Hij keek naar het doosje. ‘Ik geloof niet dat ik dat op een nuchtere maag wil openmaken, wel?’ zei hij.
‘Oké, donut?’
Het duurde langer dan een halfuur, maar tegen de tijd dat Vince vertrok om te lunchen, hadden we vastgesteld dat we van Kyles vinger niets wijzer zouden worden. De incisie was extreem schoon en professioneel, en met een heel scherp instrument uitgevoerd dat geen enkel spoor in de wond had achtergelaten. Onder de nagel hadden we niets aangetroffen behalve een vuiltje dat overal vandaan kon komen. Ik deed de ring af, maar we vonden geen draadjes, haartjes of stukjes textiel, en op de een of andere manier was Kyle er niet in geslaagd om een telefoonnummer of een adres in de ring te graveren. Kyles bloedgroep was AB positief.
Ik deed de vinger in de koelkast en stak de ring in mijn broekzak. Dat was bepaald geen standaardprocedure, maar ik wist bijna zeker dat Deborah hem wilde hebben als we Kyle zouden kunnen terugvinden. Het zag er nu naar uit dat we hem per koerier zouden terugkrijgen, elke keer een stukje. Ik ben uiteraard niet sentimenteel, maar dat leek me bepaald niet iets waar haar hart warm van werd.
Maar nu was ik wel heel moe, en aangezien Debs nog niet gebeld had, besloot ik dat het mijn goed recht was om naar huis te gaan en een uiltje te knappen. De middagregen begon te vallen toen ik in mijn auto stapte. Ik reed door relatief rustig verkeer LeJeune helemaal af en toen ik thuiskwam, was ik maar één keer uitgescholden, een nieuw record. Ik haastte me door de regen naar binnen en constateerde dat Deborah er niet was. Op een geeltje had ze gekrabbeld dat ze later wel zou bellen. Ik was opgelucht, want ik had er al tegenop gezien op mijn tweezitsbankje te moeten slapen. Ik kroop in mijn eigen bed en sliep zonder onderbreking tot iets over zessen ’s avonds.
Natuurlijk had zelfs de machtige machine die mijn lichaam is enig onderhoud nodig, en toen ik rechtop in bed ging zitten had ik grote behoefte aan olie verversen. Die lange nacht zonder veel slaap, het gemiste ontbijt, de spanning en onzekerheid te moeten bedenken wat ik anders tegen Deborah kon zeggen dan ‘kom, kom’, dat alles had zijn tol geëist. Ik voelde me alsof iemand mijn kamer was binnengedrongen en mijn hoofd had gevuld met zand van het strand, zelfs inclusief de kroonkurken en sigarettenpeuken.
Voor deze incidentele toestand bestaat maar één oplossing, en dat is bewegen. Maar net toen ik bedacht dat een paar kilometer hardlopen precies was wat ik nodig had, realiseerde ik me dat ik mijn loopschoenen kwijt was. Ze stonden niet op hun gewone plaats bij de voordeur en ze lagen ook niet in mijn auto. We waren wel in Miami, dus het kon heel goed zijn dat er ingebroken was en dat ze gestolen waren, het waren tenslotte echte New Balances. Maar het was nog het waarschijnlijkst dat ik ze gewoon bij Rita had laten staan. Als ik iets besluit, dan doe ik het ook. Ik kuierde naar mijn auto en reed naar Rita.
Het regende al lang niet meer — dit duurt zelden langer dan een uur — en de straten waren alweer vol met de gebruikelijke opgewekte moordlustige menigte. Mensen zoals ik. De kastanjebruine Taurus dook op Sunset achter me op en bleef de hele weg bij me. Prettig te zien dat Doakes weer aan het werk was, ik had me al een beetje in de steek gelaten gevoeld. Toen ik aanklopte, parkeerde hij als vanouds aan de overkant van de weg. Hij had net zijn motor afgezet toen Rita opendeed. ‘Nou,’ zei ze. ‘Wat een verrassing!’ Ze hief haar gezicht op voor een kus.
Ik gaf haar die, zelfs met een beetje extra zwier om Doakes te vermaken. ‘Dit is niet eenvoudig om te zeggen, maar ik kom mijn hardloopschoenen halen.’
Rita glimlachte. ‘Ik heb de mijne net aangetrokken. Zin om samen te gaan zweten?’ Ze hield de deur voor me open.
‘Dat is de beste uitnodiging die ik vandaag heb gekregen,’ zei ik.
Ik vond mijn schoenen in de garage naast de wasmachine, samen met een korte broek en een mouwloos sweatshirt, frisgewassen en wel. Ik ging naar de badkamer en kleedde me om, en liet mijn werkgoed netjes opgevouwen op de wc-bril achter. Binnen een paar minuten rende ik naast Rita over straat. Ik zwaaide toen we langs brigadier Doakes kwamen. We liepen de straat uit, sloegen tweemaal rechts af en renden toen langs het nabijgelegen park. Deze route hadden we vaker genomen, we hadden zelfs uitgerekend dat hij net iets minder dan vijf kilometer was en we waren gewend aan elkaars tempo. En zo stonden we een halfuur later weer voor de voordeur van Rita’s huis, bezweet en klaar voor de uitdagingen van een volgende avond in het leven op de Planeet Aarde.
