Выбрать главу

‘Morgan,’ zei hij. ‘Ga zitten.’

Ik vond het heel aardig van hem dat ik van hem in mijn eigen stoel mocht zitten. Hij keek me een hele poos aan, terwijl hij op een uit zijn mondhoek stekende tandenstoker kauwde. Hij was een peervormige vent, niet erg aantrekkelijk, en op dit moment nog minder zelfs. Hij had zijn aanzienlijke achterwerk in de extra stoel gepropt en los van de tandenstoker lurkte hij aan een reusachtige fles Mountain Dew, waarvan hij al iets op zijn groezelige witte overhemd had gemorst. Zijn voorkomen, samen met de manier waarop hij me zwijgend aanstaarde alsof hij hoopte dat ik in tranen zou uitbarsten en iets zou opbiechten, was op z’n zachtst gezegd extreem irritant. Dus drong ik de verleiding terug om in een snotterend hoopje in te storten, pakte een labverslag uit mijn postbakje en begon te lezen.

Even later schraapte Coulter zijn keel. ‘Oké,’ zei hij en ik keek op en trok een beleefde wenkbrauw naar hem op. ‘We moeten het over je verklaring hebben.’

‘Welke?’ zei ik.

‘Toen je zus werd neergestoken,’ zei hij. ‘Een paar dingen kloppen niet.’

‘Oké,’ zei ik.

Coulter schraapte nogmaals zijn keel. ‘Dus, eh… Vertel me nog een keer wat je hebt gezien.’

‘Ik zat in de auto,’ zei ik.

‘Hoe ver weg?’

‘O, misschien vijftien meter,’ zei ik.

‘Uh-huh. Waarom was je niet met haar meegegaan?’

‘Nou,’ zei ik, en ik vond dat het hem geen snars aanging, ‘ik zag het nut er niet van in.’

Hij staarde nog wat langer en schudde zijn hoofd. ‘Je had haar kunnen helpen,’ zei hij. ‘Misschien die vent ervan kunnen weerhouden om haar neer te steken.’

‘Misschien wel,’ zei ik.

‘Je had als haar partner kunnen optreden,’ zei hij. Het was duidelijk dat de heilige band van het partnerschap nog altijd sterk aan Coulter trok, dus ik verbeet de impuls om iets te zeggen, en even later knikte hij en ging verder.

‘Dus de deur gaat open en boem, hij steekt een mes in haar?’

‘De deur gaat open en Deborah laat hem haar badge zien,’ zei ik.

‘Weet je dat zeker?’

‘Ja.’

‘Maar je zat op vijftien meter afstand?’

‘Ik heb heus heel goede ogen,’ zei ik, en ik vroeg me af of iedereen die vandaag bij me langskwam zo in en in ergerlijk zou zijn.

‘Oké,’ zei hij. ‘En toen?’

‘Toen,’ zei ik, terwijl ik in een verschrikkelijke slow motion dat moment zo helder als wat opnieuw beleefde, ‘viel Deborah neer. Ze probeerde op te staan, dat kon ze niet en ik ben haar te hulp gesneld.’

‘En die kerel Dankawitz, hoe die ook mag heten, was hij er de hele tijd bij?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Hij was weg, en kwam weer terug toen ik bij Deborah in de buurt was.’

‘Uh-huh,’ zei Coulter. ‘Hoe lang is hij weg geweest?’

‘Misschien tien seconden, niet langer,’ zei ik. ‘Wat doet dat ertoe?’

Coulter haalde de tandenstoker uit zijn mond en staarde ernaar. Kennelijk vond hij die er ook verschrikkelijk uitzien, want na er even over te hebben nagedacht gooide hij hem in mijn prullenbak. Natuurlijk miste hij. ‘Het probleem is dit,’ zei hij. ‘De vingerafdrukken op het mes zijn niet van hem.’

Ongeveer een jaar geleden had ik een scheefgegroeide tand laten verwijderen en de tandarts had me toen lachgas toegediend. Even ging diezelfde sensatie van zweverige malligheid door me heen. ‘De… hm… vingerafdrukken?’ wist ik uiteindelijk te stamelen.

‘Ja,’ zei hij, en hij nam snel een slok uit de reusachtige frisdrankfles. ‘Toen we hem arresteerden, hebben we natuurlijk zijn vingerafdrukken afgenomen.’ Hij veegde met zijn pols zijn mondhoek af. ‘En die hebben we vergeleken met die op het handvat van het mes. En, hé. Ze komen niet overeen. Dus ik zat te denken, hoe kan dat nou, verdomme, ja?’

‘Natuurlijk,’ zei ik.

