Выбрать главу

‘Ja,’ zei de jongen, blij spottend glimlachend, ‘en zeg dan dat ik je moet bellen als me nog iets te binnen schiet.’

Deborah schudde niet langer haar hoofd en snoof. ‘Oké, knul, jij wint,’ zei ze. Ze gooide hem haar visitekaartje toe, dat hij keurig opving. ‘Bel me als iets je te binnen schiet,’ zei ze.

‘Bedankt,’ zei hij en hij stond nog steeds te glimlachen toen we in de auto stapten en wegreden, hoewel ik niet wist of dat was omdat hij het kaartje echt leuk vond of dat hij zich vrolijk maakte omdat hij Deborah te pakken had genomen.

Ik keek op de lijst die naast haar op de stoel lag. ‘Brandon Weiss is de volgende,’ zei ik. ‘Hm, een schrijver. Hij heeft een paar advertenties geschreven die hun niet bevielen en werd ontslagen.’

Deborah sloeg haar ogen ten hemel. ‘Een schrijver,’ zei ze. ‘Wat heeft hij gedaan, ze met een komma bedreigd?’

‘Nou, ze moesten de beveiliging erbij halen om hem uit het pand te krijgen.’

Deborah draaide zich naar me toe en keek me aan. ‘Een schrijver,’ zei ze. ‘Kom op, Dex.’

‘Sommigen kunnen behoorlijk fel zijn,’ zei ik, hoewel het mij ook wel een tikje vergezocht in de oren klonk.

Deborah keek weer naar het verkeer, knikte en kauwde op haar lip. ‘Adres?’ vroeg ze.

Ik keek weer op het vel papier. ‘Dit lijkt er meer op,’ zei ik, terwijl ik las dat het adres vlak in de buurt van North Miami Avenue was. ‘Midden in het Miami Design District. Waar zou een moorddadige ontwerper anders gaan wonen?’

‘Dat zal jij wel weten,’ zei ze, nogal onbehouwen, vond ik, maar niet meer dan anders, dus zei ik maar niets.

‘Het kan onmogelijk erger zijn dan de eerste twee,’ zei ik.

‘Ja, drie keer is scheepsrecht,’ zei Deborah zuur.

‘Kom op, Debs,’ zei ik. ‘Een beetje enthousiaster, ja.’

Deborah reed van de snelweg af naar een parkeerplaats van een fastfoodtent, wat me hogelijk verbaasde, want om te beginnen was het nog geen lunchtijd en bovendien werd er in deze tent geen echt voedsel geserveerd, hoe snel ook.

Maar ze maakte geen aanstalten om naar het restaurant te gaan. In plaats daarvan sloeg ze de versnellingspook in de parkeerstand en draaide zich naar me toe. ‘Verdómme,’ zei ze en ik zag zo dat haar iets dwarszat.

‘Komt het door die knul?’ vroeg ik. ‘Of ben je nog steeds nijdig op Meza?’

‘Geen van beiden,’ zei ze. ‘Op jou.’

Als ik al verbaasd was over haar restaurantkeuze, was ik hier absoluut verbijsterd over. Ik? Ik speelde in mijn hoofd de ochtend nog eens af en vond niets aanstootgevends. Ik was de brave soldaat geweest van de chagrijnige generaal die ze was; ik had zelfs minder dan anders inzichtelijk en intelligent commentaar geleverd, waarvoor ze werkelijk dankbaar zou moeten zijn, want zij was daar meestal het doelwit van.

‘Sorry,’ zei ik. ‘Ik weet niet wat je bedoelt.’

‘Ik bedoel jóú,’ zei ze, wat geen steek opschoot. ‘Jij helemaal.’

‘Ik weet nog steeds niet wat je bedoelt,’ zei ik. ‘Zoveel is er niet van mij.’

Deborah sloeg met haar vlakke hand op het stuur. ‘Godverdomme, Dexter, dat slimme shitspelletje werkt niet meer bij mij.’

Heb je ooit wel eens een verbazingwekkende, heldere, stellige zin gehoord, zomaar op straat of ergens in een menigte, die zo krachtig en doelbewust wordt uitgesproken dat je er absoluut naar hunkert om te weten wat hij betekent, juist omdat hij zo krachtig en kristalhelder is? En je wilt achter degene aangaan die hem heeft uitgesproken, ook al ken je diegene niet, alleen maar om erachter te komen wat de zin betekent en welk effect die heeft op de levens van de mensen die erbij betrokken zijn?

Dat gevoel had ik nu: ik had totaal geen idee waar ze het over had, maar ik wilde het echt graag weten.

Gelukkig voor mij liet ze me niet wachten.

‘Ik weet niet of ik dit nog wel aankan,’ zei ze.

‘Wat?’

‘Ik rijd in een auto rond met een kerel die zo’n beetje tien, vijftien mensen heeft vermoord.’

