Ik wist helemaal tot aan de voordeur te komen en halverwege het pad, toen hij weer in de deuropening verscheen. ‘Hé,’ schreeuwde hij. ‘Je mag nu nog niet weg, er komen nog strippers!’
‘Ik ben zo terug,’ riep ik. ‘Schenk nog maar wat voor me in!’
‘Is goed!’ zei hij met zijn namaakglimlach. ‘Ha! Banzai!’ En met een opgewekte zwaai keerde hij weer naar het feest terug. Ik draaide me om om Doakes te zoeken.
Hij had zo lang pal aan de overkant gestaan van waar ik me bevond, dat ik hem onmiddellijk in de gaten zou moeten hebben, maar dat was niet zo. Toen ik ten slotte de bekende kastanjebruine Taurus zag, besefte ik hoe slim hij was geweest. Hij had verderop in de straat onder een grote boom geparkeerd, die het licht van de straatlantaarns afschermde. Zoiets zou iemand doen die niet gezien wilde worden, maar die tegelijk dr. Danco het vertrouwen wilde geven dat hij zonder gezien te worden dicht bij het huis kon komen.
Ik liep naar de auto en het portierraam schoof omlaag. ‘Hij is er nog niet,’ zei Doakes.
‘Het is de bedoeling dat je binnenkomt voor een drankje,’ zei ik.
‘Ik drink niet.’
‘Dan ga je duidelijk ook nooit naar feestjes, want dan zou je wel weten dat je die niet in je eentje in je auto hoort te vieren.’
Brigadier Doakes zei niets, maar het raam schoof omhoog, het portier ging open en hij stapte uit. ‘Wat doe je als hij nu komt?’ vroeg hij.
‘Erop vertrouwen dat mijn charme me redt,’ zei ik. ‘Kom mee naar binnen, nu er nog iemand daarbinnen bij bewustzijn is.’
We staken samen de straat over, nog net niet hand in hand, maar het leek onder de omstandigheden zo merkwaardig, dat we het net zo goed wel hadden kunnen doen. Toen we midden op de weg liepen kwam er een auto de hoek om onze richting uit. Ik wilde wegvluchten en in een rij oleanders duiken, maar was heel trots op mijn ijzige kalmte toen ik in plaats daarvan slechts een blik wierp op de naderende auto. Die reed langzaam door en tegen de tijd dat brigadier Doakes en ik de overkant van de straat hadden bereikt, was hij bij ons.
Doakes draaide zich om en keek naar de auto, en ik ook. Vijf opgeschoten jongens op een rij keken ons stuurs aan. Een van hen draaide zijn hoofd om en zei iets tegen de anderen, en ze moesten lachen. De auto reed door.
‘Laten we maar naar binnen gaan,’ zei ik. ‘Ze zagen er gevaarlijk uit.’
Doakes gaf geen antwoord. Hij zag dat de auto aan het eind van de straat keerde en liep toen naar Vince’ voordeur. Ik liep achter hem aan en was net op tijd bij hem om de deur voor hem open te houden.
Ik was maar een paar minuten buiten geweest, maar het aantal slachtoffers was indrukwekkend gegroeid. Twee van de smerissen bij de fontein lagen languit op de grond en een van de South Beach-vluchtelingen stond over te geven in een Tupperwarebak waar een paar minuten geleden nog gelatinepudding in had gezeten. De muziek dreunde harder dan ooit en ik hoorde Vince vanuit de keuken roepen: ‘Banzai!’ dat werd meegejoeld door een onsamenhangend koor van andere stemmen. ‘Laat alle hoop varen,’ zei ik tegen brigadier Doakes, en hij mompelde iets wat klonk als achterlijke randdebielen. Hij schudde zijn hoofd en ging naar binnen.
Doakes dronk niets en danste ook niet. Hij vond een hoek in de kamer waar geen bewusteloze lijven lagen en bleef daar alleen maar staan, terwijl hij eruitzag als de Meedogenloze Man met de zeis op een studentencorpsfeest. Ik vroeg me af of ik iets moest doen om hem in de stemming te brengen. Misschien kon ik Camilla Figg op hem afsturen om hem te verleiden.
Ik zag hoe de brave, in de hoek staande brigadier om zich heen keek, en vroeg me af wat hij dacht. Het was een prachtige metafoor: Doakes zwijgend alleen in een hoek, terwijl om hem heen het menselijk leven onstuimig doorwoedde. Als ik iets kon voelen, zou er nu waarschijnlijk een bron van sympathie voor hem in me moeten opwellen. Hij leek volkomen onaangedaan door de situatie, hij vertrok zelfs geen spier toen twee leden van de South Beach-troep in hun nakie langsrenden. Zijn blik viel op het dichtstbij staande beeldscherm, waarop nogal schokkende en primitieve beelden van dieren te zien waren. Doakes keek er zonder enige interesse of emotie naar; hij keek alleen maar, toen verplaatste hij zijn blik naar de agenten op de grond, naar Angel onder de tafel en Vince in de keuken als leider van een polonaise. Zijn blik reisde helemaal naar mij toe, zonder enige uitdrukking op zijn gezicht. Hij liep de kamer door en ging voor me staan.
