Ik vraag dit geloof ik de laatste tijd heel vaak, maar waarom over-komt mij dit altijd? Ik bedoel, echt. Ik, die dit allemaal trotseert om uitgerekend brigadier Doakes te redden? Hallo? Is er niet iets mis met dat plaatje? Zoals het feit dat ik erop voorkom?
Niettemin was ik er, en dan kon ik maar net zo goed doorgaan. Ik klom over het hek en liep in de richting van het licht.
De gewone nachtgeluiden kwamen beetje voor beetje terug. Tenminste, ik nam aan dat ze in het wilde en ongerepte woud normaal waren. Ik hoorde geklik, gezoem en gebrom van onze insectenvrienden, en een klaaglijke roep waarvan ik hartelijk hoopte dat het slechts een soort uil was, en een kleintje alsjeblieft. Er ratelde iets in het struikgewas rechts van me en viel toen weer volkomen stil. En gelukkig voor mij schakelde ik, in plaats van als een normaal mens bang of zenuwachtig te worden, over op de nachtsluiperstand. Geluiden werden gefilterd, de bewegingen om me heen vertraagden en al mijn zintuigen kwamen iets meer tot leven. De duisternis lichtte wat op; details uit de nacht om me heen vielen me op en een traag, koud, zorgvuldig ingehouden gegrinnik kwam net onder de oppervlakte van mijn bewustzijn naar boven. Was die arme, onbegrepen Dexter soms uit zijn element en ging het hem boven de pet? Dan mocht de Zwarte Ruiter het roer overnemen. Hij zou niet alleen weten wat hij moest doen, hij zou het doen ook.
En waarom ook niet? Aan het eind van deze oprit, aan de overkant van de brug, zat dr. Danco op ons te wachten. Ik had hem willen ontmoeten en nu zou dat gebeuren. Harry zou alles goedkeuren wat ik met deze man zou uitspoken. Zelfs Doakes zou moeten toegeven dat Danco een eerlijke prooi was, hij zou me er waarschijnlijk zelfs voor bedanken. Het was duizelingwekkend; deze keer mocht ik mijn gang gaan. Beter nog, er zat poëzie in. Doakes had mijn demon zo verschrikkelijk lang in een flesje gevangengehouden. Er zat een zekere rechtvaardigheid in als door zijn redding weer vrijgelaten zou worden. En ik zou hem redden, absoluut, natuurlijk zou ik dat. En daarna...
Maar eerst.
Ik liep de houten brug over. Halverwege kraakte een plank en ik verstarde even. De nachtgeluiden veranderden niet, en vanuit de verte hoorde ik Tito Puente zeggen: ‘Aaaaah-juh!’ voor hij naar zijn melodie terugkeerde. Ik liep verder.
Aan de overkant van de brug werd de weg breder en kwam uit op een parkeerterrein. Links stond een hek met hangslot en recht voor me zag ik een gebouwtje van één verdieping waar door een raam licht scheen. Het was oud en vervallen en kon wel een lik verf gebruiken, maar misschien gaf dr. Danco minder om uiterlijke schijn dan zou moeten. Rechts stond een indianenhut stilletjes weg te rotten naast een kanaal, stukken palmbladerdak bungelden als vodden ouwe kleren omlaag. Aan een verkrotte steiger die in het kanaal uitstak lag een propellerboot aangemeerd.
Ik glipte de schaduw van een rij bomen in en voelde dat de kille onverstoorbaarheid van een roofdier de controle over mijn zintuigen overnam. Ik liep voorzichtig om de parkeerplaats heen, naar links, langs het hek. Iets gromde naar me en plonsde daarna het water in, maar dat was aan de andere kant van het hek, dus ik negeerde het en ging verder. De Zwarte Ruiter stond aan het roer en die bleef voor zulke dingen niet staan.
Het hek eindigde in een rechte hoek, weg van het huis. Dit was het laatste stukje leeg terrein, niet meer dan zo’n vijftien meter, en een laatste groepje bomen. Ik glipte achter de laatste boom om het huis goed te kunnen bekijken, maar toen ik bleef staan en mijn hand op de stam legde, kraakte en fladderde iets in de takken boven me en een afgrijselijk luide alarmkreet doorkliefde de nacht. Ik sprong achteruit toen wat het ook was tussen de boombladeren omlaag stortte en op de grond belandde.