‘Dus dacht ik, stel dat ze met z’n tweeën waren, want hoe kan het anders, ja?’ Hij haalde zijn schouders op en, helaas voor ons allemaal, frummelde nog een tandenstoker uit zijn overhemdzak en begon erop te kauwen. ‘Daarom moet ik je nogmaals vragen wat je volgens jou hebt gezien.’

Hij keek me met een volslagen geconcentreerde, stompzinnige blik aan en ik moest mijn ogen dichtdoen om überhaupt te kunnen nadenken. Ik speelde het tafereel nogmaals in mijn geheugen af: Deborah die bij de deur wachtte, de deur die openging. Deborah die haar badge liet zien en daarna plotseling viel, maar ik herinnerde me alleen het profiel van de man, geen bijzonderheden. De deur gaat open, Deborah laat haar badge zien, het profiel… Nee, dat was het. Meer details waren er niet. Donker haar en een licht overhemd, maar dat gold voor de halve wereld, met inbegrip van Doncevic die ik even later voor het hoofd had geschopt.

Ik deed mijn ogen open. ‘Volgens mij was het dezelfde vent,’ zei ik en hoewel ik hem om de een of andere reden liever niet meer wilde vertellen, deed ik dat toch. Tenslotte vertegenwoordigde hij de Waarheid, Rechtvaardigheid en de American Way, hoe onaantrekkelijk ook. ‘Maar om je de waarheid te zeggen, weet ik het niet echt zeker. Het ging allemaal te snel.’

Coulter beet op de tandenstoker. Ik keek toe hoe hij er in zijn mondhoek even mee stuntelde, terwijl hij zich probeerde te herinneren hoe hij moest praten. ‘Dus ze hadden ook met z’n tweeën kunnen zijn geweest,’ zei hij ten slotte.

‘Zou kunnen,’ zei ik.

‘Een van hen steekt haar neer, vlucht naar binnen met: shit, wat heb ik nou gedaan,’ zei hij. ‘En de ander denkt: shit, en rent naar buiten om te kijken, en jij verkoopt hem een oplawaai.’

‘Het is mogelijk,’ zei ik.

‘Met z’n tweeën,’ herhaalde hij.

Ik zag het nut er niet van in om dezelfde vraag twee keer te beantwoorden, dus ik bleef zitten toekijken hoe hij met z’n tandenstoker wurmde. Als ik had gedacht dat ik eerder last had gehad van een onaangenaam gerommel, dan was dat niets vergeleken bij de maalstroom vol ongemak die zich nu in me vormde. Als Doncevics vingerafdrukken niet op het mes zaten, had hij Deborah niet neergestoken; dat is fundamenteel, Dierbare Dexter. En als hij Deborah niet had neergestoken, was hij onschuldig en had ik een reusachtige fout gemaakt.

Dit zou me echt niet moeten dwarszitten. Dexter doet wat hij moet doen, en de enige reden dat hij dat bij degenen doet die dat dubbel en dwars verdienen, komt door Harry’s opleiding. Want als het aan de Zwarte Ruiter ligt, zou het ook gewoon willekeurig kunnen gebeuren. De opluchting kwam als een zaligheid bij ons aan. Mijn keus is slechts ingegeven door de door Harry opgelegde ijzige logica van het mes.

Maar het kon zijn dat Harry’s stem dieper in me zat dan ik ooit had gedacht, want het idee dat Doncevic onschuldig kon zijn, bracht me in verwarring. En nog voor ik greep kon krijgen op deze akelige, ongemakkelijke sensatie, merkte ik dat Coulter me aanstaarde.

‘Ja,’ zei ik, er helemaal niet zeker van wat dat betekende.

Coulter gooide nogmaals een gehavende tandenstoker naar de prullenbak. Hij miste opnieuw. ‘Waar is die andere kerel dan?’ zei hij.

‘Dat weet ik niet,’ zei ik tegen hem. En dat klopte.

Maar daar wilde ik dolgraag achter komen.

16

Ik hoorde collega’s regelmatig zeggen dat ze zitten te ‘balen’ en ik vond altijd dat ik gezegend was, omdat ik niet in staat ben om last te hebben van iets met zo’n lelijk woord. Maar de laatste paar uur van mijn werkdag kon je het niet anders noemen. Dexter van het Glanzende Mes, Dexter de Hertog van de Duisternis, Dexter de Harde en Scherpe en Volslagen Lege zat te balen. Dat was natuurlijk ongemakkelijk, maar het was nu eenmaal zo en ik had geen energie om er iets aan te doen. Ik zat aan mijn bureau met paperclips rond te schuiven en wilde dat ik net zo makkelijk de beelden uit mijn hoofd kon schuiven: de vallende Deborah, mijn voet die contact maakt met Doncevics hoofd, het opgeheven mes, de neerkomende zaag…