Выбрать главу

Het avondeten was ergerlijk gezellig, alsof iets of iemand me ervan wilde overtuigen dat ik me inkocht in levenslang geluk en varkenskoteletten, en ik speelde het mee, ook al lag mijn hart er niet. Ik sneed het vlees in kleine stukjes, wensend dat het iets anders was, terwijl ik aan de kannibalen uit de Stille Zuidzee dacht, die mensen ‘lang varkensvlees’ noemden. Eigenlijk klopte dat wel, want het was dat andere varken dat ik pas echt dolgraag in mootjes wilde hakken, en niet dit futloze, met champignonsoep overdekte lapje op mijn bord. Maar ik glimlachte, prikte in mijn sperziebonen en kwam er op de een of andere manier tot de koffie doorheen. Op de proef gesteld door varkenskarbonade, maar ik overleefde het.

Na het eten zaten Rita en ik van onze koffie te nippen, terwijl de kinderen een klein portie yoghurtijs aten. Hoewel koffie naar verluidt een opwekkend middel is, hielp die me niet bij het bedenken van een manier om een uitweg te vinden, zelfs niet om een paar uurtjes weg te glippen, laat staan uit deze levenslange gelukzaligheid die me van achter had beslopen en me bij m’n nekvel had gegrepen. Ik kreeg het gevoel alsof ik aan de randen vervaagde en met mijn vermomming samensmolt, totdat uiteindelijk het gelukkige rubbermasker zou versmelten met mijn feitelijke gelaatstrekken en ik werkelijk dat ding werd wat ik voorgaf te zijn, dat de kinderen meenam naar het voetballen, bloemen kocht als hij te veel bier had gedronken, schoonmaakmiddelen vergeleek en bezuinigde in plaats van dat ik de verdorvenen van hun vlees ontdeed. Het was een heel deprimerend idee, en ik was misschien ongelukkig geworden als niet net op tijd de deurbel was gegaan.

‘Dat is vast Deborah,’ zei ik. Ik wist vrij zeker dat ik niet alle hoop op redding die ik had in mijn stem liet doorklinken. Ik stond op en liep naar de voordeur, zwaaide die open en zag een prettig ogende, te dikke vrouw met lang blond haar.

‘O,’ zei ze. ‘U bent zeker, eh... Is Rita thuis?’

Nou, ik vermoed dat ik Eh was, ook al was ik me daar tot nu toe niet bewust van geweest. Ik riep Rita en ze kwam er glimlachend aan. ‘Kathy!’ zei ze. ‘Fijn om je te zien, hoe gaat het met de jongens? Kathy is van hiernaast,’ legde ze aan me uit.

‘Aha,’ zei ik. Ik kende de meeste kinderen uit de buurt, maar hun ouders niet. Dit was blijkbaar de moeder van de enigszins groezelige elfjarige jongen van hiernaast en zijn bijna altijd afwezige oudere broer. Aangezien dat betekende dat ze geen autobommen of flesjes antrax bij zich had, glimlachte ik en ging weer bij Cody en Astor aan tafel zitten.

‘Jason is op kamp,’ zei ze. ‘En Nick hangt thuis rond en doet pogingen een puber te worden, zodat hij een snor kan laten staan.’

‘O, hemel,’ zei Rita.

‘Nicky is een engerd,’ fluisterde Astor. ‘Hij wilde m’n broek naar beneden trekken zodat hij kon kijken.’ Cody roerde zijn yoghurtijs tot bevroren pudding.

‘Luister, Rita, sorry dat ik je met etenstijd stoor,’ zei Kathy.

‘We waren net klaar. Wil je koffie?’

‘O, nee, ik zit net weer op één kop per dag,’ zei ze. ‘Dokters voorschrift. Maar het gaat om onze hond, ik vroeg me af of jullie Rascal soms hebben gezien? Hij is al een paar dagen weg en Nick maakt zich zo’n zorgen.’

‘Ik heb hem niet gezien. Ik zal het de kinderen vragen,’ zei Rita. Maar toen ze zich omdraaide om het te vragen, keek Cody me aan, stond geluidloos op en liep de kamer uit. Astor stond ook op.

‘Wij hebben hem niet gezien,’ zei ze. ‘Niet sinds hij vorige week de vuilnisemmer heeft omgegooid.’ Ze ging achter Cody aan de kamer uit. Ze lieten hun half opgegeten toetjes op tafel staan.

Rita keek haar kinderen met open mond na en wendde zich toen weer tot haar buurvrouw. ‘Sorry, Kathy. Kennelijk heeft niemand van ons hem gezien. Maar we zullen naar hem uitkijken, oké? Hij komt vast wel weer boven water. Zeg Nick maar dat hij zich geen zorgen moet maken.’ Ze babbelde nog even met Kathy, terwijl ik naar het yoghurtijs staarde en me afvroeg waar ik zo-even getuige van was geweest.