‘Hoe lang moeten we blijven?’ vroeg hij.
Ik schonk hem mijn allerbeste lach. ‘Het is een beetje veel, hè? Al die vreugde en dat plezier, je zult er wel zenuwachtig van worden.’
‘Ik wil m’n handen wassen,’ zei hij. ‘Ik wacht buiten.’
‘Is dat nou wel zo’n goed idee?’ vroeg ik.
Hij gebaarde met zijn hoofd naar de polonaise van Vince, die in een berg van spastische hilariteit instortte. ‘Dat wel, dan?’ zei hij. En hij had natuurlijk een punt, hoewel in termen van pure dodelijke pijn en afgrijzen een groep polonaisedansers op de grond bepaald niet tegen dr. Danco op kon. Maar ik veronderstel dat je de menselijke waardigheid in ogenschouw moet nemen, als die al ergens echt bestaat. Terwijl ik op dat moment de kamer rondkeek, hield ik dat niet voor mogelijk.
De voordeur zwaaide open. Doakes en ik draaiden ons allebei om, al onze reflexen stonden op scherp, en het was goed dat we op gevaar bedacht waren, want anders zouden we in een hinderlaag zijn gelokt door twee halfnaakte vrouwen met een gettoblaster. ‘Hallo?’ riepen ze, en ze werden beloond met een schor, schril woooo! van de polonaisegangers op de grond. Vince worstelde zich onder de stapel lijven vandaan en stond op zijn voeten te zwaaien. ‘Hé!’ riep hij. ‘Hallo allemaal! Strippers zijn er! Banzai!’ Er klonk een nog luider woooo! en een van de smerissen op de grond worstelde zich op zijn knieën, waarbij hij zachtjes heen en weer wiegde en starend met zijn mond het woord strippers mimede.
Doakes keek de kamer rond en weer naar mij. ‘Ik ben buiten,’ zei hij, en hij liep naar de deur.
‘Doakes,’ zei ik, en ik vond het echt geen goed idee. Maar ik was nog geen stap bij hem vandaan of ik werd opnieuw woest in de val gelokt.
‘Hebbes!’ brulde Vince, die me in een onhandige berenomhelzing hield.
‘Vince, laat me los,’ zei ik.
‘Komt niets van in!’ gnuifde hij. ‘Hallo, allemaal! Help me es met de blozende bruidegom!’ Een golf ex-polonaisegangers en de laatste smeris die bij de fontein nog op zijn benen stond, kwamen toegesneld en opeens zat ik midden in een uitgelaten minigroepje dansende mensen, de lijven duwden me naar de stoel waar Camilla Figg was flauwgevallen en op de vloer was gerold. Ik worstelde om weg te komen, maar dat had geen zin. Ze waren met te veel en hadden te veel van Vince’ raketsap gedronken. Ik kon alleen maar toekijken hoe brigadier Doakes, met een laatste blik van gesmolten steen, door de voordeur de nacht in liep.
Ze verankerden me in de stoel en gingen in een dichte halve cirkel om me heen staan, en het was duidelijk dat ik geen kant op kon. Ik hoopte maar dat Doakes zo goed was als hij dacht dat hij was, want het was duidelijk dat hij een tijdje op zichzelf aangewezen was.
De muziek stopte, en ik hoorde een bekend geluid waarvan de haren op mijn armen recht overeind gingen staan: het krakende en scheurende geluid van duct tape dat van de rol getrokken werd, mijn eigen lievelingsprelude voor een Concerto voor een Lemmet. Iemand hield mijn armen vast en Vince wond me met drie banen tape om mijn borst aan de stoel vast.
‘Oké dan!’ schreeuwde Vince. Een van de strippers zette haar gettoblaster aan en de show begon. De eerste stripper, een stuurs kijkende, zwarte vrouw, begon voor mijn ogen te vibreren, terwijl ze een paar onnodige kledingstukken verwijderde. Toen ze vrijwel naakt was, ging ze op mijn schoot zitten, likte aan mijn oor en wiebelde met haar billen. Vervolgens duwde ze mijn hoofd tussen haar borsten, kromde haar rug en sprong naar achteren, terwijl de andere stripper, een vrouw met Aziatische gelaatstrekken maar blond haar, naar voren kwam en het hele proces herhaalde. Toen ze een poosje op mijn schoot had gewiebeld, voegde de eerste stripper zich bij ons en gingen ze aan weerskanten van me zitten. Toen bogen ze zich zodanig naar voren dat hun borsten langs mijn gezicht streken en begonnen elkaar te zoenen.