Het leek zo volslagen onwaarschijnlijk, maar...
Dokter Danco speelde een spelletje tijdens het in stukken en plakken snijden. Misschien had hij dat in die lange jaren dat hij in de Cubaanse gevangenis op Isle of Pines met anderen gespeeld en was dat precies geschikt gebleken voor zijn grillige wraak. Want het leek er sterk op dat hij dat spel nu speelde, met Chutsky, met Doakes en met de anderen. Het was ongelooflijk absurd, maar het was het enige wat ergens op sloeg.
Dokter Danco speelde galgje. ‘En?’ vroeg hij toen hij weer op z’n hurken naast me kwam zitten. ‘Hoe gaat het met je vriend, denk je?’
‘Volgens mij heb je hem afgestompt,’ zei ik.
Hij hield zijn hoofd een beetje schuin en zijn kleine, droge tong schoot over zijn lippen, terwijl hij me zonder met zijn ogen te knipperen door zijn dikke brillenglazen aanstaarde. ‘Bravo,’ zei hij, en hij klopte me op de arm. ‘Volgens mij geloof je niet echt dat dit ook met jou gaat gebeuren,’ zei hij. ‘Misschien zal een tien je overtuigen.’
‘Zit er een e in?’ vroeg ik, en hij deinsde een beetje terug alsof er een agressieve geur uit mijn sokken was opgestegen.
‘Nou,’ zei hij, nog steeds zonder met zijn ogen te knipperen, en met iets wat te maken kon hebben met een glimlachje in zijn mondhoek. ‘Ja, twee e’s. Maar je spreekt natuurlijk voor je beurt, dus...’ Hij haalde heel licht zijn schouders op.
‘Je kunt het als een verkeerde gok van brigadier Doakes beschouwen,’ stelde ik voor, heel behulpzaam, vond ik.
Hij knikte. ‘Ja, je mag hem niet. Ik begrijp het,’ zei hij, en hij fronste zijn wenkbrauwen een beetje. ‘Maar toch, als ik jou was zou ik banger zijn.’
‘Waarvoor?’ zei ik. Pure bravade, natuurlijk, maar hoe vaak krijg je de kans een echte schurk uit te dagen? En het shot leek thuis te blijven; Danco staarde me een lang ogenblik aan voor hij ten slotte heel licht zijn hoofd schudde.
‘Nou, Dexter,’ zei hij. ‘Ik begrijp dat we voor ons werk geknipt zijn.’ En hij schonk me zijn kleine, bijna onzichtbare glimlachje. ‘Onder andere,’ voegde hij eraan toe, en terwijl hij dat zei, rees achter hem een vrolijke donkere schaduw op, die een verheugde uitdaging naar mijn Zwarte Ruiter bulderde, die naar voren schoof en terugbulderde. Even hadden we een krachtmeting en toen knipperde hij met zijn ogen, slechts één keer, en stond op. Hij liep terug naar de tafel waar Doakes zo vredig lag te dommelen, ik zonk weer in mijn knusse hoekje en vroeg me af met welk mirakel Dexander de Grote deze keer moest komen om zijn grootste ontsnapping ooit te bewerkstelligen.
Ik wist natuurlijk dat Deborah en Chutsky onderweg waren, maar ik merkte dat ik dat zorgelijker vond dan wat ook. Chutsky zou per se zijn gekrenkte mannelijkheid willen herstellen door op krukken en met een pistool in zijn enige hand naar binnen te stormen, en zelfs als Deborah zou toestaan hem dekking te geven, had zij een groot gipskorset om dat haar in haar bewegingen belemmerde. Bepaald geen reddingsteam dat tot vertrouwen inspireerde. Nee, ik moest ervan uitgaan dat mijn hoekje in de keuken eenvoudigweg druk bevolkt zou gaan worden, en dat als we hier straks alle drie ingetapet en gedrogeerd zouden liggen, er voor geen van ons allen hulp zou komen.
En eerlijk gezegd, was ik, ondanks mijn korte heroïsche dialoog, nog altijd wat wazig van wat er in Danco’s slaappijltje had gezeten. Dus was ik gedrogeerd, stevig vastgebonden en helemaal alleen. Maar als je maar goed genoeg zoekt, heeft elke situatie ook haar positieve kant, en als ik nou maar hard genoeg zocht, en nadat ik even over een kant had nagedacht, realiseerde ik me dat ik moest toegeven dat ik tot dusverre niet door razende ratten was aangevallen.
Tito Puente hervatte zijn muziek, iets milders, waar ik filosofischer van werd. Op een bepaald moment was het allemaal onze tijd. Maar toch, dit haalde niet mijn toptienlijstje met manieren waarop ik het leven zou willen laten. Gewoon in slaap vallen en niet meer wakker worden was nummer één op mijn lijstje, en daarna werd het al snel steeds onsmakelijker.
