Tussen Jennifer en haar been, Rita’s zonderlinge optreden en wat Weiss ook aan het doen was, zat het leven de laatste tijd vol verrassingen, en ze kwamen allemaal op één ding neer: mensen krijgen écht wat ze verdienen, hè?
Niet dat ik er nou veel aan had, maar ik vond deze gedachte heel vertroostend, en algauw dommelde ik weer in slaap.
De volgende ochtend was mijn hoofd een stuk helderder, of dat nou door Rita’s goede zorgen kwam of gewoon door mijn natuurlijke vrolijke metabolisme wist ik niet. Hoe dan ook, ik sprong met een volledig functionerend en krachtig werkend brein uit bed, en dat was maar goed ook.
Het nadeel was echter dat nu een goed werkend brein zich realiseerde in welke situatie ik me bevond, het ook een sterke neiging moest terugdringen om in paniek te raken, een koffer te pakken en te maken dat ik bij de grens kwam. Maar ook al zaten mijn geestelijke vermogens in de hoogste versnelling, ik kon geen grens bedenken die me voor de puinhoop kon behoeden waarin ik zat.
Maar uiteindelijk geeft het leven ons maar heel weinig echte keuzes, en de meeste daarvan zijn sowieso afschuwelijk, dus ging ik naar mijn werk, vastbesloten om Weiss op te sporen en niet te rusten tot ik hem had. Ik begreep hem nog steeds niet, en ook niet wat hij aan het doen was, maar dat betekende nog niet dat ik hem niet kon vinden. Nee, sterker nog: Dexter was zowel een bloedhond als een buldog, en wanneer hij je eenmaal op het spoor was, kon je je net zo goed overgeven en je de moeite besparen. Ik vroeg me af of ik die boodschap op een of andere manier aan Weiss kon overbrengen.
Ik ging een beetje vroeg naar mijn werk en wist daarom een kop koffie te bemachtigen die haast naar koffie smaakte. Ik nam hem mee naar mijn bureau en ging aan mijn computer aan de slag. Of, om helemaal accuraat te zijn, ik ging naar mijn computerscherm zitten staren en probeerde te bedenken hoe ik het beste aan het werk kon gaan. Ik was al bijna door mijn aanwijzingen heen en had het gevoel dat ik op een dood spoor zat. Weiss was me een stap vóór gebleven en ik moest toegeven dat hij nu overal kon zijn; voor hetzelfde geld hield hij zich ergens in de buurt op of was hij zelfs naar Canada teruggegaan, dat kon ik onmogelijk weten. En hoewel ik dacht dat mijn hersens weer volop functioneerden, boden ze me nu geen uitweg.
En toen, heel ver weg, boven op een met ijs bedekte bergpiek aan de verre horizon van Dexters geest, werd een seinvlag gehesen die in de wind wapperde. Ik tuurde naar de verte, probeerde het sein te lezen en eindelijk viel het kwartje. Vijf! zei ik. Ik knipperde tegen de schittering en las het nogmaals. Vijf.
Een prachtig cijfer, vijf. Ik probeerde me te herinneren of het een priemgetal was, en ontdekte dat ik niet meer wist wat dat inhield. Maar het was op dit moment een heel welkom cijfer, want ik had wel onthouden waarom het belangrijk was, priemgetal of niet.
Er stonden vijf video’s op Weiss’ YouTube-pagina. Een voor elke locatie waar Weiss zijn opgetuigde lijken had achtergelaten, een van de spelende Dexter… en nog een die ik nog niet had gezien toen Vince binnenkletterde en me voor werk wegriep. Het kon niet nog een ‘Nieuw Miami’-advertentie zijn met Deutsch in de hoofdrol, want Weiss was dat nog aan het filmen toen ik op de plaats delict aankwam. Dus het filmpje moest over iets anders gaan. En hoewel ik niet echt verwachtte dat ik daarmee bij Weiss kon komen, wist ik bijna zeker dat het me iets zou vertellen wat ik nog niet wist.
Ik greep mijn muis vast en ging geestdriftig naar YouTube, niet uit het veld geslagen door het feit dat ik op YouTube vaker naar mezelf had gekeken dan de bescheidenheid eigenlijk toestond. Ik klikte door naar de ‘Nieuw Miami’-pagina. Die was onveranderd, op het scherm lichtte de oranje achtergrond nog altijd achter de schreeuwende letters op. En aan de rechterkant stonden de vijf video’s, netjes op een rijtje in een thumbnail-galerie, precies zoals ik me dat herinnerde.
