Jeff Lindsay
Dexters Sinistere Schepping
Voor LTF
met alle liefde
1
Pardonnez-moi, monsieur. Où est la lune? Alors, mon ancien, la lune est ici, ouvre la Seine, énorme, rouge, et humide. Merci, mon ami. Nu zie ik hem. Et actualment, het is bij uitstek een nacht voor de maan, een nacht die is gemaakt voor het begerige genot van het maanlicht, de dance macabre van Duistere Dexter met een bijzondere vriend.
Maar merde alors! De maan staat boven de Seine? Dexter is in Parijs! Quelle tragédie! Er kan geen Dans zijn, niet in Parijs! Hier is geen sprake van op zoek gaan naar die speciale vriend, hier is geen veilig, nachtelijk Miami, geen vriendelijk, verwelkomend oceaanwater voor de kliekjes. Hier zijn alleen de taxi’s, de toeristen en die reusachtige en eenzame maan.
En Rita natuurlijk. Overal Rita, die met haar woordenboek frutselt, en tientallen plattegronden, gidsen en folders dicht- en openvouwt, die allemaal volmaakt geluk beloven en dat wonder boven wonder nog waarmaken ook, voor haar. Alleen voor haar. Want haar pasgetrouwde, Parijse gelukzaligheid is een pure eenmansactie, en haar pas verworven echtgenoot, voormalig hogepriester van de grillige maan, de nu Drastisch Dralende Dexter, kan de maan alleen maar bewonderen en zich stevig vasthouden aan de ongeduldig trekkende Zwarte Ruiter, hopen dat er snel een einde komt aan al deze gelukkige waanzin en dat we snel weer teruggestuurd worden naar het goed geordende, normale bestaan van snappen en slachten van andere monsters.
Want Dexter weet niet anders dan dat hij vrijelijk kan snijden, met nette en gelukkige hand, die nu voornamelijk die van Rita vasthoudt, terwijl hij zich over de maan verwondert, zich wentelt in de ironie dat hij weliswaar op huwelijksreis is, maar dat de zoete genoegens van de maan verboden vruchten voor hem zijn.
Parijs dus. Dexter hobbelt gedwee in het kielzog van de in Luilekkerland verkerende Rita mee, staart en knikt waar dat nodig is en komt zo nu en dan met scherp en gevat commentaar, zoals ‘wow’ en ‘uh-huh’, terwijl Rita aan al haar opgekropte verlangens naar Parijs toegeeft, die al die jaren in haar hebben gewoed en nu eindelijk worden vervuld.
Maar zelfs Dexter is toch zeker niet immuun voor de legendarische betoveringen van de Lichtstad? Zelfs hij moet toch de glorie ervan aanschouwen en met een kleine synthetische stuiptrekking reageren, ergens in de donkere en lege diepte, waar een ziel zich zou moeten nestelen? Kan Dexter werkelijk in Parijs zijn en helemaal niets voelen?
Natuurlijk niet. Dexter voelt van alles en nog wat; Dexter is moe en verveelt zich. En Dexter staat te popelen om een speelkameraadje te vinden. Hoe eerder hoe beter, om heel eerlijk te zijn, want om de een of andere reden lijkt Getrouwd Zijn de lekkere trek ietwat aan te scherpen.
Maar dat hoort helemaal bij de deal, maakt allemaal deel uit van wat Dexter moet doen om te kunnen doen wat Dexter doet. In Parijs moet Dexter net als thuis maintenez le disguisement. Zelfs de wereldwijze Fransen zouden wel eens met gefronste wenkbrauwen kunnen stilstaan bij de gedachte dat er een monster in hun midden is, een onmenselijke vijand die alleen leeft om andere monsters over de rand naar een welverdiende dood te stoten. En Rita is in haar nieuwe rol van blozende bruid de perfecte dekmantel voor alles wat ik in werkelijkheid ben. Niemand kan zich ook maar voorstellen dat een kille en lege moordenaar gedwee achter zo’n toonbeeld van Amerikaans toerisme aan strompelt. Zeer zeker niet, mon frère. C’est impossible.
Helaas, momenteel zelfs très impossible. Onmogelijk om stilletjes een paar uurtjes weg te glippen om welverdiend een beetje plezier te maken. Hier niet, waar Dexter op onbekend terrein is en de werkwijze van de politie niet kent. Nooit op een vreemde plek of in het buitenland, waar de strikte regels van de Wet van Harry niet van toepassing zijn. Harry was een politieman uit Miami en in Miami was alles wat hij zei precies zoals hij het had beschikt. Maar Harry sprak geen Frans en dus is hier het risico veel te groot, hoe krachtig de pulserende duisternis op de donkere achterbank ook aan me trekt.
