Hoewel de Zwarte Ruiter had gegrinnikt en duistere nietszeggendheden in mijn oor fluisterde, deed ik die af als pure jaloezie en ging aan het werk. Bloedspatten waren hier alom aanwezig, heel verse zelfs, waarmee ik aan de slag kon en waar ik waarschijnlijk een opgewekte en efficiënte werkdag aan zou hebben om ze te analyseren, als ik niet de smeris die als eerste ter plaatse was geweest met een rechercheur had horen praten.
‘De portemonnee lag gewoon naast het lichaam,’ zei agent Snyder. ‘En er zat een rijbewijs uit Virginia in op naam van ene Daniel Chester Burdett.’
Daar heb je ’t al, zei ik tegen de steeds opgewondener babbelende stem achter in mijn brein. Dat verklaart absoluut een hoop, denk je ook niet? Ik keek weer naar het lijk. Hoewel het hoofd en de ledematen gehaast en barbaars waren verwijderd, was het tafereel zo netjes achtergelaten dat het me nu vaag bekend voorkwam, en de Zwarte Ruiter stemde daar vrolijk grinnikend mee in. De ruimte tussen romp en ledematen was zo precies afgemeten dat het wel leek alsof er een schuifmaat aan te pas was gekomen en het hele ensemble wekte de indruk van een anatomieles. Het heupbeen was van het dijbeen gescheiden.
‘Ik heb de jongens die het gevonden hebben in de dienstwagen gezet,’ zei Snyder tegen de rechercheur. Ik keek even naar hen om en vroeg me af hoe ik hun het goede nieuws moest brengen. Ik kan er natuurlijk altijd naast zitten, maar toch...
‘Sonama Beech,’ hoorde ik iemand mompelen. Ik keek weer naar de plaats waar Angel-zonder-iets aan de andere kant van het lichaam neerhurkte. Opnieuw hield hij met zijn pincet een stukje papier omhoog. Ik ging achter hem staan en keek over zijn schouder.
In een duidelijk, spinachtig handschrift had iemand erop geschreven: POGUE, en het met een enkele streep doorgehaald. ‘Watsa Pogue?’ vroeg Angel. ‘Heet hij zo?’
‘Het is iemand die van achter een bureau de echte troepen rondcommandeert,’ zei ik.
Hij keek me aan. ‘Hoe kom je aan die onzin?’
‘Ik kijk veel films,’ zei ik.
Angel tuurde weer naar het papier. ‘Volgens mij is het hetzelfde handschrift,’ zei hij.
‘Net als bij die andere,’ zei ik. ‘De moord die geen moord was,’ zei hij. ‘Ik kan het weten, ik was erbij.’
Ik ging rechtop staan en haalde diep adem, in het prettige besef dat ik gelijk had. ‘Dit is ook geen moord,’ zei ik, en ik ging naar de plek waar de smeris met de rechercheur stond te praten.
De rechercheur in kwestie was een peervormige man die Coulter heette. Hij sabbelde aan een grote plastic fles Mountain Dew en keek uit over het kanaal dat langs de achtertuin liep. ‘Wat denk je dat zo’n optrekje tegenwoordig doet?’ vroeg hij aan Snyder. ‘Aan zo’n kanaal. Op ruim een kilometer van de baai? Zeg het maar. Een half miljoen? Meer?’
‘Neem me niet kwalijk, inspecteur,’ zei ik tegen hem. ‘Volgens mij hebben we een probleem.’ Dat had ik altijd al eens willen zeggen, maar Coulter leek niet onder de indruk.
‘Hoezo, kijk je te veel csi, of zo?’
‘Burdett is een fbi-agent,’ zei ik. ‘U moet onmiddellijk hoofdinspecteur Matthews bellen en hem op de hoogte stellen.’
‘Móét ik dat,’ zei Coulter.
‘Dit staat in verband met iets waar wij onze handen niet aan mochten branden,’ zei ik. ‘Ze hebben iemand uit Washington gestuurd en de hoofdinspecteur opgedragen zich er niet mee te bemoeien.’
Coulter nam een teug uit zijn fles. ‘En heeft hij zich daaraan gehouden?’
‘Als u dat maar weet, inspecteur.’
