Toen ik de volgende ochtend op mijn werk kwam, was ik vast van plan onmiddellijk aan de slag te gaan en alles uit te zoeken wat ik over Doncevic en zijn mysterieuze partner kon vinden. Maar ik had mijn koffie nog niet op mijn bureau gezet toen ik al een bezoekje kreeg van de Geest van een Verschrikkelijk Mislukte Kerstmis, in de persoon van Israel Salguero van interne zaken. Hij zweefde stilletjes naar binnen en ging zonder enig geluid in de klapstoel tegenover me zitten. Er zat een zekere fluwelen dreiging in die beweging waar ik bewondering voor zou kunnen hebben, als ze niet voor mij bedoeld was. Ik keek naar hem en hij keek even naar mij, alvorens ten slotte te knikken en te zeggen: ‘Ik heb je vader gekend.’
Ik knikte en nam het enorme risico om zonder mijn ogen van Salguero af te wenden van mijn koffie te nippen.
‘Hij was een goeie smeris, en een goeie vent,’ zei Salguero. Hij sprak zachtjes, wat paste bij zijn geruisloze bewegingen, en hij had een spoortje van een accent dat veel Cubaanse Amerikanen van zijn generatie hebben. Sterker nog, hij had Harry heel goed gekend en Harry had een hoge pet van hem opgehad. Maar dat was in het verleden en Salguero was nu een heel gerespecteerde en uitermate gevreesde inspecteur van Interne Zaken, en er kon niets goeds van komen wanneer hij mij of Deborah aan een onderzoek onderwierp.
Met de gedachte dat het waarschijnlijk maar het beste was om af te wachten en hem ter zake te laten komen, nam ik nog een slokje koffie. Die smaakte lang niet zo goed als voor de komst van Salguero het geval was geweest.
‘Ik wil deze kwestie graag zo snel mogelijk opgehelderd hebben,’ zei hij. ‘Ik weet zeker dat jij noch je zus je ergens zorgen over hoeft te maken.’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ik, en ik vroeg me af waarom ik niet gerustgesteld was, tenzij, uiteraard, vanwege het feit dat mijn hele leven was opgebouwd rondom het concept om niet op te vallen, en dan voelde het bepaald niet prettig wanneer een getrainde onderzoeker tussen de kieren gluurde.
‘Als er iets is wat je me wilt vertellen,’ zei hij, ‘mijn deur staat altijd voor je open.’
‘Heel erg bedankt,’ zei ik en omdat er verder niets meer te zeggen viel, deed ik dat ook maar niet. Salguero keek me nog een ogenblik aan, knikte toen, gleed van zijn stoel en liep de deur uit, terwijl ik me afvroeg hoe diep de Morgans in de puree zaten. Het kostte me een paar minuten en een volle kop koffie om zijn bezoek uit mijn hoofd te zetten en me op de computer te concentreren.
Dat deed ik dan ook, wat me vervolgens een prachtige verrassing opleverde.
Toen ik aan het werk toog, checkte ik werktuiglijk mijn e-mail. Er waren twee memo’s van het departement die mijn onmiddellijke onoplettendheid opeisten, een advertentie die me een paar centimeter extra beloofde van een niet nader genoemde lengte, en een bericht zonder onderwerp dat ik bijna wiste, tot ik zag van wie het kwam: bweiss@aol.com.
Het had anders moeten zijn, maar het duurde even voor de naam tot me doordrong en ik had mijn vinger al op de muisknop om het bericht te wissen toen er iets in mijn hoofd klikte en ik aarzelde.
Bweiss. De naam kwam me op de een of andere manier bekend voor. Misschien was het Weiss, eerste voornaam B., zoals in de meeste e-mailadressen. Dat leek logisch. En als de B voor Brandon stond, zou dat zelfs nog logischer zijn. Want dat was precies degene die ik wilde natrekken.
Wat attent van hem om contact met me te zoeken.
Ik opende de e-mail van Weiss met meer dan normale belangstelling en popelde om erachter te komen wat hij me te zeggen had. Maar tot mijn grote teleurstelling had hij me kennelijk helemaal niets te vertellen. Er stond alleen maar een internetlink, onderstreept en in blauwe letters, zonder enig commentaar op het midden van de pagina.
http://www.youtube.com/watch?v=99lrj?42n
Wat interessant. Brandon wilde zijn video’s met me delen. Maar wat voor video kon dat in hemelsnaam zijn? Misschien zijn favoriete rockband? Of een montageclip van zijn lievelings-tv-show? Of nog meer van het soort film dat hij naar het toeristenbureau had gestuurd? Dat zou heel attent zijn.