Eigenlijk jammer, want de straten van Parijs zijn ervoor gemaakt om met sinistere bedoelingen in een hinderlaag te liggen. Ze zijn smal, donker en er valt voor een redelijk denkend mens geen logische orde in te ontdekken. Hoe gemakkelijk is het niet om je Dexter voor te stellen, gehuld in een cape en met in de hand een glanzend lemmet geklemd, die door deze schimmige steegjes naar een dringende afspraak glipt, ergens in de buurt, in een van deze zelfde oude gebouwen die zich over je heen lijken te buigen en eisen dat je stout bent.
En de straten zelf zijn zo volmaakt om amok te maken: gemaakt van grote blokken steen die in Miami al lang geleden onder de sloophamer terecht zouden zijn gekomen en door de voorruit van langsrijdende auto’s waren geslingerd, of aan een bouwondernemer zouden zijn verkocht om nieuwe wegen aan te leggen.
Maar helaas is dit Miami niet. Dit is Parijs. En dus beid ik mijn tijd, consolideer deze cruciale, nieuwe fase van Dexters denkmantel, in de hoop dat ik deze ene week van Rita’s droomhuwelijksreis weet door te komen. Ik drink de Franse koffie, die naar Miami-maatstaven slap is, en de vin de table, zo rood dat die me verontrustend veel aan bloed doet denken, en verwonder me erover dat mijn nieuwe vrouw zo goed is in het opzuigen van alles wat Frans is. Ze heeft heel lief leren blozen wanneer ze table pour deux, s’il vous plaît zegt, en de Franse obers hebben onmiddellijk in de gaten dat dit een spiksplinternieuw echtpaar is en, bijna alsof ze allemaal op de tijd vooruitlopen en samenspannen om Rita’s romantische fantasieën aan te moedigen, glimlachen ze opgetogen, brengen ons buigend naar een tafel en barsten in een koor van ‘La Vie en rose’ uit.
Ah, Parijs. Ah, l’amour.
We vullen onze dagen met de straten afstruinen, en blijven staan wanneer op de kaart weer zo’n verschrikkelijk belangrijke verwijzing staat aangegeven. De avonden brengen we door in schilderachtige eettentjes, veelal met een extra bonus in de vorm van Franse livemuziek. We bezoeken zelfs een voorstelling van De ingebeelde zieke in de Comédie Française. Om de een of andere reden wordt die in zijn geheel in het Frans gespeeld, maar Rita lijkt ervan te genieten.
Twee avonden later lijkt ze de show in de Moulin Rouge net zo geweldig te vinden. Sterker nog, ze lijkt in Parijs bijna overal van te genieten, zelfs van een boottochtje, heen en terug over de rivier. Ik wijs haar er maar niet op dat er in Miami veel leukere boottochtjes te maken zijn, boottochtjes waar zij nooit belangstelling voor heeft getoond, maar nu begin ik me toch ernstig af te vragen wat ze daarvan zou vinden.
Met Dexter als weerspannige stoottroep bestormt ze elk monument in de stad, en niets staat haar daarbij in de weg. De Eiffeltoren, Arc de Triomphe, Sacré-Coeur, Notre-Dame, ze vallen allemaal ten prooi aan haar felle, blonde blik en meedogenloze reisgids.
Het begint erop te lijken dat het een ietwat hoge prijs is voor een vermomming, maar Dexter is de perfecte soldaat. Hij ploetert voort onder de zware bepakking van plicht en waterflessen. Hij klaagt niet over de hitte, zijn zere voeten, de enorme, afstotelijke mensenmassa’s in hun te strak zittende korte broeken, toeristen-T-shirts en teenslippers.
Eén keer doet hij echter een poging om bij de les te blijven. Tijdens de stap-op-stap-af-bustour door Parijs dreunt het voorgeprogrammeerde bandje in acht talen de verschillende fascinerende, historisch reusachtig belangrijke locaties op, en er komt spontaan een gedachte in Dexters langzaam versmachtende brein op. Het lijkt niet meer dan rechtvaardig dat er in de Stad van de Eeuwige Accordeonmuziek een klein, cultureel bedevaartsoord moet zijn voor een lankmoedig monster, en ik weet nu wat dat is. Bij de volgende halte blijf ik bij het portier van de bus staan en stel aan de chauffeur een eenvoudige en onschuldige vraag.