‘Ah,’ zei de chauffeur terug. ‘Lo siento.’ Hij ging achter het stuur zitten en ik liep om mijn auto heen om hetzelfde te doen.
Het grootste deel van de rit had Chutsky niets te zeggen. Maar vlak na de oprit naar de I-95 begon hij ineens hevig te trillen. ‘O, shit,’ zei hij. Ik keek zijn kant op. ‘De medicijnen,’ zei hij. ‘Ze raken uitgewerkt.’ Hij begon ook te klappertanden en klemde zijn tanden op elkaar. Hij ademde sissend uit en ik zag zweetdruppeltjes op zijn kale gezicht verschijnen.
‘Misschien toch maar het ziekenhuis?’ vroeg ik.
‘Heb je drank bij je?’ vroeg hij, een nogal abrupte overgang naar een ander onderwerp, vond ik.
Ik geloof dat er op de achterbank een fles water ligt,’ zei ik behulpzaam.
‘Drank,’ herhaalde hij. ‘Wodka of whisky...’
‘Dat heb ik meestal niet in de auto,’ zei ik.
‘Shit,’ zei hij. ‘Breng me dan maar naar mijn hotel.’
Dat deed ik. Om redenen die alleen Chutsky bekend waren, verbleef hij in het Mutiny hotel in Coconut Grove. Dat was een van de eerste luxe hoogbouwhotels in de omgeving geweest en werd ooit bezocht door modellen, regisseurs, drugskoeriers en andere beroemdheden. Het was nog altijd heel mooi, maar had iets van de allure verloren toen het eens zo rustieke Grove werd overspoeld door luxe hoogbouw. Misschien had Chutsky het nog in zijn hoogtijdagen gekend en verbleef hij hier om sentimentele redenen. Maar je moest de sentimentaliteit van een man die een roze ring had gedragen wel diep wantrouwen.
We sloegen van de 95 af naar Dixie Highway, ik draaide naar links Unity op en reed door naar Bayshore. Het Mutiny was slechts een klein stukje verderop aan de rechterkant en ik reed de parkeerplaats voor het hotel op. ‘Laat me er hier maar uit,’ zei Chutsky.
Ik staarde hem aan. Misschien hadden de medicijnen zijn hersenen aangetast. ‘Zal ik niet even naar je kamer helpen?’
‘Het gaat prima,’ zei hij. Het mocht dan misschien zijn nieuwe mantra zijn, maar hij zag er niet prima uit. Hij zweette nu hevig en ik kon me niet voorstellen hoe hij op eigen kracht naar zijn kamer kon komen. Maar ik ben niet van het soort dat anderen ongewenste hulp wilde opdringen, dus ik zei gewoon oké, en keek toe hoe hij de deur opende en uitstapte. Hij hield zich aan het dak van de auto vast en bleef even onvast op zijn been staan tot de portier hem daar zag wankelen. Deze fronste zijn wenkbrauwen naar deze verschijning in oranje overall en de glimmende schedel. ‘Hé, Benny,’ zei Chutsky. ‘Help me even, kerel.’
‘Meneer Chutsky?’ zei hij vertwijfeld, en zijn mond viel open toen hij de ontbrekende ledematen opmerkte. ‘O, hemel,’ zei hij. Hij klapte driemaal in zijn handen en er kwam een piccolo naar buiten rennen.
Chutsky keek me weer aan. ‘Het komt wel goed,’ zei hij.
En echt, als je aanwezigheid niet langer op prijs gesteld wordt, kun je niet veel anders doen dan vertrekken, en dat deed ik dan ook. Het laatste wat ik van Chutsky zag was dat hij op de portier leunde terwijl de piccolo een rolstoel uit de voordeur van het hotel naar hem toe reed.
Het liep tegen middernacht toen ik Main Highway uitreed en op huis aan ging, wat nauwelijks te geloven was na alles wat er vanavond was gebeurd. Het feestje van Vince leek weken geleden, maar waarschijnlijk had hij nog niet eens de stekker uit zijn punchfontein getrokken. Na mijn stripperbeproeving en de redding van Chutsky uit de alligatorboerderij had ik vanavond mijn rust wel verdiend en ik geef toe dat ik aan weinig anders dacht dan in mijn bed kruipen en de dekens over mijn hoofd trekken.
Maar er bestaat natuurlijk geen rust voor de verdorvenen, wat ik absoluut ben. Toen ik links afsloeg naar Douglas ging mijn telefoon. Er zijn maar heel weinig mensen die me bellen en zeker niet op dit late uur. Ik keek op het scherm: het was Deborah.
‘Gegroet, mijn liefste zusje,’ zei ik.
‘Klootzak, je zei dat je zou bellen!’ zei ze.
‘Ik vond het een beetje laat,’ zei ik.
