En toen ik verbluft en vol ongeloof in slaap dommelde vroeg ik me opnieuw af: waarom overkomen die verschrikkelijke dingen míj altijd?
Het is nooit aangenaam om na zo’n nacht wakker te worden. Maar midden in de nacht wakker schrikken en te denken mijn god, Deborah, is nog erger. Je denkt misschien dat ik me schuldig of ongemakkelijk voelde omdat ik iemand verwaarloosde die me nodig had, maar in dat geval heb je het helemaal mis. Zoals ik al zei, heb ik geen noemenswaardige emoties. Maar ik weet wel degelijk wat angst is, en alleen al de gedachte aan Deborahs mogelijke woede deed de deur dicht. Ik schoot mijn kleren aan en slaagde erin om zonder iemand wakker te maken bij mijn auto te komen. Brigadier Doakes had zijn post verlaten. Prettig te weten dat zelfs Doakes soms moest slapen. Of misschien had hij wel gedacht dat een pas verloofd stel een beetje privacy verdiende... Hem kennende leek me dat echter niet waarschijnlijk; hij zou nog eerder tot paus gekozen worden en naar het Vaticaan hebben moeten vluchten.
Ik reed snel naar huis en luisterde mijn antwoordapparaat af. Er was een automatisch bericht dat het tijd was voor nieuwe autobanden voor het te laat was, wat onheilspellend genoeg leek, maar geen bericht van Debs. Ik zette koffie en wachtte tot de ochtendkrant op de mat zou ploffen. Er hing iets onwerkelijks in de lucht, wat niet alleen maar werd veroorzaakt door de nawerking van de champagne. Ik was verloofd, hè? Tjonge jonge. Ik wilde dat ik mezelf kon uitfoeteren en een verklaring zou eisen over wat ik wel niet dacht dat ik aan het doen was. Maar de waarheid was helaas dat ik helemaal niets verkeerd had gedaan; ik was van top tot teen bedekt met de mantel der deugd en toewijding. En ik had niets gedaan wat je ‘oerstom’ zou kunnen noemen, verre van dat. Ik zette slechts een nobel en zelfs voorbeeldig leven voort, bemoeide me met mijn eigen zaken, deed mijn best om mijn zusje te helpen haar vriendje terug te vinden, bewoog, at meer dan genoeg rauwkost en hakte zelfs geen monsters in mootjes. En toch had dit pure en fatsoenlijke leven zich tegen mij gekeerd en me het lid op de neus gegeven. Een goede daad blijft nooit ongestraft, zei Harry altijd.
En wat kon ik er nu nog aan doen? Rita zou vast wel weer bijdraaien. Ik bedoel, maak ’t nou, ík? Wie wil er nou met míj trouwen? Er moesten betere mogelijkheden zijn, non worden of zich bij het Vredeskorps aanmelden. We hadden het hier wel over Dexter. Kon ze in zo’n grote stad als Miami nou niet iemand vinden die ten minste menselijk was? Waarom had ze trouwens zo’n haast om te hertrouwen? De eerste keer was het ook bepaald geen pretje geweest, maar ze zag er blijkbaar geen been in om zich er opnieuw in te storten. Wilden vrouwen dan echt zo wanhopig graag trouwen?
Natuurlijk, ze moest aan de kinderen denken. Volgens traditionele opvattingen hadden ze een vader nodig, en daar was iets voor te zeggen, want waar zou ik zonder Harry zijn geweest? En Cody en Astor hadden zo blij gekeken. Zelfs als ik Rita kon laten inzien dat het om een komisch misverstand ging, zouden de kinderen dat dan ooit begrijpen?
Ik zat aan mijn tweede kop koffie toen de krant kwam. Ik bladerde erdoorheen en was in zekere zin opgelucht dat er bijna overal nog nare dingen gebeurden. De rest van de wereld was tenminste niet gek geworden.
Tegen een uur of zeven was het veilig om Deborah op haar mobiel te bellen. Geen antwoord. Ik liet een boodschap achter en een kwartier later belde ze terug. ‘Goedemorgen, zusje,’ zei ik, verbaasd dat ik zo opgewekt wist te klinken. ‘Heb je een beetje kunnen slapen?’
‘Een beetje,’ mompelde ze. ‘Ik werd gisteren rond een uur of vier wakker. Ik heb het pakketje kunnen traceren tot een brievenbus in Hialeah. De halve nacht heb ik in de buurt rondgereden op zoek naar de witte bestelbus.’
‘Als hij het helemaal vanuit Hialeah heeft verstuurd, dan is hij er waarschijnlijk vanuit Key West heen gereden,’ zei ik.
‘Dat weet ik ook wel, verdomme,’ snauwde ze. ‘Maar wat moet ik anders doen?’
‘Dat weet ik niet,’ moest ik toegeven. ‘Maar komt die vent uit Washington vandaag niet hierheen?’
‘Over hem weten we niks,’ zei ze. ‘Het feit dat Kyle goed is, wil nog niet zeggen dat die vent dat ook is.’