Terwijl hij nog altijd een geluid maakte als een krankzinnige, op hol geslagen trompet, keek het me aan. Het was een grote vogel, groter dan een kalkoen, en hij siste en blies zo naar me dat het zonneklaar was dat hij boos op me was. Hij deed een stap naar voren, terwijl hij een kolossale staart achter zich aan sleepte, en ik realiseerde me dat het een pauw was. Dieren mogen mij niet, maar dit beest leek wel een extreme en gewelddadige haat jegens mij te hebben opgevat. Ik vermoedde dat hij niet begreep dat ik veel groter en gevaarlijker was dan hij. Hij was kennelijk van plan me op te eten of weg te jagen, en aangezien het in mijn belang was dat het krijsen zo snel mogelijk zou ophouden, kwam ik hem met een waardige aftocht tegemoet en haastte me langs het hek terug naar de schaduwen bij de brug. Toen ik eenmaal veilig in een stille poel van duisternis zat, keek ik opnieuw naar het huis.
De muziek was opgehouden en het licht was uit.
Ik stond een paar minuten als versteend in de schaduw. Er gebeurde niets, alleen was de pauw opgehouden met toeteren en met een laatste gemeen gesputter naar mij weer in zijn boom teruggevlogen. En daarna kwamen ook de nachtgeluiden weer terug, het geklik en gejammer van de insecten en opnieuw het snuiven en plonsen van de alligators. Maar geen Tito Puente meer. Ik wist dat dr. Danco net zo keek en luisterde als ik, dat ieder van ons op een zet van de ander wachtte, maar ik kon langer wachten. Hij had geen idee wat zich daar in het donker ophield — het kon net zo goed een swat-team zijn als de Delta Rho Glee Club — en ik wist dat hij daar in z’n eentje zat. Ik wist waar hij was en hij kon niet weten of er iemand op het dak zat of dat hij zelfs was omsingeld. En dus was hij als eerste aan zet, en er waren slechts twee opties. Aanvallen of...
Aan de andere kant van het huis kwam plotseling een motor brullend tot leven en terwijl ik onwillekeurig verstrakte, sprong de propellerboot van de steiger weg. Het motorgeluid zwol aan en de boot scheurde het kanaal op. In minder dan een minuut was hij een bocht om en in de nacht verdwenen, en daarmee dr. Danco ook.
25
Ik stond daar een paar minuten alleen maar naar het huis te kijken, deels uit voorzorg. Ik had niet gezien wie de propellerboot bestuurde en de dokter kon zich nog altijd binnen schuilhouden en wachten wat er zou gebeuren. En eerlijk gezegd had ik ook geen zin om nog een keer belaagd te worden door die protserige roofkip.
Maar toen er na een paar minuten helemaal niets gebeurde, wist ik dat ik in het huis moest gaan rondkijken. En dus liep ik met een grote boog om de boom heen, waarin die duivelse vogel op stok zat, naar het huis toe.
Binnen was het donker, maar niet stil. Toen ik buiten naast de gehavende hordeur stond die op de parkeerplaats uitkeek, hoorde ik ergens binnen een soort zacht gebons, na een tijdje gevolgd door een ritmisch gekreun en zo nu en dan een jammerkreet. Het klonk helemaal niet als het soort geluid van iemand die in een dodelijke hinderlaag op de loer ligt. In plaats daarvan leek het heel erg op het geluid dat iemand maakt wanneer hij zit vastgebonden en probeert te ontsnappen. Was dr. Danco zo overhaast gevlucht dat hij brigadier Doakes had achtergelaten?
Opnieuw stroomde de kelder van mijn brein over van extatische verlokkingen. Brigadier Doakes, mijn Nemesis, daarbinnen vastgebonden, ingepakt als een cadeautje en me op de perfecte plek op een presenteerblaadje aangeboden. Met alle instrumenten en benodigdheden die ik maar wilde, mijlenver in de omtrek niemand in de buurt en als ik klaar was hoefde ik alleen maar te zeggen: sorry dat ik te laat hier was. Kijk nou eens wat die afschuwelijke dr. Danco met die arme brigadier Doakes heeft gedaan. Het was een bedwelmend idee, en ik geloof dat ik werkelijk een beetje op mijn benen zwaaide toen ik ervan proefde. Natuurlijk was het maar een gedachte, want ik zou zoiets absoluut nooit doen, toch? Ik bedoel, in het echt? Dexter? Hallo? Wat sta je nou te kwijlen, jochie?