‘Als je het niet erg vindt spring ik eerst onder de douche,’ zei ze. ‘Dan kan ik alvast aan het eten beginnen terwijl jij je opfrist.’
‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Ik blijf hier wel zitten stinken.’
Rita glimlachte. ‘Ik haal een biertje voor je,’ zei ze. Daar kwam ze even later mee terug, ging weer naar binnen en deed de deur dicht. Ik ging op een traptree zitten en nipte van mijn bier. De afgelopen dagen waren als in een roes voorbijgegaan; mijn hele leven was zó op zijn kop komen te staan dat ik feitelijk van dit moment van vredige overpeinzing genoot, terwijl ik daar rustig mijn biertje zat te drinken en ergens anders in de stad Chutsky reserveonderdelen verloor. Om mij heen bruiste het leven, met zijn slachtpartijen, wurgmoorden en amputaties, maar in Dexters Domein was het Miller-Tijd. Ik maakte een proostend gebaar in de richting van brigadier Doakes.
Ergens in het huis hoorde ik tumult. Er werd geschreeuwd, een beetje gekrijst zelfs, alsof Rita de Beatles in de badkamer had ontdekt. De voordeur schoot open en Rita vloog me in een wurggreep om de hals. Ik liet mijn bier vallen en hapte naar adem. ‘Wat? Wat heb ik gedaan?’ vroeg ik. Ik zag Cody en Astor in de deuropening staan. ‘Het spijt me verschrikkelijk en ik zal het nooit meer doen,’ voegde ik eraan toe, maar Rita bleef knijpen.
‘O, Dexter,’ zei ze, en nu huilde ze. Astor lachte naar me en vouwde haar handjes onder haar kin samen. Cody staarde me alleen maar aan en knikte een beetje. ‘O, Dexter,’ zei Rita nogmaals.
‘Alsjeblieft,’ zei ik, wanhopig om een beetje lucht happend. ‘Echt, het was een ongelukje en ik heb het niet zo bedoeld. Wat heb ik gedaan?’ Rita liet eindelijk haar wurggreep vieren.
‘O, Dexter,’ zei ze nog een keer, en ze streek met haar handen over mijn gezicht en keek me aan met een oogverblindende glimlach en haar ogen vol tranen. ‘O, jíj!’ zei ze, ook al leek ik eerlijk gezegd op dit moment heel weinig op mezelf. ‘Sorry, Dexter, het was een ongelukje,’ zei ze met een nasaal stemgeluid. ‘Ik hoop niet dat je iets speciaals gepland had.’
‘Rita, alsjeblieft, wat is er aan de hand?’
Haar glimlach werd breder en breder. ‘O, Dexter. Ik heb alleen, ik bedoel, Astor moest naar de wc, en toen ze je kleren oppakte viel-ie zomaar op de vloer en, o, Dexter, wat is-ie mooi!’ Ze had nu zo vaak ‘O, Dexter’ gezegd dat ik me Iers begon te voelen, maar ik had nog steeds geen idee wat er aan de hand was.
Totdat Rita haar hand uitstak. Haar linker. Met een grote, diamanten ring aan haar vinger.
Chutsky’s ring.
‘O, Dexter!’ zei ze nogmaals, en ze begroef haar gezicht in mijn schouder. ‘Ja, ja, ja! O, je hebt me zo gelukkig gemaakt!’
‘Zo kan-ie wel weer,’ fluisterde Cody.
Wat valt er daarna dan nog te zeggen behalve felicitaties?
De rest van de avond verstreek in een waas van ongeloof en Miller Lite. Ik wist heel goed dat er ergens in de ruimte een rustige, kalme hoeveelheid woorden of zinnen moest bestaan die, achter elkaar uitgesproken, Rita weer bij zinnen zouden brengen en haar zouden doen begrijpen dat ik haar die avond helemaal geen huwelijksaanzoek had willen doen, en dan zouden we er hard om lachen, elkaar goedenacht wensen en dat was dat. Maar hoe harder ik naar die ongrijpbare toverformule zocht, hoe sneller die voor me wegrende. En ik merkte dat ik redeneerde dat nog een biertje de deuren der verbeelding wel voor me zou openen, en na nog een paar biertjes ging Rita naar de winkel op de hoek en kwam terug met een fles champagne. We maakten de champagnefles soldaat en iedereen leek zo verschrikkelijk gelukkig, en van het een kwam het ander en op een of andere manier belandde ik weer bij Rita in bed, en was daar getuige van een paar buitengewoon onwaarschijnlijke en weinig achtenswaardige gebeurtenissen.