De voordeur ging dicht en Rita kwam terug naar haar koud geworden koffie. ‘Kathy is aardig,’ zei ze. ‘Maar ze heeft haar handen vol aan de jongens. Ze is gescheiden, haar ex heeft een huis gekocht in Islamorada, hij is advocaat. Maar hij blijft daar. Kathy moet de jongens alleen opvoeden en ik denk niet dat ze altijd streng genoeg optreedt. Ze is verpleegster bij een chiropodist bij de universiteit.’

‘En haar schoenmaat?’

‘Ben ik aan het wauwelen?’ vroeg Rita. Ze beet op haar lip. ‘Sorry. Ik was alleen maar een beetje bezorgd... Het zal wel gewoon...’ Ze schudde haar hoofd en keek me aan. ‘Dexter, heb jij soms...’

Ik kwam er nooit achter, want mijn mobiele telefoon tsjilpte. ‘Sorry,’ zei ik en ik liep naar de tafel naast de voordeur waar ik hem had laten liggen.

‘Doakes heeft net gebeld,’ zei Deborah zonder plichtplegingen. ‘Die vent met wie hij zou praten heeft de benen genomen. Doakes is achter hem aan om te kijken waar hij naartoe gaat, maar hij heeft ons nodig als ondersteuning.’

‘Snel, Watson, de jacht gaat beginnen,’ zei ik, maar Deborah was niet in een literaire stemming.

‘Ik pik je over vijf minuten op,’ zei ze.

19

Ik legde het Rita haastig uit en ging buiten staan wachten. Deborah deed wat ze zei en binnen vijfenhalve minuut waren we op Dixie Highway op weg naar het noorden.

‘Ze zijn bij Miami Beach,’ zei ze. ‘Doakes zei dat hij die vent, Oscar, benaderde voor een gesprek en hem vertelde wat er aan de hand is. Oscar zegt dat hij daarover moet nadenken, Doakes zegt oké, ik bel je. Maar hij houdt het huis vanaf de straat in de gaten en tien minuten later komt die gast de deur uit en stapt met een weekendtas in zijn auto.’

‘Waarom zou hij nu op de vlucht slaan?’

‘Zou jij dat niet doen als je wist dat Danco achter je aan zat?’

‘Nee,’ zei ik, alleen al bij het idee gelukkig over wat ik echt zou doen als ik tegenover de dokter kwam te staan. ‘Ik zou een val voor hem zetten en hem laten komen.’ En dan, dacht ik, maar dat zei ik niet hardop tegen Deborah.

‘Nou, Oscar is niet zoals jij.’

‘Dat zijn er maar weinig,’ zei ik. ‘Welke kant is hij opgegaan?’

Ze fronste haar wenkbrauwen en schudde haar hoofd. ‘Hij rijdt gewoon rond en Doakes houdt hem in het oog.’

‘Waar brengt hij ons naartoe, denken we?’ vroeg ik.

Deborah schudde haar hoofd en zeilde om een oude Cadillac met vouwdak vol gillende tieners heen. ‘Dat maakt niet uit,’ zei ze, en nam plankgas de afslag naar Palmetto Expressway op. ‘Oscar is nog steeds onze beste mogelijkheid. Als hij buiten het gebied probeert te komen, pakken we hem op, maar tot die tijd houden we hem in de gaten om te kijken wat er gebeurt.’

‘Hartstikke goed, echt een geweldig idee, maar wat zou er kunnen gebeuren, denken we?’

‘Dat weet ik niet, Dexter!’ beet ze me toe. ‘Maar we weten dat deze man vroeg of laat het doelwit van de dokter wordt, oké? Dat weet hij zelf ook. Dus misschien wil hij er alleen achter zien te komen of hij gevolgd wordt voordat hij op de loop gaat. Shit,’ zei ze, en ze zwenkte om een oude oplegger vol kratten met kippen heen. Hij reed misschien vijftig kilometer per uur, had geen achterlichten en boven op de lading zaten drie mannen die met hun ene hand hun gedeukte hoed vasthielden en zich met de andere aan de lading vastklemden. Deborah gaf een korte stoot met de sirene toen ze erlangs stoof. Kennelijk had het geen enkel effect, de mannen daarboven knipperden niet eens met hun ogen.

‘Hoe dan ook,’ zei ze toen ze het stuur weer rechttrok en het gaspedaal weer indrukte. ‘Doakes wil ons aan de Miami-kant voor back-up. Zodat Oscar geen al te rare dingen kan doen. We rijden parallel aan Biscayne.’