Het is nooit leuk om zo schromelijk onderschat te worden, maar ik vond het onbeleefd om haar terecht te wijzen. ‘Oké,’ zei ik.

‘Ik hoor mensen zoals jij te vángen, en ze voorgoed achter de tralies te stoppen, maar jij bent mijn bróér!’ zei ze, en bij elke lettergreep sloeg ze op het stuur om ze te benadrukken, wat echt niet hoefde, want ik hoorde haar heel duidelijk. En ten slotte begreep ik waarom ze de laatste tijd zo chagrijnig was geweest, hoewel ik nog steeds geen idee had waarom ze uitgerekend nu de hele toestand zo moest opblazen.

Mijn zus had pas onlangs van mijn kleine hobby te horen gekregen, en nadat ik erover had nagedacht, realiseerde ik me dat er vele geldige redenen waren waarom ze die afkeurde. Uiteraard de handeling op zich al, en ik beken ruiterlijk dat die niet voor iedereen weggelegd is. Voeg daar nog eens het feit bij dat alles wat ik was, was goedgekeurd, in elkaar gefabriceerd zelfs, door haar vader, Sint Harry in het Blauwe Pak; Harry, in wiens schone en glanzende kielzog ze dacht te treden. En nu had ze ontdekt dat er nog een alternatief pad was, dat uit dezelfde heilige voeten was gestampt, en dit pad voerde vrolijk naar duistere plekken in het bos. Zij stond lijnrecht tegenover alles wat mijn wonderbaarlijke ik was, en we waren allebei door dezelfde hand geschapen. Als je erover nadacht, was het een behoorlijk Bijbelse aangelegenheid.

Natuurlijk was er een hoop te zeggen voor wat ze zei, en als ik werkelijk zo slim was geweest als ik dacht, zou ik hebben geweten dat we op een bepaald moment dit gesprek zouden gaan krijgen, en dan was ik er klaar voor geweest. Maar ik was zo stom geweest aan te nemen dat er in de wereld niets zo machtig is als de status quo, en Deborah had me overrompeld. Bovendien, voor zover ik wist, was er pasgeleden niets gebeurd waarvoor deze confrontatie aanleiding was; waar komt dat allemaal toch vandaan?

‘Het spijt me, Debs,’ zei ik. ‘Maar, eh, wat wil je dat ik doe?’

‘Ik wil dat je ermee óphoudt,’ zei ze. ‘Ik wil dat je iemand anders wordt.’ Ze keek me met vertrokken lippen aan, en toen keek ze weer de andere kant op, uit het zijraampje, weg van de US1 en over het verhoogde Mensentransportspoor. ‘Ik wil dat je… de vent bent die ik altijd dacht dat je was.’

Ik mag graag denken dat ik vindingrijker ben dan de meesten. Maar op dat moment had ik net zo goed gekneveld aan de spoorrails vastgebonden kunnen zijn geweest. ‘Debs,’ zei ik. Het was niet veel, maar kennelijk de enige kogel die ik in mijn magazijn had.

‘Godverdómme, Dex,’ zei ze, en ze sloeg zo hard op het stuur dat de hele auto schudde. ‘Ik kan er zelfs niet over praten, zelfs niet met Kyle. En jij…’ Ze sloeg nogmaals op het stuur. ‘Hoe kan ik zelfs maar weten dat je me de waarheid vertelt, dat paps je hiertoe heeft aangezet?’

Waarschijnlijk klopt het niet helemaal als ik zeg dat mijn gevoelens gekwetst waren, want ik weet vrij zeker dat ik die niet heb. Maar de opmerking was zo onrechtvaardig dat het me echt pijn leek te doen. ‘Ik zou jou niet voorliegen,’ zei ik.

‘Elke dag van je leven waarop je me niet hebt verteld wat je in werkelijkheid was, heb je me voorgelogen,’ zei ze.

Ik ben als ieder ander even vertrouwd met de newagefilosofie en dr. Phil, maar er komt een punt waarop de realiteit absoluut tussenbeide moet komen, en dat punt hadden we volgens mij nu bereikt. ‘Oké, Debs,’ zei ik. ‘En wat had je gedaan als je wist wie ik werkelijk was?’

‘Dat weet ik niet,’ zei ze. ‘Ik weet het nog steeds niet.’

‘Nou dan,’ zei ik.

‘Maar ik moet íéts doen.’

‘Waarom?’

‘Omdat je mensen hebt vermóórd, godverdomme!’ zei ze.

Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik kan er niets aan doen,’ zei ik. ‘En ze verdienden het stuk voor stuk.’

‘Het deugt niet!’

‘Dit is wat paps wilde,’ zei ik.

Een groep middelbareschoolkinderen liep langs de auto en ze staarden naar ons. Een van hen zei iets en ze moesten allemaal lachen. Ha ha. Kijk dat rare stel eens ruziemaken. Die slaapt vanavond op de bank, ha ha.