Deborah keek me aan, maar er kwam niet echt een advies of inzicht bij me op, dus glimlachte ik alleen maar. Om de een of andere reden maakte dat haar kwaad; ze fronste driftig haar wenkbrauwen en trok haar lippen tot een heel dunne streep. Ze wendde zich tot Meza en zei op een perfecte Kille Smeris-toon: ‘Bent u Hernando Meza?’
‘Wat er van hem over is, ja,’ zei Meza. ‘Hé, je klinkt als een smeris. Ben je soms hier omdat ik tijdens de honkbalwedstrijd van de Marlins in m’n nakie heb rondgerend?’
‘We willen u graag een paar vragen stellen,’ zei Debs. ‘Mogen we binnenkomen?’
‘Nee,’ zei hij.
Deborah had al een voet opgetild, leunde met haar gewicht naar voren in de verwachting dat Meza, net als ieder ander in de wereld, haar automatisch binnen zou laten. Nu kwam ze met een ruk tot stilstand en deed een halve stap naar achteren. ‘Sorry?’ zei ze.
‘Néééé,’ zei Meza, en hij rekte het woord uit alsof hij tegen een idioot praatte die het woord niet begreep. ‘Néééé, je mag niet binnenkomen.’ En met een vingerbeweging op het rolstoelpaneel sprong de rolstoel heel agressief op ons af.
Deborah maakte een wilde sprong opzij, hervond haar professionele waardigheid en ging weer voor Meza staan, hoewel op veilige afstand. ‘Oké,’ zei ze. ‘Dan doen we het hier.’
‘O, ja,’ zei Meza, ‘laten we hét hier doen.’ En met een paar vingerbewegingen met de joystick liet hij zijn stoel een paar keer enkele centimeters voor- en achteruit springen. ‘Yeah baby, yeah baby, yeah baby,’ zei hij.
Deborah was duidelijk de regie kwijt over de ondervraging van haar verdachte, wat haar een sneer uit het smerissenhandboek zou opleveren. Ze sprong weer opzij, volkomen in de war door Meza’s imitatie-rolstoelseks, en hij reed in zijn stoel achter haar aan. ‘Kom op, ma, kom maar op!’ riep hij met een stem die het midden hield tussen een luidruchtige gniffel en gehijg.
Het spijt me als het klinkt alsof ik iets zou voelen, maar soms krijg ik een tikje sympathie voor Deborah, die werkelijk heel erg haar best doet. Terwijl Meza al stuiterend kleine uitvallen naar Deborah deed, liep ik achter hem langs, bukte me over de achterkant van de stoel en trok de accustekker los. De jammerende motor hield ermee op en de stoel kwam met een schok tot stilstand. Je hoorde alleen nog een sirene in de verte en het gerammel van Meza die met zijn vingers tegen de joystick duwde.
Miami is in het gunstigste geval een stad van twee culturen en twee talen, en degenen onder ons die zich in beide hebben verdiept, hebben geleerd dat een andere cultuur ons veel nieuwe en prachtige dingen kan leren. Ik heb dit concept altijd omarmd, en dat verdiende zich nu terug, omdat Meza in zowel Spaans als Engels geweldig creatief bleek te zijn. Hij werkte een indrukwekkende lijst standaardwoorden af, vervolgens kwam zijn artistieke kant tot volle bloei en schold hij me uit voor dingen die nooit hebben bestaan, behalve misschien in een parallel universum dat door Hiëronymus Bosch was bedacht. De voorstelling was bovendien enigszins surrealistisch onwaarschijnlijk, want Meza’s stem was zwak en schor, maar dat hinderde hem niet. Ik was oprecht met ontzag vervuld en Deborah was dat kennelijk ook, want we bleven beiden domweg staan luisteren tot Meza ten slotte uitgeput raakte en met ‘klootzak’ eindigde.
Ik deed een stap naar voren en ging naast Debs staan. ‘Dat moet je niet zeggen,’ zei ik en hij staarde me alleen maar nijdig aan. ‘Dat is zo prozaïsch en je hebt wel meer in je mars. En dat “misbaksel van een zak buidelratkots”? Schitterend.’ Ik trakteerde hem op een applausje.
‘Stop de stekker er weer in, pedo de puta,’ zei hij. ‘Dan zien we wel hoe grappig je bent.’
‘Om vervolgens door die sportieve SUV van je overreden te worden?’ zei ik. ‘Nee, dank je wel.’
