‘Waarom heb je er zo lang over gedaan?’ zei ze.
‘Ik denk dat dr. Danco vanuit Ingrahams huis in Miami Beach opereert,’ zei ik.
Er viel een korte stilte waarin ik bijna kon zien dat ze haar wenkbrauwen fronste. ‘Waarom denk je dat?’
Ik had niet zo heel veel zin om haar uit te gaan leggen dat mijn idee slechts een gok was, dus ik zei: ‘Dat is een lang verhaal, zus. Maar ik denk dat ik gelijk heb.’
‘Dat denk je,’ zei ze. ‘Maar je weet het niet zeker.’
‘Over een paar minuten wel,’ zei ik. ‘Ik sta om de hoek van het huis geparkeerd, er staat hier een voor deze buurt een beetje misplaatst busje geparkeerd.’
‘Blijf waar je bent,’ zei ze. ‘Ik bel je terug.’ Ze hing op en ik keek weer naar het huis. Het was een onhandige hoek om het in de gaten te houden en dat ging niet zonder dat er een ernstige knoop in mijn nekspier zou ontstaan. Dus keerde ik de auto en reed naar de bocht in de weg terug waar het huis naar me stond te grijnslachen, en daar was hij weer. Prikte met zijn opgeblazen hoofd tussen de bomen door, goot zijn benevelde lichtstralen over het ranzige landschap. Die maan, die altijd lachende vuurtoren van een maan. Daar was hij.
Ik voelde de kille vingers van het maanlicht in me prikken, me porren, pestten, me tot iets dwaas en wonderschoons aanzetten, en het was zo heel lang geleden dat ik had geluisterd, dat de geluiden twee keer zo luid klonken als ooit. Ze spoelden over mijn hoofd langs mijn ruggengraat omlaag, en wees nou eerlijk, wat voor kwaad stak erin om er absoluut zeker van te zijn voordat Deborah me terugbelde? Nee, we hoefden geen stomme dingen uit te halen, natuurlijk, alleen uit de auto stappen en langs het huis lopen, een doodgewoon wandelingetje in het maanlicht door een rustige straat tussen de huizen. En als zich dan de mogelijkheid voordeed om een paar spelletjes met de dokter te spelen...
Het was enigszins verontrustend te merken dat ik een beetje beverig ademde toen ik uit de auto stapte. Foei, Dexter. Waar is je vermaarde ijzeren zelfbeheersing? Misschien was ze hem ontglipt omdat ze te lang in de mottenballen had gelegen, maar misschien werd ik juist door diezelfde leemte iets te gretig, en dat moesten we niet hebben. Ik haalde lang en diep adem om kalm te worden, en liep de straat door, gewoon een toevallig monster op een avondwandelingetje langs een geïmproviseerde vivisectiekliniek. Hallo, buurman, mooie avond voor een loopje, hè?
Met elke stap die ik dichter bij het huis kwam, voelde ik binnen in me Het Iets langer en harder worden, terwijl tegelijkertijd de oude, koude vingers het stevig op zijn plaats hielden. Ik was vuur en ijs tegelijk, springlevend van maanlicht en dood, en zelfs toen ik bij het huis kwam, begonnen de fluisteringen in me aan te zwellen toen ik de vage geluiden uit het huis hoorde, een koor van ritme en saxofoons dat heel erg leek op de muziek van Tito Puente, en ik had de oprijzende fluisteringen dan ook niet nodig om te weten dat ik gelijk had, op deze plek had de dokter inderdaad zijn kliniek ingericht.
Hij was hier, en hij was aan het werk.
En nu, wat ging ik daaraan doen? Natuurlijk was het wel zo wijs om naar mijn auto terug te wandelen en op Deborahs telefoontje te wachten, maar was dit echt een nacht voor wijsheid, met die lyrisch grijnslachende maan zo laag aan de hemel die ijs door mijn aderen goot en me aanspoorde door te gaan?
Ik liep langs het huis verder, glipte in de schaduw van het huis ernaast en sloop voorzichtig door de tuin tot ik de achterkant van Ingrahams huis zag. Door het achterraam scheen een heel fel licht de tuin in, ik sloop de schaduw in van een boom en schuifelde steeds dichterbij. Nog een paar sluipstapjes en ik kon bijna door het raam kijken. Ik sloop nog iets dichterbij, net buiten de lichtstraal op de grond.
Vanwaar ik nu stond, kon ik eindelijk door het raam kijken, iets in opwaartse hoek, naar binnen, naar het plafond van de kamer. Daar had je de spiegel waar Danco zo dol op leek te zijn en daar kon ik de helft van de tafel in zien...