Ik klikte op de link, terwijl een warme en pluizige gloed opbloeide op de plek waar mijn hart had moeten zitten, en wachtte tot het scherm zich zou openen. Ten slotte kwam de kleine box tevoorschijn en ik klikte op de afspeelknop.
Even was er alleen duisternis. Toen kwam een korrelig beeld tot leven en keek ik vanuit een vaste camera, die ergens vlak bij het plafond was bevestigd, naar wit porselein, hetzelfde shot waarmee de video van het toeristenbureau begon. Ik was enigszins teleurgesteld, hij had me alleen maar een link gestuurd van een film die ik al had gezien. Maar daarop klonk er een zacht glibberig geluid en in de hoek van het scherm ontstond beweging. Een donkere figuur strompelde in beeld en gooide iets op het witte porselein.
Doncevic.
En de donkere figuur? Drieste Dexter met de kuiltjes in zijn wangen, natuurlijk.
Mijn gezicht was niet te zien, maar er was geen twijfel over mogelijk. Dat was Dexters rug, zijn kapsel van zeventien dollar, de kraag van Dexters prachtige donkere overhemd krulde om Dexters prachtige, edele nek…
Mijn teleurstelling was compleet weggevaagd. Dit was tenslotte een spiksplinternieuwe video, die ik nog nooit had gezien, en ik popelde onmiddellijk om hem voor het eerst te zien.
Ik keek toe hoe Verleden Dexter rechtop ging staan en om zich heen keek; gelukkig nog altijd zonder zijn gezicht aan de camera te laten zien. Slimme jongen. Dexter liep uit beeld en was weg. De berg in de badkuip bewoog een beetje en toen kwam Dexter terug en pakte de zaag op. Het blad snorde, de arm ging omhoog…
En duisternis. Einde video.
Een paar minuten bleef ik zwijgend, verbijsterd en verdoofd zitten. Er klonk gekletter in de gang. Iemand kwam het lab in en opende een la, deed hem weer dicht en vertrok. De telefoon ging, ik nam niet op.
Dat was ik. Op YouTube. In volle, glorierijke, levende en enigszins korrelige kleuren. Dexter met de Dodelijke kuiltjes staarde nu naar een kleine, klassieke film. Lach naar de camera, Dexter. Zwaai maar naar het aardige publiek. Ik was nooit erg dol op homevideo’s geweest, en hiervan werd ik nog kouder dan ooit. Maar daar was ik, niet alleen op film gezet, maar ook nog op YouTube geplaatst, zodat de hele wereld het kon zien en bewonderen. Het was meer dan mijn geest kon bevatten, mijn gedachten draaiden alleen maar in een cirkeltje rond, als een zich steeds herhalende filmclip. Dat was ik, ik kon het niet zijn, maar ik was het wel; ik moest iets doen, maar wat? Ik wist het niet, maar iets… want dat was ik.
De zaken werden er zonder meer interessanter op, vind je ook niet?
Oké, dat was ik. Het was duidelijk dat er ergens boven de badkuip een verborgen camera zat. Weiss en Doncevic hadden die gebruikt voor hun decoratieve projecten en hij was er nog toen ik opdook. Wat betekende dat Weiss nog steeds ergens in de buurt was…
Maar nee, dat hoefde helemaal niet zo te zijn. Het was belachelijk eenvoudig om een camera met internet te verbinden en op een computer mee te kijken. Weiss kon overal zijn. Hij had de video gedownload en naar mij gestuurd…
Naar mij, dierbare anonieme mij, Dexter de bescheidene, die in de schaduwen zwoegt en nooit de publiciteit opzoekt voor welke van zijn goede werken dan ook. Maar uiteraard, in de afzichtelijke herrie van media-aandacht waar deze hele kwestie door werd omgeven, inclusief de aanval op Deborah, was mijn naam bijna zeker ergens gevallen. Dexter Morgan, de pretentieloze, forensische bolleboos, broer van degene die nagenoeg was afgeslacht. Eén foto, één beeld van het late nieuws, en hij had me te pakken.
Een kille en verschrikkelijke klomp landde in mijn maag. Zo gemakkelijk was het. Zo eenvoudig kon een verknipte etaleur erachter komen wie en wat ik was. Ik was al te lang te slim geweest en was eraan gewend geraakt dat ik de enige tijger in het bos was. En ik was vergeten dat wanneer er slechts één tijger is, een jager ongelooflijk gemakkelijk het spoor kan volgen.