In de box van nummer vijf, de laatste onderaan, stond geen plaatje afgebeeld, alleen vlekkerige duisternis. Ik ging er met de cursor heen en klikte erop. Even gebeurde er niets; toen schokte er een dikke witte streep van links naar rechts over het scherm en er klonk trompetgeschal dat me merkwaardig bekend voorkwam. Daarna verscheen er een gezicht op het scherm — een glimlachende Doncevic met getoupeerd haar — en een stem begon ‘Dit is het verhaal’ te zingen, en ik realiseerde me waarom het me zo bekend voorkwam.
Het was de openingstune van The Brady Bunch.
De afgrijselijk opgewekte muziek dreunde over me heen en ik keek toe terwijl de stem wauwelde: ‘Dit is het verhaal van een vent, Alex, die eenzaam was, zich verveelde en op zoek was naar… eens iets anders.’ Toen verschenen links van Doncevic’ vrolijke gezicht de drie gerangschikte lijken. Terwijl het lied doorging, keek hij naar ze op en glimlachte naar ze. Ze glimlachten zelfs terug, dankzij de op hun gezicht geplakte plastic maskers.
De witte streep gleed weer over het scherm en de stem ging verder. ‘Dit is het verhaal van een vent, die Brandon heette en wat vrije tijd te besteden had.’ In het midden verscheen het gezicht van een man; Weiss? Hij was dertig of zo, ongeveer net zo oud als Doncevic, maar hij glimlachte niet tijdens de voortgang van het lied. ‘De twee kerels leefden samen, totdat Brandon weer alleen was.’ Aan de rechterkant van het scherm verschenen drie boxen, in elk ervan kwam een vlekkerig beeld tevoorschijn dat me even bekend voorkwam als het lied, maar op een heel andere manier: dit waren drie actieshots uit de video van de spelende Dexter.
Het eerste toonde hoe Doncevic’ lichaam in de badkuip werd gedumpt. Het tweede liet zien hoe Dexter zijn arm met de zaag optilde en het derde dat de zaag door Doncevic heen sneed. Alle drie waren het korte, twee seconden durende loops die steeds werden herhaald terwijl het lied verder jengelde.
Uit de middelste box keek Weiss me aan terwijl de stem zong: ‘Totdat Brandon Weiss deze kerel een keer te pakken krijgt, en ik beloof je dat hij niet door geluk gered zal worden. Je kunt niet aan me ontsnappen. Want je hebt een gestoorde klootzak van me gemaakt.’
Het vrolijke deuntje kraakte door terwijl Weiss zong: ‘Een gestoorde klootzak. Een gestoorde klootzak. Toen jij Alex vermoordde… werd ik… een gestoorde klootzak.’
Maar in plaats van met een gelukzalige glimlach op te lossen in de eerstvolgende commercial, zwol Weiss’ gezicht op tot het ’t hele scherm vulde en hij zei: ‘Ik hield van Alex en jij hebt hem van me afgenomen, terwijl we nog maar net begonnen waren. In zekere zin is het grappig, want hij was degene die zei dat we niemand mochten vermoorden. Ik vond dat dat… waarder was geweest.’ Hij trok een gezicht en zei: ‘Bestaat dat woord eigenlijk wel?’ Hij stiet een kort, bitter lachje uit en vervolgde: ‘Alex kwam met het idee om lijken uit het mortuarium te stelen zodat we niemand hoefden te vermoorden. Toen jij hem van me afpakte, heb je de enige weggenomen die ervoor zorgde dat ik geen moorden pleegde.’
Even staarde hij alleen maar in de camera. Toen, heel zachtjes, zei hij: ‘Bedankt. Je hebt gelijk. Het is leuk. Ik ga er nog een paar meer doen.’ Hij schonk me een verwrongen glimlachje, alsof hij iets grappig vond maar geen zin had om te lachen. ‘Weet je, in zeker zin bewonder ik je.’
Toen ging het scherm op zwart.
In mijn veel jongere jaren voelde ik me altijd bedrogen, omdat ik geen menselijke gevoelens had. Ik zag de reusachtige barrière tussen mij en de mensheid, een muur van gevoelens die ik nooit zou hebben, en dat vond ik verschrikkelijk. Maar een van die gevoelens was schuld — feitelijk een van de meest voorkomende en machtigste gevoelens — en toen ik me realiseerde dat Weiss me wilde zeggen dat ik de moordenaar in hem had losgelaten, realiseerde ik me ook dat ik me een beetje schuldig moest voelen en ik was heel dankbaar dat dat niet zo was.