Ze wist kennelijk niet meer dat Kyle zich niet bepaald van zijn beste kant had laten zien, in elk geval niet in het openbaar. Sterker nog, hij had helemaal niets gedaan, behalve zelf gepakt worden en zijn vinger er af laten hakken. Maar het leek me niet tactisch commentaar te hebben op hoe goed hij was, dus ik zei alleen maar: ‘Nou, dan moeten we er maar van uitgaan dat hij hier iets over weet wat wij nog niet weten.’
Deborah snoof. ‘Dat lijkt me niet al te moeilijk,’ zei ze. ‘Ik bel je wel als hij er is.’ Ze hing op en ik bereidde me voor op de werkdag.
17
Om halfeen kwam Deb mijn bescheiden werkplek op het forensisch lab binnenlopen en gooide een cassettebandje op mijn bureau. Ik keek naar haar op; erg blij zag ze er niet uit, maar dat was geen nieuws. ‘Van mijn antwoordapparaat thuis,’ zei ze. ‘Luister maar.’
Ik deed het klepje van mijn gettoblaster open en stopte het door mijn zuster neergegooide bandje erin. Ik drukte op play. Het bandje piepte luid en een mij onbekende stem zei: ‘Brigadier, eh, Morgan? Oké. Met Dan Burdett uit eh... Kyle Chutsky zei dat ik u moest bellen. Ik ben in de aankomsthal van het vliegveld, en zodra ik in mijn hotel ben, bel ik om een afspraak met u te maken, mijn hotel is...’ Er klonk geritsel en kennelijk haalde hij de mobiel van zijn mond, want zijn stem klonk van verder weg. ‘Wat zegt u? O fijn, bedankt. Ja, hartstikke mooi.’ Zijn stem klonk weer luider. ‘Ik tref hier net uw chauffeur. Bedankt dat u iemand hebt gestuurd. Enfin, ik bel nog wel vanuit mijn hotel.’
Deborah reikte over mijn bureau en schakelde het apparaat uit. ‘Ik heb verdomme helemaal niet iemand naar het vliegveld gestuurd,’ zei ze. ‘En hoofdinspecteur Matthews zeer zeker ook niet. Heb jij iemand naar dat klote vliegveld gestuurd, Dexter?’
‘Mijn limo zat zonder brandstof,’ zei ik.
‘Nou dan, verdomme!’ zei ze, en ik moest het met haar analyse eens zijn.
‘Hoe dan ook,’ zei ik. ‘Nu weten we tenminste hoe goed Kyles vervanger is.’
Deborah liet zich in de leunstoel naast mijn bureau vallen. ‘Die achterlijke klootzak,’ zei ze. ‘En Kyle is...’ Ze beet op haar lip en maakte haar zin niet af.
‘Heb je hoofdinspecteur Matthews hier al over ingelicht?’ vroeg ik aan haar. Ze schudde haar hoofd. ‘Hij moet hen onmiddellijk bellen. Ze sturen wel iemand anders.’
‘Mooi. Geweldig. Ze sturen iemand anders die wellicht deze keer het helemaal haalt tot aan de bagageband. Shit, Dexter.’
‘Ze moeten het ze vertellen, Debs,’ zei ik. ‘Wie zijn zíj trouwens? Heeft Kyle je eigenlijk ooit precies verteld voor wie hij werkt?’
Ze zuchtte. ‘Nee. Hij maakte wel eens grapjes dat hij bij de Other Government Agency werkte, maar hij heeft me nooit verteld waarom dat zo grappig was.’
‘Nou, wie het ook zijn, ze moeten het weten,’ zei ik. Ik trok de cassette uit de gettoblaster en legde hem voor haar op mijn bureau. ‘Ze moeten toch iets kunnen doen.’
Deborah verroerde zich een ogenblik niet. ‘Waarom krijg ik toch het gevoel dat ze dat al gedaan hebben, en dat dat Burdett was?’ zei ze. Ze griste het bandje mee en sjokte mijn kantoortje uit.
Ik zat koffie te drinken en met een jumbo chocoladekoekje als lunch toen er een oproep kwam voor een plaats delict van een moord in de buurt van Miami Shores. Angel-zonder-iets en ik reden naar de plek waar het lichaam was gevonden, in het casco van een klein huis aan een kanaal dat op het punt stond gesloopt en herbouwd te worden. De bouwwerkzaamheden waren tijdelijk gestaakt wegens juridisch gesteggel tussen de eigenaar en de aannemer. Twee spijbelende tienerjongens waren het gebouwtje stiekem binnengeglipt en hadden het lijk gevonden. Het lag languit op een stuk stevig plastic op een plaat multiplex die op twee zaagbokken lag. Iemand had met een cirkelzaag netjes hoofd, benen en armen van de romp afgezaagd. Het geheel was zo achtergelaten: romp in het midden, ontdaan van de lichaamsdelen die er een paar centimeter naast lagen.