Wat zou ik zien als ik stierf? Ik kan mezelf er echt niet toe brengen in een ziel te geloven, in de hemel en hel, of al die andere plechtige onzin. Maar hoe dan ook, als menselijke wezens een ziel hebben, waarom had ik er dan ook niet een? En reken maar dat ik er niet een heb. Hoe kan dat ook, als je bedenkt wat ik ben? Ondenkbaar. Het is al moeilijk genoeg om gewoon mezelf te zijn. Mezelf zijn met een ziel, een geweten en de dreiging dat er ook nog een leven is na de dood zou onmogelijk zijn.
Maar te bedenken dat mijn unieke zelf voor altijd zou verdwijnen en nooit meer zou terugkomen... heel triest. Tragisch bijna. Misschien moest ik toch maar reïncarnatie in overweging nemen. Maar daar ging je natuurlijk niet over. Voor hetzelfde geld kwam ik terug als mestkever, of erger nog, kwam ik terug als een ander monster. Het was wel zeker dat niemand om me zou rouwen, zeker niet als Debs tegelijk ging. Egoïstisch genoeg hoopte ik dat ik als eerste mocht. Dan hadden we het maar gehad. Deze hele vertoning had lang genoeg geduurd. Tijd om er een eind aan te maken. Misschien maar goed ook.
Tito begon aan een nieuw lied, heel romantisch, iets over ‘Te amo’, en nu ik erover nadacht, zou het heel goed kunnen dat Rita verdriet over me zou hebben, de dwaas. En Cody en Astor zouden me absoluut ook op hun eigen beschadigde manier missen. Op de een of andere manier was ik de laatste tijd zomaar op een stoet emotionele verbintenissen aangegaan. Waarom blijft me dat maar achtervolgen? En had ik niet veel te kort geleden steeds dezelfde gedachtegang gehad, toen ik ondersteboven in Deborahs over de kop gerolde auto hing? Waarom besteedde ik de afgelopen dagen zoveel tijd aan doodgaan en kreeg ik de zaken maar niet op de rails? Ik wist maar al te goed dat daar niet veel voor nodig was.
Ik hoorde Danco rommelen op een blad met instrumenten en draaide mijn hoofd om om te kijken. Bewegen ging nog steeds heel moeilijk, maar het leek iets beter te gaan en ik wist hem in beeld te krijgen. Hij had een grote injectiespuit in zijn hand en liep op brigadier Doakes toe alsof hij gezien en bewonderd wilde worden. ‘Tijd om wakker te worden, Albert,’ zei hij opgewekt en hij stootte de naald in Doakes’ arm. Even gebeurde er niets, toen kwam Doakes stuiptrekkend bij en stiet hij een bevredigende reeks kreten en kreunen uit. Dr. Danco stond naar hem te kijken en genoot van het moment, terwijl hij de spuit weer omhoogstak.
Er bonsde iets tegen de voordeur van het huis, Danco draaide zich met een ruk om en zocht haastig naar zijn paintballpistool op het moment dat de kale gedaante van Kyle Chutsky de kamerdeur-opening vulde. Zoals ik had gevreesd, leunde hij op zijn kruk en had hij een pistool vast in iets waarvan zelfs ik zag dat het een zweterige, onvaste hand was. ‘Klootzak,’ zei hij, en dr. Danco schoot één, twee keer op hem met het paintballpistool. Chutsky keek hem woedend aan, zijn mond viel open en Danco liet zijn wapen zakken terwijl Chutsky op de vloer in elkaar zakte.
En vlak achter Chutsky, onzichtbaar tot hij op de vloer viel, stond mijn geliefde zus Deborah, het mooiste wat ik ooit had aanschouwd, op het Glock-pistool na dat ze in haar vaste rechtervuist geklemd hield. Zij bleef niet staan zweten of schold Danco uit. Ze spande slechts haar kaakspieren aan en vuurde twee schoten af die dr. Danco midden in de borst troffen, hij werd van zijn voeten getild en tuimelde achterover boven op de hysterisch schreeuwende Doakes.
Een lang ogenblik was alles heel stil en bewoog niets, op de niet-af-latende Tito Puente na. Toen gleed Danco van de tafel, Debs knielde naast Chutsky neer en voelde zijn pols. Ze legde hem in een comfortabelere houding, kuste hem op zijn voorhoofd en wendde zich ten slotte tot mij. ‘Dex,’ zei ze. ‘Alles goed?’
‘Met mij komt het goed, zus,’ zei ik, en ik voelde me wat licht in het hoofd, ‘maar zet alsjeblieft die verschrikkelijke muziek af.’
Ze liep naar de aftandse gettoblaster en rukte de stekker uit het stopcontact, terwijl ze in de plotselinge, reusachtige stilte naar brigadier Doakes omlaag keek en haar gezicht in de plooi probeerde te houden. ‘We halen je hier nu weg, Doakes,’ zei ze. ‘Alles komt goed.’ Toen hij begon te snotteren, legde ze een hand op zijn schouder, draaide zich plotseling om en liep met tranen over haar wangen naar me toe. ‘Jezus,’ fluisterde ze toen ze me lossneed. ‘Doakes is een puinhoop.’