep naar haar toe en hurkte naast haar neer. ‘Deborah. Hij weet wie je bent en waar je woont. Laten we het nou net iets ingewikkelder voor hem maken, oké?’
Ze huiverde weer, maar zei niets meer toen ik haar overeind hielp en met haar de deur uit liep. Een halfuur en nog een groot glas pepermuntlikeur later lag ze zachtjes in mijn bed te snurken. Ik liet een briefje voor haar achter met het verzoek me te bellen als ze wakker was, nam haar verrassingspakketje mee en ging naar mijn werk.
Ik verwachtte niet veel belangrijke aanwijzingen te krijgen als ik de vinger aan een laboratoriumonderzoek onderwierp, maar aangezien forensisch onderzoek mijn broodwinning is, vond ik het toch nodig om hem professioneel te onderzoeken. En omdat ik plichtsgetrouw ben, stopte ik onderweg ook nog even om donuts te halen. Toen ik bij mijn kantoortje op de tweede verdieping kwam, kwam Vince Masuoka me al tegemoet. Ik boog nederig en stak de zak omhoog. ‘Gegroet, o sensei,’ zei ik, ‘ik breng u geschenken.’
‘Gegroet, grapjas,’ zei hij. ‘Wel eens van tijd gehoord? Je zou zijn mysteriën eens moeten onderzoeken.’ Hij stak zijn pols in de lucht en wees naar zijn horloge. ‘Ik ben op weg naar de lunch en nu kom jij met mijn ontbijt aanzetten?’
‘Beter laat dan nooit,’ zei ik, maar hij schudde zijn hoofd.
‘Ach, zei hij. ‘Mijn mond heeft al geschakeld. Ik ga wat ropa vieja en platanos halen.’
‘Als je mijn gulle gaven versmaadt,’ zei ik, ‘dan geef ik je de vinger.’ Hij trok een wenkbrauw op en ik overhandigde hem Debs pakje. ‘Heb je een halfuurtje voor me voordat je gaat lunchen?’