‘Dacht je verdomme nou echt dat ik kon slápen?’ gilde ze, zo luid dat mensen in langsrijdende auto’s er oorpijn van kregen. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik heb Chutsky terug,’ zei ik. ‘Maar dr. Danco is ontkomen. Met Doakes.’
‘Waar is hij?’
‘Dat weet ik niet, Debs, hij is ontkomen in een propellerboot en...’
‘Kyle idioot. Waar is Kyle? Is hij in orde?’
‘Ik heb hem bij het Mutiny afgezet. Hij is eh... Hij is bijna helemaal in orde,’ zei ik.
‘Wat bedoel je, verdomme?’ schreeuwde ze tegen me, en ik moest mijn telefoon tegen mijn andere oor houden.
‘Deborah, het komt wel goed met hem. Hij is alleen... de helft van zijn linkerarm en zijn rechteronderbeen kwijt. En al zijn haar,’ zei ik.
Ze zweeg een paar seconden. ‘Breng me wat kleren,’ zei ze ten slotte.
‘Hij voelt zich erg onzeker, Debs. Ik denk niet dat hij...’
‘Kleren, Dexter. Nu!’ zei ze en ze hing op.
Zoals ik al zei, geen rust voor de verdorvenen. Ik zuchtte diep omdat alles zo onrechtvaardig was, maar gehoorzaamde. Ik was bijna bij mijn appartement en Deborah had daar wat spullen laten liggen. Ik rende naar binnen en hoewel ik bleef staan om verlangend naar mijn bed te kijken, verzamelde ik een schoon stel kleren voor haar en ging op weg naar het ziekenhuis.
Deborah zat op de rand van haar bed ongeduldig met haar voeten te tikken toen ik binnenkwam. Ze hield haar ziekenhuishemd dicht met de hand die uit gips stak en omklemde met haar andere hand haar badge en haar pistool. Ze zag eruit als een Wraakzuchtige Feeks na een ongeluk.
‘Jezus christus,’ zei ze, ‘waar zat je verdomme? Help me in mijn kleren.’ Ze liet haar hemd vallen en ging staan.
Ik trok een poloshirt over haar hoofd en werkte het onhandig om het gips heen. Het shirt zat amper op zijn plaats toen een kloeke vrouw in verpleegstersuniform zich de kamer in haastte. ‘Wat denkt u te gaan doen?’ zei ze met een zwaar accent van de Bahama’s.
‘Ik vertrek,’ zei Deborah.
‘Terug in bed of ik bel de dokter,’ zei de zuster.
‘Doe maar,’ zei Deborah, die op een been stond te huppen terwijl ze worstelde om haar broek aan te krijgen.
‘Daar komt niks van in,’ zei de zuster. ‘U gaat terug in bed.’
Deborah zwaaide met haar badge. ‘Dit is een politienoodgeval,’ zei ze. ‘Als u me tegenhoudt mag ik u arresteren voor belemmering van de rechtsgang.’
De zuster wilde een streng antwoord geven, opende haar mond, keek naar de badge, toen naar Deborah en bedacht zich toen. ‘Ik moet het de dokter vertellen,’ zei ze.
‘Wat u wilt,’ zei Deborah. ‘Dexter, ik krijg mijn broek niet dicht.’ De zuster keek nog een paar seconden afkeurend toe, draaide zich toen om en schoot de gang in.
‘Nou, nou, Debs,’ zei ik. ‘Belemmering van de rechtsgang?’
‘We gaan,’ zei ze en ze liep de deur uit. Ik liep plichtsgetrouw achter haar aan.
Op de terugweg naar de Mutiny was Deborah beurtelings gespannen en kwaad. Ze beet op haar onderlip, snauwde tegen me dat ik moest opschieten en in de buurt van het hotel werd ze heel stil. Ten slotte keek ze alleen uit het raam en zei: ‘Hoe is het met hem, Dex? Hoe erg is het?’
‘Hij is heel akelig geknipt, Debs. Dus hij ziet er behoorlijk raar uit. Maar dat andere... Hij lijkt zich wel aan te passen. Hij wil niet dat je medelijden met hem hebt.’ Ze keek me aan en kauwde weer op haar lip. ‘Dat zei hij tegen me,’ legde ik uit. ‘Hij ging nog liever naar Washington terug dan je medelijden te moeten verdragen.’
‘Hij wil niemand tot last zijn,’ zei ze. ‘Ik ken hem. Hij moet op zijn eigen manier boeten.’ Ze keek weer uit het raam. ‘Ik kan me gewoon niet voorstellen hoe het moet zijn geweest. Voor een man als Kyle, om daar zo hulpeloos te liggen, als een...’ Ze schudde langzaam haar hoofd en er rolde een enkele traan over haar wang.