Nadat ze het tafereel verbijsterd had gadegeslagen, schrok Deborah wakker en schoot weer in haar alfarol. Ze duwde me aan de kant en staarde Meza opnieuw met een uit steen gehouwen gezicht aan. ‘Meneer Meza, we willen dat u een paar vragen beantwoordt, en als u weigert mee te werken, neem ik u mee naar het bureau en stel ze daar.’
‘Doe dat maar, kutwijf,’ zei hij. ‘Mijn advocaat zal ervan smullen.’
‘We kunnen hem hier ook laten staan,’ stelde ik voor. ‘Totdat er iemand langskomt, hem steelt en als schroot gaat verkopen.’
‘Stop de stekker er weer in, etterhagedis.’
‘Hij herhaalt zichzelf,’ zei ik tegen Deborah. ‘Volgens mij putten we hem uit.’
‘Hebt u gedreigd om de directeur van het toeristenbureau te vermoorden?’ vroeg Deborah.
Meza begon te huilen. Dat was geen prettige aanblik; hij liet zijn hoofd krachteloos naar een kant vallen en uit zijn mond en neus droop slijm dat zich met de tranen mengde en vervolgens over zijn gezicht marcheerde. ‘Klootzakken,’ zei hij. ‘Ze hadden míj moeten vermoorden.’ Hij snufte zo zwakjes dat het niets uithaalde en alleen maar een nat geluidje voortbracht. ‘Kijk mij nou, kijk eens wat ze gedaan hebben,’ zei hij met schorre, hese stem.
‘Wat hebben ze dan met u gedaan, meneer Meza?’ zei Debs.
‘Kijk nou naar me,’ snufte hij. ‘Zij hebben dit gedaan. Kijk nou. Ik woon in een chingado-stoel, kan niet eens pissen zonder dat een of andere maricón-zuster m’n lul moet vasthouden.’ Hij keek op, opnieuw zat er door het snot heen een tikje uitdaging in zijn blik. ‘Willen jullie die puercos soms ook vermoorden?’ zei hij.
‘U zegt dat zij u dit hebben aangedaan?’ vroeg Debs.
Hij snotterde nogmaals. ‘Is op m’n werk gebeurd,’ zei hij ietwat verdedigend. ‘Ik was op m’n werk, maar zij zeiden, nee, een auto-ongeluk, ze wilden niet betalen. En toen hebben ze me ontslagen.’
Deborah opende haar mond, maar deed hem met een hoorbare klap weer dicht. Volgens mij had ze iets willen zeggen als: ‘Waar was u afgelopen nacht tussen halfvier en vijf,’ en bedacht ze dat hij hoogstwaarschijnlijk hier in zijn elektrische rolstoel had gezeten. Maar Meza was scherp en hij had het ook gemerkt.
‘Wat,’ zei hij, heftig snotterend, en hij wist werkelijk een heel klein stroompje snot te verplaatsen. ‘Heeft iemand eindelijk een van die chingado maricones vermoord? En jullie denken dat ik het niet kan zijn geweest omdat ik in deze stoel zit? Bitch, stop de stekker er weer in, dan zal ik je laten zien hoe gemakkelijk ik iemand vermoord als ik nijdig ben.’
‘Welke maricón heb je vermoord?’ vroeg ik hem en Deborah gaf me een elleboogstoot, ook al wist ze nog altijd niets te zeggen.
‘Degene die dood is, klootzak,’ hijgde hij. ‘Ik hoop dat het dat teringwijf van een Jo Anne is, maar verdomme, ik vermoord ze allemaal voordat ik de pijp uitga.’
‘Meneer Meza,’ zei Deborah en er klonk een kleine aarzeling in haar stem door, wat wellicht op enig meegevoel voor een ander duidde. Bij Debs betekende dat dat ze teleurgesteld was, omdat ze besefte dat deze arme sloeber niet haar verdachte kon zijn. En opnieuw pikte Meza het op en ging tot de aanval over.
‘Ja, ik heb het gedaan,’ zei hij. ‘Boei me maar, kutwijf. Leg me maar op de grond achter de achterbank aan de ketting, bij de honden. Wat is er, ben je bang dat ik dat niet overleef? Doe het maar, bitch. Anders vermoord ik je net zoals ik dat met het bestuur heb gedaan.’
‘Niemand heeft het bestuur vermoord,’ zei ik.
Hij staarde me nijdig aan. ‘O nee?’ zei hij. Hij zwaaide zijn hoofd weer in de richting van Deborah, het snot flitste in het zonlicht op. ‘Waarom kom je me dan verdomme lastigvallen, shitzwijn?’
Deborah aarzelde en probeerde het nog één keer. ‘Meneer Meza,’ zei ze.