Coulter draaide zich om en keek naar Burdetts lichaam. ‘Een Fed,’ zei hij. Hij nam nog een slok en keek weer naar de afgezaagde lichaamsdelen. Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Die lui vallen onder druk altijd uit elkaar.’ Hij keek weer uit het raam en haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn.
Deborah arriveerde op de plaats delict toen Angel-zonder-iets net zijn spullen in de wagen terugdeed, drie minuten eerder dan hoofdinspecteur Matthews. Ik wil de hoofdinspecteur niet bekritiseren. Eerlijk gezegd had Debs echt niet dat extra vleugje Aramis hoeven opspuiten, maar hij had dat wel gedaan, en het had ook aardig wat tijd gekost om zijn das opnieuw te strikken. Vlak na Matthews arriveerde er een wagen die ik zo langzamerhand beter kende dan mijn eigen auto: een kastanjebruine Fort Taurus, met brigadier Doakes aan het stuur. ‘Hoera, hoera, de hele bende is er,’ zei ik vrolijk. Agent Snyder keek me aan alsof ik had voorgesteld naakt rond te dansen, maar Coulter stak alleen maar zijn wijsvinger in de fles mineraalwater en liet die langs zijn zij bungelen toen hij op de hoofdinspecteur toe liep.
Deborah had van een afstandje naar de plaats delict gekeken en gaf Snyders partner de opdracht om het politielint iets naar achteren te verplaatsen. Tegen de tijd dat ze eindelijk naar me toe liep om met me te praten, was ik al tot een schokkende conclusie gekomen. Het was begonnen als een exercitie in ironische ingevingen, maar uitgegroeid tot iets waar ik met de beste wil van de wereld niets tegenin kon brengen. Ik liep naar Coulters dure raam en staarde naar buiten, leunde tegen de muur en dacht diep over mijn idee na. Op de een of andere manier vond de Zwarte Ruiter mijn idee hoogst amusant en hij begon angstaanjagende tegenstrijdigheden te murmelen. En ten slotte besefte ik, alsof ik atoomgeheimen aan de Taliban aan het verkopen was, dat het ’t enige was wat we konden doen. ‘Deborah,’ zei ik toen ze naar de plaats waar ik had staan peinzen toe kwam, ‘deze keer komt de cavalerie niet.’
‘Dat meen je niet, Sherlock,’ zei ze.
‘Wij zijn als enigen over, en dat is niet genoeg.’
Ze streek een haarlok uit haar gezicht en slaakte een diepe zucht. ‘Wat heb ik nou gezegd?’
‘Maar je nam de volgende stap niet, zus. En omdat wij niet genoeg zijn, hebben we hulp nodig, van iemand die hier iets vanaf weet...’
‘Christus, Dexter! We hebben die mensen als vóér aan die vent overgeleverd!’
‘Wat betekent dat brigadier Doakes als enige kandidaat overblijft,’ zei ik.
Het is misschien niet fraai om te vermelden dat haar mond openviel. Maar ze staarde me echt met open mond aan voordat ze zich omdraaide om naar Doakes te kijken, die naast Burdetts lichaam met hoofdinspecteur Matthews stond te praten.
‘Brigadier Doakes,’ herhaalde ik. ‘Voorheen sergeánt Doakes. Van de commando’s. Gedetacheerd naar El Salvador.’
Ze keek eerst naar mij en daarna weer naar Doakes. ‘Deborah,’ zei ik. ‘Als we Kyle nog willen vinden, moeten we hier meer over te weten komen. We moeten de namen op Kyles lijstje weten en we moeten weten wat voor team dat is geweest, waarom dit allemaal gebeurt. En Doakes is de enige die ik kan bedenken die dat weet.’
‘Doakes wil jou dood hebben,’ zei ze. ‘Geen enkele werksituatie is ideaal,’ zei ik met mijn opgewektste, standvastigste glimlach. ‘En ik denk dat hij net zo graag wil dat dit ophoudt als Kyle.’
‘Misschien iets minder graag,’ zei Deborah, scherp als altijd. ‘En ook niet zo graag als ik.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Volgens mij is hij je enige kans.’
Op de een of andere manier leek Deborah nog steeds niet overtuigd. ‘Hoofdinspecteur Matthews wil Doakes hier vast niet voor inzetten. We moeten het eerst met hem bespreken.’
Ik wees naar de plaats waar diezelfde hoofdinspecteur met Doakes stond te overleggen. ‘Ziedaar,’ zei ik.