... en iets meer dan de helft van brigadier Doakes.
Hij was stevig op zijn plek vastgesjord, onbeweeglijk, zelfs zijn pasgeschoren hoofd lag strak tegen de tafel. Ik zag niet al te veel details, maar voor zover ik kon zien, waren zijn beide handen vanaf de polsen verwijderd. Eerst de handen? Interessant, een heel andere benadering dan hij bij Chutsky had gevolgd. Hoe bepaalde dr. Danco wat voor elke individuele patiënt het meest geschikt was?
Ik merkte dat de man en zijn werk me steeds meer gingen intrigeren; er was hier een zeker grillig gevoel voor humor aan het werk, en ook al klinkt het gek, ik wilde meer weten over hoe dit in zijn werk ging. Ik deed nog een halve stap dichterbij.
De muziek pauzeerde en ik ook, en toen de salsaband weer inzette, hoorde ik achter me een metalig kuchje en ik voelde een tik op mijn schouder, die prikte en tintelde. Ik draaide me om en zag dat een kleine man met grote, dikke brillenglazen naar me keek. Hij hield iets in zijn hand wat leek op een paintballpistool, en ik had nog net tijd om verontwaardigd te zijn dat het op mij was gericht voordat iemand alle botten uit mijn benen verwijderde en ik op het met dauw bedekte, maanverlichte gras ineenzeeg, waar alles volslagen donker en vol dromen was.
29
Ik was opgewekt in een heel slecht sujet aan het snijden, dat ik stevig aan de tafel had vastgetapet, maar op de een of andere rare manier was het mes van rubber en wiebelde het alleen maar heen en weer. Ik stak mijn hand uit en greep in plaats daarvan een reusachtige botzaag en gaf de alligator die op de tafel lag ermee van langs, maar de ware vreugde wilde maar niet komen en in plaats daarvan had ik pijn en zag ik dat ik in mijn eigen armen lag te snijden. Mijn polsen brandden en worstelden, maar ik kon niet met snijden ophouden. Toen raakte ik een slagader en de afschuwelijke straal bloed spuugde alle kanten op, verblindde me met een vuurrood waas. En daarna viel ik, ik viel voor altijd door de duisternis van de doffe leegte die ik was, waar de gruwelijke gedaanten stuiptrekten, jammerden en aan me trokken tot ik de afgrijselijke rode poel op de vloer raakte, waar twee holle manen me nors aankeken en commandeerden: doe je ogen open, je bent wakker...
En alles kwam weer samen toen ik zag dat de holle manen in werkelijkheid een paar dikke brillenglazen waren, in een groot zwart montuur op de neus van een kleine, pezige man met een snor, die zich met een injectiespuit in de hand over me heen boog.
Dr. Danco, neem ik aan...?
Ik dacht niet dat ik het hardop had gezegd, maar hij knikte en zei: ‘Ja, zo noemen ze me. En wie ben jij?’ Hij had een ietwat afgemeten accent, alsof hij over elk woord iets te lang moest nadenken. Er zat een spoortje Cubaans in, maar het klonk niet alsof Spaans zijn moedertaal was. Om een of andere reden werd ik heel ongelukkig van zijn stem, alsof die een zweem Dexter-werend middel bevatte. Maar diep in mijn reptielenbrein verhief een oude dinosaurus zijn kop en brulde terug, en dus kromp ik niet voor hem ineen, zoals ik in eerste instantie had gewild. Ik wilde mijn hoofd schudden, maar merkte dat dat om een of andere reden heel moeilijk was.
‘Nog niet bewegen,’ zei hij. ‘Dat haalt niets uit. Maar maak je geen zorgen, je kunt alles zien wat ik met je vriend op tafel doe. En dan ben jij gauw genoeg aan de beurt. Dan kun je jezelf in de spiegel zien.’ Hij gaf me een knipoog, en zijn stem klonk nu eigenaardig. ‘Dat is het mooie van spiegels. Wist je dat als iemand buiten het huis in de spiegel kijkt, je hem dan in het huis kunt zien?’
Hij klonk als een schoolonderwijzer die een grap vertelt aan een leerling die hij heel graag mag, maar wellicht te dom was om ’m te snappen. Ik voelde me juist dom genoeg om daar iets van te kunnen maken, omdat ik er regelrecht ingelopen was met geen diepere gedachte dan: jee, wat interessant. Ik was door mijn eigen, door de maan aangejaagde ongeduld en nieuwsgierigheid onvoorzichtig geworden en hij had me naar binnen zien gluren. Maar niettemin verkneukelde hij zich en dat was ergerlijk, dus voelde ik me geroepen om iets te zeggen, hoe onbeduidend dat ook was.